Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 261 Aan C.P. TieleDatum: [eind januari 1861]Ga naar eind* ubl
Zeer waarde Vriend,
Ja, ik had u wel eens vroeger mogen schrijven - maar als 't in Januari niet zoo schriklijk koud was geweest - en als ik daarna niet ziek geworden was - zou ik U allicht eens gesproken hebben. Op Uw verzoek zal ik dezer dagen, niet ƒ 50,- maar ƒ 70,- voor U doen bezorgen bij Uw schoonvader. ƒ 70-want ik heb aan Kruseman nog ƒ 20,- extra voor U gevraagd - als honorarium voor de Veer - dien gij dat immers beloofd hadt? - Wat Uw plannen voor den Christelijken betreft - ik ben tégen een derden Redacteur, en zéer vóór een samenkomst, om t'een en ander eens nader te bespreken. Ik woû het boekske méér belletristisch maken en wel een andere naam geven. De Platen voor den volgenden jaargang zijn nu reeds bij den graveurGa naar eind1.. Doe Gij nu maar vast Uw best om schoone bijdragen te verkrijgen - en laat de ‘Dii minores’ voorloopig buiten spel. Ik heb wel idee dat ik goed voor de poezietjens zal kunnen zorgen. - Dié aankondiging van mijn leekedichtjens in het Volksblad - vind ik misselijk. Wat zijn die menschen nuchter en oppervlakkig! Zij schijnen het ook al te weten! Nu dat christelijk (sic) geleuter van het Volksblad is zeker nog al een krachtige kost - voor den burgerman! Doch ik heb anderen honger en dorst. - In de Arnhemmer koerant heeft een zeer fiksch en uitvoerig stuk over mijn boekske gestaan. Van den kerkelijkenGa naar eind2. heb ik niets gemerkt. Ik ben herstellende - maar houd nog steeds mijn kamer. Misschien mag ik van de week even met rijtuig naar mijn Moeder. Die historie heeft mij geducht aangepakt en ik ben zwak geworden - van al die pijn en al die koorts. Het spijt mij geducht dat ik niet mag komen lezen - want alles ligt gereed. 't Was al àf voor ik ziek werd. Doch ik voel zelf dat ik mij rustig [de rest der brief ontbreekt]. |
|