Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
weet dat ik U een langer tijd van beraad had verzocht, omdat het niet zeker was of Delft de vereischte handopening verkrijgen zou. Nu mag en wil ik U niet langer ophouden. Redenen, niet van eigen belang - maar van geweten, roepen mij naar Delft en noodzaken mij voor het beroep naar Uwe Gemeente te bedanken. Toch, laat mij U zeggen, wat ik aan velen gezegd heb: gaarne zou ik onder U werkzaam geweest zijn en onuitwischbaar blijft de herinnering in mijn harte van Uwe belangstelling mij zoo eenparig en dringend betoond. Waarlijk, de Heer weet hoeveel moeite en strijd het mij gekost heeft, toen Delft mij werd aangeboden juist op denzelfden dag toen ik Uw beroepsbrief ontfing - tot een beslissing te komen. Vergeeft, Geliefde Broeders, dat ik U zoo lange heb opgehouden en eindelijk nog móet bedanken: bedenkt dat dit geheel onwillekeurig en buiten mijn schuld is geschied; ik kon en mocht U immers niet schrijven eer de zaak van Delft officieel bekend was? Ontfang mijn broederlijke, hartelijke groeten; Gods milde zegen ruste op U en de gemeente te Moordrecht! Gedenkt somtijds in liefde hem, die, zoo de Heer het niet anders bestemd had in Zijne Wijsheid, om wier licht ik gebeden heb in mijn tweestrijd - U zoo gaarne, naar Zijne krachten, als Herder en Leeraar gediend zou hebben! Wees verzekerd dat ik nimmer de eerste gemeente vergeten zal, die mij zoo liefderijk haar vertrouwen geschonken heeft. Nogmaals: De Heer zegene en behoede U naar de gebeden van hem, die met hoogachting en liefde moge blijven,
Eerw. en veelgeliefde Broeders in den Heer,
|
|