Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 4 Aan S.J. van den BerghDatum: 20 juli 1852 kbg
Waarde Vriend,
wat spijt het mij dat we elkander weêr in zoo lang niet gezien en gesproken hebben! Dat ik het druk heb - begrijpt gij Zondag aan Zondag in onze noodlijdende gemeentenGa naar eind1. prediken! Wanneer ik te 's Hage zal komen weet ik niet. Maak U voorts niet ongerust over mijn houding tegenover den Aurora: Gij krijgt een vaers van mij, dat u lijken zal, hope ik. De warmte heeft mij in mijn gestel en in mijn plannen en werkjes vreeslijk gehinderd; voeg er bij dat ik sinds zes weken aanhoudend aan mondpijn souffreer, ook al waarschijnlijk van de warmte en de vele tochten die ik op mijn vele reisjens heb opgelopen. de kritiek in de EuropaGa naar eind2. vond ik allerliefst en hier en daar uitnemend juist - Schoon ik in vele opzichten sterk van gevoelens verschil - De recensent schijnt | |
[pagina 4]
| |
meer op te hebben met louter gevoel - dan met gevoel in kúnstvorm verborgen of neêrgelegd. Is it not? - De GidsGa naar eind3. laat nog zijn oordeel wachten. t'Is mogelijk dat ik aanst. week even in 't Haagje kom en U verras. Vrouw en kroost zijn wel, bid ik? Doe der eerste mijne groeten s.v.p. t'Is zonde, maar wat ben ik in lang niet in de Schoolstraat geweest! Ik schaamde mij zeker - indien mijn geweten mij niet gelijk gaf, wanneer ik zeg dat het mijn schuld niet is. Dit briefjen is niet meer dan een handdruk. Goed dat er postzegels zijn! Adieu; met het verlangen in 't hart U spoedig te kunnen komen zien, in haast Yours Truly
|
|