Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 246 Aan de Vondel-commissieGa naar eind1.Datum: 25 november 1860 uba
Amsterdam 25 November 1860 Mijne Heeren,
Later dan wij gewenscht hadden, doch zoo spoedig mogelijk nogtans, geven wij U bij dezen kennis van de ontfangst Uwer geëerde missive d.d. 14 November 11. Wij danken U voor al de sympathie en bereidwilligheid, die Gij ons betoont en achten het van onzen plicht U, gul en open, de noodige toelichting te verstrekken, ten opzichte van teere punten, welke in Uwen brief worden aangevoerd. Vooreerst. Hadden wij kunnen vermoeden, hadden wij t'eenigzins uit het bericht in ‘de Verbroedering’ kunnen opmaken, dat Gij, mijne Heeren, U wel met de taak hadt willen belasten om als Hoofdkommisie voor geheel Belgiën werkzaam te zijn, niets voorzeker, ware ons aangenamer geweest dan de zorg voor het welslagen onzer plannen geheel en al aan U over te laten. Doch wij verkeerden in den waan - de omstandigheid dat er alléen Brusselaars in Uwe kommissie waren, mag daar mede aanleiding toe gegeven hebben - wij verkeerden in den waan, dat door U alléen voor Belgie's Hoofdstad in dezen, het initiatief was genomen. Ook werd ons al spoedig - officieus - bericht, dat men in andere steden van België gelijke voornemens koesterde, als te Brussel. Dien ten gevolge hebben wij dan ook reeds te Gent en te Antwerpen eenige Heeren uitgenodigd zich tot een kommissie te vereenigen. Te Gent, de H.H. Jules de St. Genois, I.J. Heremans, Ph. Blommaert, F. Snellaert, F. Rens, Ed. Willequet, P. de Baets. te Antwerpen de H.H.J. van Beers en Mertens. Maar na de ontfangst van Uw brief hebben wij terstond verdere uitnodigingen gestaakt, en wij hopen nu te handelen in Uwen geest, als wij U voorstellen Uwe goede zorgen verder dan Brussel uit te strekken en wel als centrale kommissie | |
[pagina 202]
| |
voor Brabant te willen ageeren. Wij zullen dan een diergelijk verzoek richten tot de kommissies te Gent en te Antwerpen. Evenwel - wij voor ons ontveinzen het niet - kòn het nog geschikt worden, dat de Brusselsche kommissie als Hoofdkommissie voor geheel Belgiën fungeerde, dit zou ons wel het aangenaamst zijn, daar het onze werkzaamheden byzonder zou vereenvoudigen en vergemakkelijken, en allezins nuttig zijn voor de orde en de goede zaak. Voorts, wat betreft òns schrijven aan Z.M. den Koning der Belgen, wij meenden dat de beleefdheid dit in de eerste plaats van òns vorderde. Bovendien wij konden in dien brief zeggen wat de Belgische kommissie niet - of altans niet - van ditzelfde standpunt - zeggen kon. In elk geval neemt ons schrijven niet weg, dat Gij mijne Heeren! van Uwe zijde een gelijke demonstratie doet, waardoor ons Verzoek ongetwijfeld een dubbelen klem verkrijgen zou! Ontfangt onzen warmen dank voor de belofte dat Gij - niettegenstaande de in Uw brief geöpperde bedenking - onze pogingen ook in dezen krachtig zult ondersteunen! Een afschrift van onzen brief aan Z.M. Koning Leopold voegen wij, ter volledige toelichting van dit punt hierbij. - Eindelijk nog hebben wij U te berichten dat ook wij met genoegen en belangstelling het schrijven van den Heer Leonard de Cuyper - waarvan Uwe vriendelijkheid ons kopij gaf - hebben gelezen. In de eerste algemeene Vergadering onzer kommissie zullen wij dit stuk ter tafel brengen. - Verblijdt ons met een spoedig andwoord op hetgeeen wij U voorstellen, en ontfangt mijne Heeren! de verzekering onzer oprechte hoogachting.
De Hoofdkommissie tot stichting van een Gedenkteeken voor Joost van den Vondel J. van Lennep Vz. P.A. de Genestet secr. |
|