Een nieu gheestelijck liedt-boecxken
(1621)–Vrou Gerrits– AuteursrechtvrijNae de wyse: Mijn Godt voedt my.
Ga naar margenoot+U Ionghe schaer
Tot Wieringen woonachtigh,
| |
[pagina 173]
| |
Moet ick te gaer
Met een Liedt zijn ghedachtigh,Ga naar margenoot+
Want mijn ghemoedt
Daer toe seer is gheneghen,
En liefde soet
Doet my hier toe beweghen,Ga naar margenoot+
Al is seer kleyn
Mynen verstandt in desen,
Aen u ghemeyn
Kond' ick niet laten wesen.
Want ghy eenpaert
Gingt seer op my begheeren,
Doen ghy hier waert,
Dus kond' ick't niet af weeren,
Neemt het soo niet,Ga naar margenoot+
Dat ick u soude leeren,
Dan het gheschiedt
Om liefde te vermeeren,Ga naar margenoot+
Als Paulus seyt,
Malkanderen te stercken,Ga naar margenoot+
Soo hy't uytleyt,
En dat in goede wercken.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 174]
| |
Dus laet ons saen
Ga naar margenoot+Malkanderen verstyven,
Al tot vermaen
Ga naar margenoot+Lesen, praten, oft schryven,
Hoe hem den tijdt
Begheeft oft is gheleghen,
Om dan met vlijt
Daer toe te zijn gheneghen,
Van Godes woordt
Ga naar margenoot+Ghestadigh te tracteren,
Dagh en nacht hoort
Ga naar margenoot+In Godes Wet useren.
Die wordt als dan
Ga naar margenoot+By eenen boom gheleken,
Die groeyen kan,
Ga naar margenoot+En wast aen waterbeken,
En zijn vrucht goet
Ga naar margenoot+Brengt tot bequame tyden,
Van smake soet,
Als David doet belyden,
Ga naar margenoot+O jonghe Ieught
Staen wy aldus en bloeyen,
| |
[pagina 175]
| |
Dat wy in deught
Toenemen ende groeyen.Ga naar margenoot+
Wy moeten doch
Ons selfs wel doorsoecken,Ga naar margenoot+
Ofter oock noch
In eenigh kant oft hoecken,Ga naar margenoot+
Een wortel quaetGa naar margenoot+
Steeckt onder onse leden,
Daer't goede zaetGa naar margenoot+
Door mocht worden vertreden,
O jonckheyt groenGa naar margenoot+
Elck wil hem selven proeven,
Wat wy te doen
Hebben, en noch behoeven.
AflegghendeGa naar margenoot+
Wat ons noch druckt ten stonden,
Ende oock meeGa naar margenoot+
Die aenklevende sonden,Ga naar margenoot+
Om gaen den padtGa naar margenoot+
Die seer smal is en nauwe,Ga naar margenoot+
Na 'slevens stadtGa naar margenoot+
Niet moed' worden oft flauwe,
| |
[pagina 176]
| |
O spruyten teer
Ga naar margenoot+Wilt ghy hier overwinnen,
Druckt altijdt neer
V vleesschelijcke sinnen.
Vleysch ende bloedt
Ga naar margenoot+Mach Gods Rijck niet beeerven,
Daerom soo moet
Men die kruyssen en sterven,
Ga naar margenoot+Ende op staen
Al in eenen nieu wesen,
Dus zijt ghy saen
Ga naar margenoot+Met Christo nieu verresen,
Soo wilt gheheel
Ga naar margenoot+Soecken tot alle tyden
Het beste deel,
Ga naar margenoot+Om namaels te verblyden.
Beminde Ieught,
Laet ons doch neerstigh poogen,
Ga naar margenoot+Dat wy in vreught
Namaels vergaren moghen,
Dat gun ons Godt
Door Christum onsen Heere,
| |
[pagina 177]
| |
Oorlof voor't slot
Soo is noch mijn begheren,
Neemt het in danck
Mijn Liedt, al ist wat slechte,Ga naar margenoot+
Niet door bedwanck,Ga naar margenoot+
Maer uyt liefden oprechte.
|
|