Een nieu gheestelijck liedt-boecxken
(1621)–Vrou Gerrits– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
Nae de wyse: In blijdtschap boven maten.
EEn sterck gheloove krachtighGa naar margenoot+
Wensch ick tot allen tijt,
Al die den Heer eendrachtigh
Vreesen ghebenedijt,
Die Heere sal u wel bystaen,Ga naar margenoot+
Hierom houdt trouwelijcken aen,
Wijckt niet van die rechte baen.
Laten wy ons op maken
En grypen eenen moedt,
Met oly in ons vaten,
Als wyse Maeghden goet,
Ons Lampen branden laten snel,Ga naar margenoot+
En doen altijt nae Gods bevel,
Dat wy niet komen in 't ghequel.
Daer knerssinghe sal wesen,Ga naar margenoot+
Och wacht u doch daer veur,
Dat ghy niet raeckt in desen,
Want 'tis haest veur de deur.Ga naar margenoot+
Dat wy dan hooren mogen vroet,
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+Komt hier mijn uytverkoren goet,
Besit Gods rijck vol vreughden soet.
Wilt Godt vreesen te deghen,
Ga naar margenoot+Den tijdt is hier niet langh,
Gods woordt laet u beweghen,
Want eeuwigh is soo bangh,
Dus laet ons wel toe sien,
Ga naar margenoot+En altijt het quade vlien,
Met Loths huysvrou niet omme sien.
Want eeuwigh is soo langhe,
Ga naar margenoot+Denckt doch wat om den tijdt,
Ons hert mach worden banghe,
Wy zijnder niet af bevrijdt,
Ga naar margenoot+Dan door Gods ghenade koen,
Dus laet ons tot deughden spoen
Voor den Heer in dit saysoen.
Ga naar margenoot+Ghelooft Christum alleyne
Als Tobias heeft ghedaen,
En meer andere certeyne,
Dus wilt niet langh beraen,
Ga naar margenoot+En blijft volstandigh tot den endt,
| |
[pagina 63]
| |
Gods woort altijt in't herte prent
Soo wort ghy met Godt bekent.
Wilt doch van't quaet af latenGa naar margenoot+
Betert u 'tis meer dan tijdt,
Het leyt niet in veel praten,
Vrymoedigh u misdaedt belijdt
Voor den Heer, want die siet alGa naar margenoot+
Beneden in dit aerdsche dal,
Wacht u van't quaet ghetal.
De Werelt wilt niet minnen,Ga naar margenoot+
Maer schout altijt het quaet,
Hebt Godes Gheest van binnen,
Spreeckt gheen onnutte praet,
Want dat is des Werelts kout,
Dus u vast aen den Heere houdt
En op hem alleen betrout.
Wilt Godt dancken en lovenGa naar margenoot+
Van al dat hy ons gheeft,
Want het komt al van bovenGa naar margenoot+
Dat op der aerden leeft,
Hierom blijft volstandigh fijnGa naar margenoot+
Wilt ghy in't eynde saligh zijn,
| |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+Schout 'swerelts quade schijn.
Zijt Godt den Heer bevolen,
En houdt toch goede moedt,
Wilt van Gods woort niet dolen
Want dat is alsoo soet,
Die hem daer toe maeckt bereyt,
Als Davids eerste Psalm seyt,
Ga naar margenoot+Hy wordt een boom der vruchtbaerheyt.
Wilt dit in danck ontfanghen
Ghelijck Salomon dee,
Doe men bracht met verlanghen
Ga naar margenoot+Geyten hayr, want 'tdiende
Tot vercieringhe, hoort mijn,
Och mochte dit oock soo zijn
In't huys des Heeren fijn.
Is hier wat in vergheten,
Vrienden, al in dit Liedt,
Derthien jaer was ick wilt weten,
Asschen-woensdagh was den tijt,
Ick hope op Godt den Heer,
Ga naar margenoot+Dat hy my sal gheven meer
Wijsheyt in zijn heylighe leer.
|
|