Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie(1633)–Pieter van Gelre– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Twee-spraeck. H.K. VEel wat'ren sullen niet V liefd' uyt cunnen blussen. Chri. Mijn aertsche siele, siet, Dus koom ick om te kussen V wanghen, die my sijn Veel soeter dan de Wijn. H.K. En soeter als de dou, Die snachts het groen ghebou Bevochticht, sijt ghy voor Mijn bleecke drooghe lippen. Chri. Verschrickt niet, datter door Mijn kleets ghescheurde slippen, Vertoonen aen mijn le'en, Veel open blauwe ste'en. 'Tis om dat ick de Son Uw's liefde, niet en kon Ontschuylen. H.K. Ach, heeft die, Dus deerlijck u gaen branden? Een luttel toeft, en sie Ick daer niet in u handen [pagina 11] [p. 11] Twee open wonden? Ach! Chri. Wat is u lief? H.K. Ick magh V dus ellendich schier Niet sien. Chri. Een roo Angier Ben ick om uwe wil, Door 't bloeden, gantsch geworden. H.K. Sal ick dan swijghen stil? Daermen u soo om-gorde Met smart, om my? Ach neen. Ick sal u minne lof, Terwijl wy samen tree'n, In dit triumphich Hof, Gaen singhen, op mijn langh Bedroefde Harp, met vreuchden Hoe dat u kints ghesang', In Bethlem ons verheuchden. En in u Outheyt, hoe De trouwe minne, doe' V bitterlijcke heeft Ter doodt toe, om-ghesweeft. Chri. Laet hooren, lief het sal Mijn wonden weer ghenesen. H.K. Het eerste moet voor al, Van u toekomste wesen. Vorige Volgende