Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 30 Aan G.J. de ClercqDatum: 17 juni 1853 uba
Delft 17 Juny 53.
De ziele van den Ondergeteekende begint zeer vuriglijk te verlangen wederom eens het ‘aanschijn’ te zien van den toekomstigen SchiedammerGa naar eind1., die zulk een ‘dolletjes lekkeren prettigen’ brief aan 's mans bloeijende huisvrouw geschreven heeft. Hebt ge nu al terrein? En wanneer koomt gij het eens opnemen? En hoe staat het met alles? Ik ben ziek geweest, dat is te zeggen, ik heb verleden week in bed gelegen, wegens zware koû, die ik gevat had en - verzuimd. Sinds eergisteren pas, voel ik mij weêr fiksch, schoon ik nog slap ben en ook aanst. Zondag niet preêken magGa naar eind2.. Mijn dokter heeft mij tot werk opgegeven om lui te zijn en daar doe ik nu mijn best voor. Lucht is de beste medicijn - en onze hof is verrukkelijk. JeanneGa naar eind3. heeft van de week bij ons gelogeerd en nu, sinds gisteren hebben we Dina, die tot morgen avond blijft. Maandag koomt Mama al en dan hope ik dat onze kleine lieveGa naar eind4. ook maar spoedig komen zal. Ik ben, God dank! vol moed en hope en vertrouwen en weet niet hoe ik dankbaar genoeg zal zijn voor den zegen, dat mijn vrouwken zich zoo fiksch houdt en er zoo heerlijk uitziet en zooveel vrede in het hart heeft! Ik heb idee dat het nog wel een poosjen duren zal - een week twee, drie, - eer wij het evangelie der liefde hier ook uit den mond van een ZuigelingGa naar eind5. zullen hooren, als God wil - maar de Vrouw heeft verwachting dat het vrij spoedig gebeuren zal. Gij zult zeker onder de eersten tijding hebben en als je dan niet eens gaauw hier koomt (ik wacht U nog eens voor dien tijd ook, hoor!) zet ik een hatelijke advertentie in den koerant tegen je fabriekGa naar eind6.. Dat blijft dan zoo afgesproken. Gewichtige dingen heb ik U niet te schrijven. Het trof verl. week al zeer verdrietig dat ik ziek was, want wij hadden juist groote Vergadering der Broederschap te Rotterdam. ‘J'ai brillé par mon abscence’. De twee Scheltemaas en van HeijstGa naar eind7. brachten mij een bezoek. De dominees hier hebben ook van hunne belangstelling door visites getuigd. Met Zubli kan ik het, bij alle verschil van sommige meeningen, steeds goed en altijd beter vinden. Maandag en Dinsdag hebben we Heer en Mevr. KrusemanGa naar eind8. gehad. Overdag waren ze in den HaagGa naar eind9.. Ze waren bijzonder uit over de Heerdensche kleinkindertjensGa naar eind10. en zeer lief en hartelijk. Zij vonden het hier overheerlijk en Mevr. woû ook deze kánt wel uit en dan zoo'n lief huis, etc. etc. - Ik verlang voor U naar den tijd dat Gij met Uw Anna in 't publiek kunt ver- | |
[pagina 28]
| |
schijnen. Hebt gij idee dat zij nog eens een paar dagen hier zal kunnen en willen komen? Ik zou dat heel aardig vinden. Gij zoudt dan 's morgens en 's middags naar Schiedam kunnen gaan voor Uwe werkzaamheden en de rest van den dag bij ons doorbrengen ... o Zoete lieve plannetjens! dat ik U verwezenlijkt zag! Als alles wel gaat - en dat geve de Heer! - hopen wij U samen toch eens spoedig te zien, geärmd etc. door ons paradijsjen wandelend. Laat mij nu spoedig eens iets van U hooren of nog liever - koom mij eerstdaags weêr eens den vreugdenjubel ontrukken van de laatste maal en stel U tevreden met dit geknoei, daar ik mij volstrekt niet bij ‘ingespannen’ heb. Mijn allerliefste en mijn Zuster groeten U. Zeg aan AadGa naar eind11. dat ik het verdrietig vind zoo niets van hem te bemerken. Groet Uw Moeder en Goosken. Arme stumperts, Aad, Goos etc. etc. die geen huizen kunnen krijgen in Amsterdam en zoo gaarne een nestjen bouwden! Als Aad tuinman bij mij wil worden kan hij vrij wonen in de mangelkamer. Daar is een bedsteé en er kan gekookt worden - wat wil men meer? Ik moet U nog uit naam van de Mijne in vele lieve bewoordingen danken voor den brief aan Haar gericht ... Als Gij hier koomt zullen wij beide u tot de handkus toelaten. Nu vind ik mij zelf zoo laf dat ik maar eindigen zal. Wees omhelsd van
Uw hartelijk liefh. P. |
|