Een nieu gheestelijck liedt-boecxken
(1621)–Vrou Gerrits– AuteursrechtvrijNa de wyse: O Syon wilt u vergaren. | |
[pagina 154]
| |
NA dien ick heb vernomen
V droefheyt na den vleys,
Die u is overkomen,
Most ick dichten een reys,
Oft u yet mocht verstroyen
Ofte verquicken gaen,
Ga naar margenoot+V droefheyt wat verstroyen,
Daerom is het ghedaen.
Kond' het u wat vermaken
Ga naar margenoot+In u bedroefden staet,
Daer na soud' ick seer haken
Mijn seer gheliefde maet,
Ga naar margenoot+Ick kan't soo niet uytspreken
Alst in mijn herte leyt,
Ick hoop Godt sal in u ontsteken
Inwendighe vrolijckheyt.
Dat ghy u meught verlusten
In 'sHeeren Wet playsant,
Hopende u Ouders rusten,
Zijnde in behouden handt,
Het is een groot vermaken
Die dit in hem ghevoelt,
| |
[pagina 155]
| |
Voor die Gods Geest recht smakenGa naar margenoot+
Droefheyt daer door verkoelt.
Den strijdt die is ghestreden,
Met haer den loop volendt,Ga naar margenoot+
Beminde weest te vreden
In't gheen u Godt toesendt,Ga naar margenoot+
En valt het u te sware,
Roept Godt tot uwer baet,Ga naar margenoot+
Hy is der Weesen Vare,
De zyne hy niet verlaet.
Komt u oock yets voor handen,
Druck, lyden oft ghequel,Ga naar margenoot+
Van vrienden oft vyanden,
Betoont u altijdt wel,
Wilt lyden en verdraghen
Al wat u hier ontmoet,
Om vrede te bejaghenGa naar margenoot+
Altijdt neersticheyt doet.
Al leyt men u te vooren
Ongheluck min oft meer,
Daer in wilt u niet verstooren,Ga naar margenoot+
Maer neemt tot Godt u keer,
| |
[pagina 156]
| |
Ga naar margenoot+Indien ghy zijt onschuldigh,
V daer niet mee beswaert,
Ga naar margenoot+Weest lijdsaem en gheduldigh,
V tongh en mondt bewaert.
Nu Suster in den Heere
Godt gheef u des Geests kracht,
Ga naar margenoot+Dat ghy altijdt staet weere
Wat u aenkomt onsacht,
Na vleysch en gheest te gader,
V niet te seer verslaet,
Ga naar margenoot+Keert tot Godt uwen Vader,
Hy gheeft uytkomst en raet.
Hier mee wil ick het laten
En u bevelen Godt,
Hy sal u komen te baten,
Ga naar margenoot+Alle die roepen tot
Hem met een vast betrouwen,
Dus weest doch onvertsaeght,
Ga naar margenoot+Een hulper in't benouwen
Is hy, die hem behaeght.
|
|