Brief no. 98 Aan G.J. de Clercq
Datum: 25 februari 1856
uba
Beste Gideon,
Verleden week heb ik dag aan dag gewacht iets van U te zullen hooren. Wij hadden immers afgesproken dat Gij mij melden zoudt, wanneer onze Aad bij U dineerde? Nu vernam ik gisteren dat hij óok te Rotterdam was geweest - en Gij hebt mij taal noch teeken gegeven. t' Is immers alles wel?
Wij gaan morgen ochtend naar Amst. voor 14 dagen. In dien tijd, is het niet? kan in uw Huis een nieuwe kreet worden gehoord. Ik wil niet verder van U gaan - zonder U gezegd te hebben, hoe ik, hoe wij gedurende deze dagen Uw Anna en U biddend gedenken. Geve de Heer, dat zij, zonder veel lijden, een gelukkige Moeder moge worden! Hij zij met U, in die ure, die - al gaat alles voorspoedig - nogtans meest altijd een bange ure mag heeten.
Bij ons bloeit alles onder Gods rijken Zegen. Joanna loopt alleen de kamer rond en ontwikkelt een zeer praktischen aart, in kontrast met de meer poëtische Maria. t'Is een genot - die schepseltjens!
Ik verbeeld mij, dat er in den Hemel ook wel amusante, lieflijke kindertjens wezen moeten - want zij maken soms de aarde tot een paradijs - al storen zij de ouderlijke dweeperij ook gedurig door de zeer aardsche, openbare vermelding hunner behoeften. Ik hoor steeds meer en meer het gerucht dat Ds. Heemskerk van Amsterdam wel naar Rotterdam zou willen.
Nù, dierbaarste, neem dit woord uit een vol gemoed voor lief. Ontfang zegenende groeten voor U en Anna van mijn Jetjen. Met een handdruk, Godebevolen, van niet zonder haast,
Uw P.
P.S. Ik had een zeer aangenaam en in-intressanten middag bij Prof. Pruys v.d. Hoeven.
Groet Hubrecht van mij
Adres: Wijnstraat
Rotterdam.