Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Brief no. 144 Aan C.P. TieleDatum: 17 mei 1858 ubl
Lieve Vriend, Blijft Ge nog bereid ons Uw vrijbeurt van 30 mei af te staan en dien Zondag hier voor mij des morgens te preêken, als Gij beloofde? De Kerkeraad vergoedt Uw reiskosten, als naar gewoonte. Met een spoedig en gunstig andwoord zoudt Gij mijn ziel zeér verkwikken, - Ik ontfing van Uw Oom de plaatjens voor den Christelijken. Twee vond ik goed, twee minder. Voor de eerste, de goede, heb ik beloofd, bijschriften te leveren. Aan vaerskens zal het niet ontbreken. Flink proza zij nu maar onze zorg - Uwe zorg vooral, o jeugdig Mederedakteur. Huet en Pierson - breng ik aan. Gij moet Ina eens een brief schrijven. Ik hoop haar dan van den zomer een visite te maken. Ook Mensinga moet geprest. Van Kollega Rogge heb ik niets meer gehoord. Daarover treur ik niets. Weet Ge dat hij weer ‘gekoolhaasd’Ga naar eind1. heeft? Ik heb ook mijn vriend v. GorcumGa naar eind2. te Eemnes gezegd, dat hij eens zou beproeven een aardig stukjen voor ons te schrijven. Hij had er wel lust in. En hij begrijpt onze eischen. - Wij immers, zeggen tot onze medewerkers maar het kontraire van 't geen volgens van Lennep-WillebrordGa naar eind3. c.s. tegen de Friezen zeiden: Geeft ons maar geen traktaatjes - Dan zijn we goede maatjens. Willebrord zei: Leest nu maar braaf enz. Groet Uwe waarde Echtgenoote van mij, en wees gegroet van
Uw liefh. P.A. de G. Delft
|