Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 92 Aan C.P. TieleDatum: najaar 1855 (waarschijnlijk oktober) ubl
Lieve Vriend, ik heb even veel lust als gij tot het samenstellen van een Kalender. Ik schreef haast even graag een hebreeuwsche grammatica. Gemakshalve oordeel ik dus ook maar het beste die van de vrienden weêr over te nemen. D.V. kunnen wij dan aanst. jaar eens iets anders, iets ‘heel komieks’ bedenken, bijv. voor elken dag van 't jaar een waarschuwend voorbeeld, uit het leven van allerlei Onheiligen. Zeg eens, Gij hebt nu immers toch aan InaGa naar eind1. geschreven, zooals ik U verzocht in mijn laatsten? Of gij van der Pot zult poetsen of polsen kan ik uit den Uwen niet recht opmaken. De Laatste loodjens wegen wel het zwaarst. Doch Uw OomGa naar eind2. kan over mij niet klagen. Ik heb nog wel vier maal zooveel ‘poezij’ van mijn eigen hand afgestaan, als verleden jaar - en ik heb nog wel iets. Ik verlang eens naar Rotterdam te komen - maar ik heb hier een lieve zieke, die ik dagelijks bezoek - en wier einde ik al sinds eenige dagen heb te gemoet gezien. Hierdoor ben ik ook gebonden. Anders kwam ik eens praten. Nu misschien aan 't einde der week. Knoop eens in Uw oor, dat ik gaarne in de laatste helft van Nov. met U zou willen ruilen. Hebt ge nog iets van Uw broeder te Utrecht gekregen, dat ons zou kunnen | |
[pagina 80]
| |
lijken? Dank voor Uw zegengroet. Het gaat met de mijnen gezegend. En dat is mijn grootste geluk. - wilt Gij aan Mensinga eens schrijven? Perfekt. Dat hij per omgaande iets over de zee zende. Groet de Uwe, die immers gantsch hersteld is? en weet mij
Uw liefh. P.A. de G. Dingsdag-avond. |