Genus en geslacht in de Gouden Eeuw
(1966)–G. Geerts– Auteursrechtelijk beschermdEen bijdrage tot de studie van de nominale klassifikatie en daarmee samenhangende adnominale flexievormen en pronominale verschijnselen in Hollands taalgebruik van de zeventiende eeuw
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Geëxcerpeerde bronnenGa naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit P.H. van Moerken, Het Nederlandsch Kluchtspel in de 17de eeuw, 2 dl. Sneek [1899] worden het volgnummer van de klucht en tussen haakjes de pagina's vermeld; M = Moerkerken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Lijst van titels van geraadpleegde en aangehaalde werkenAmpzing S., Nederlandsch Tael-bericht. Aen Den Goedwilligen, ende verstandigen Lezer ende Liefhebber van onze Nederduytsche Talen, voor: Beschryvinge ende lof der stad Haerlem. Haerlem [1628] (in Zwaan 137-191).
Aron A.W., The Gender of English Loan-Words in Colloquial American German. Curme Volume of Linguistic Studies. Baltimore [1930].
Becker B., Coornhert's ‘verduytsching’ van de Vlaamsche Vertaling van Boëthius, in Ts. 57, 241-258 [1938].
Bekouw J.H., Bannelingen en Vluchtelingen uit Ronse. 2 dl. Naarden [1941 en 1949].
Bekouw J.H., Vluchtelingen uit Hondschoote en Omgeving, hs. gedeponeerd op het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag. (Zie ook Jaarboek, hieronder blz. 259.)
Benveniste E., La Nature des Pronoms, in For Roman Jakobson. Den Haag [1956].
Berg B. van den, Oude Tegenstellingen op Nederlands Taalgebied. Een dialektgeografisch Onderzoek met zes Kaarten. Leiden [1938].
Beughem A.E. van, Bijdrage tot de Studie van het Geslacht der Zelfstandige Naamwoorden in de Zuidnederlandsche Dialecten. Tongeren [1934].
Bilderdijk W., Nagelaten Voorlezingen over de Hollandsche Taal. Uitgegeven door A. de Jager. Arnhem [1875].
Bloomfield L., Language7. London [1962].
Bo L. de, Westvlaamsch Idioticon. Brugge [1873].
Bock E. de, Vlaanderen en Nederland, in: Vlaanderen door de Eeuwen heen3 2, 45-52. Brussel-Antwerpen [1951-1952].
Boekenoogen G.J., De Zaansche Volkstaal. (Woordenboek). Leiden [1897].
Bont A.P. de, Dialekt van Kempenland. Meer in het bijzonder d'Oerse Taol. 2 dl. Assen [1952-1953].
Borger J.J., Haags uit de tweede Helft van de 17de eeuw, in Ts. 69, 49-80 [1952].
Bouman P.J., Van Renaissance tot Wereldoorlog7. Vier eeuwen culturele en sociale Geschiedenis van Europa. (Prisma 345). Utrecht-Antwerpen [1958].
Branden L. van den, Het Streven naar Verheerlijking, Zuivering en Opbouw van het Nederlands in de 16de Eeuw. Gent [1956].
Brill G.W., Over het grammatisch Geslacht der Naamwoorden. Redevoering. 's-Hertogenbosch [1860].
Brom G., Boekentaal. Amsterdam [1955].
Bruin C.C. de, Invoering en Ontvangst van de Statenvertaling, in: De Statenvertaling 1637-1937. Haarlem [1937].
Burn J.S., The History of the French, Walloon, Dutch and other Foreign Protestant Refugees settled in England. London [1846].
Caron W.J.H., Klank en Teken bij Erasmus en onze oudste Grammatica. Groningen [1947].
Caron W.J.H., Interpretatie van 17de-eeuwse Casusleer, in Handelingen van het zevenentwintigste Nederlands Filologencongres, Utrecht 1962, 87-89. Groningen [1962].
Caron W.J.H., Zie Van Heule.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Caron W.J.H.
Caron W.J.H., Zie Leupenius.
Caron W.J.H., Zie Spiegel.
Collinson W.E., Indication. A Study of Demonstratives, Articles and other ‘Indicators’. Baltimore [1937].
Coornaert E., Un centre industriel d'autrefois. La Draperie-Sayetterie d'Hondschoote. Paris [1930]
Coussemaker E. de, Troubles religieux du XVI siècle dans la Flandre Maritime 1560-1570. Documents. Originaux. Bruges [1876].
Crena de Iongh A.C., G.C. van Santen's Lichte Wigger en Snappende Siitgen. Zeventiende-eeuwse Gesprekken in Delfts dialect. Assen [1959].
Cunningham W., Alien Immigrants to England. London [1897].
Daan Jo, Amsterdamse Dialecten in het Verleden. Amsterdam [1954].
Dafforne R., Grammatica ofte Leez-leerlings Steunsel. Amsterdam [1627].
Degroote G., Voorklanken der Renaissance, in N. Tg. 45, 177-193 [1952].
Deroy L., L'Emprunt Linguistique. Paris [1956].
Dijksterhuis E.J., Simon Stevin. 's-Gravenhage [1943].
Dillen J.G. van, Omvang en Samenstelling van de Bevolking van Amsterdam in de 17e en 18e Eeuw Amsterdam [1954].
Dorsten J.A. van, Thomas Basson. Leiden [1961].
Duinkerken A. van, Rembrandt intra Muros, in D.W.B. 108, 19-34 [1963].
Eerzamen F. den, Bijdragen tot de Kennis van het Goereese dialekt, in N. Tg. 18, 246 vg. en 289 vg. [1924].
Eggen J.L.M., De Invloed door Zuid-Nederland op Noord-Nederland uitgeoefend op het einde der XVIe en het Begin der XVIIe eeuw. Gent [1908].
Ellerbroek-Fortuin E., Amsterdamse Rederijkersspelen in de zestiende Eeuw. Groningen [1937].
Ervin Susan M., The Connotations of Gender, in Word 18, 248-261. New-York [1962].
Es G.A. van, Protestantsche Letterkunde in de eerste Helft der 17e Eeuw, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Vierde deel. De Letterkunde van Renaissance en Barok in de Zeventiende Eeuw2. 7-210 [1948].
Es G.A. van, Hervorming en Calvinisme, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Derde deel. De Letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn Dochters2. 152-241 [1944].
Fausel E., Die deutschbrasilianische Sprachmischung. Probleme, Vorgang und Wortbestand. Berlin [1959].
Franck J., Mittelniederländische Grammatik2. Leipzig [1910].
Frei H., Systèmes de Déictiques, in Acta Linguistica 4, 111-129 [1944].
Geerts G., Onderzoek naar het Genus van de Substantieven in Zuid-Nederland (hs. 1957; Instituut voor Dialectologie Leuven).
Geerts G., Op z'n plaats, in N. Tg. 58, 195 [1965].
Geerts G., Coornhert en de Twe-spraack, in Ts. 81, 261-269 [1965].
Geerts G., De Valentie van ze in Vroegnieuwhollands Taalgebruik, in Handelingen v.d. Kon. Zndl. Mij. v. Taal- en Letterk. en Gesch. XIV, 339-350 [1965].
Geyl P., Geschiedenis van de Nederlandse Stam. 6 dl. Amsterdam-Antwerpen [1961].
Gezelle G., Loquela3 (ed.-Craeynest). Amsterdam [1946].
Gherwen A. van, Voor-loperken, inhoudende Een kort Onderricht der Letter-Kunst. Dat is 't Welspellen des Neder-Duytschen Taals. Gouda [1624].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghijsen Ha. C.M., Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. Den Haag [1964].
Ginneken J. van, Drie Waterlandse dialecten. Alphen aan de Rijn [1954].
Gleason H.A., An introduction to Descriptive Linguistics. New York [1955].
Goemans L., Leuvensch Taaleigen. Woordenboek. I [1936] en II [1954].
Goemans L., Over het Geslacht van aan het Fransch ontleende Zaaknamen in het Nederlandsch, in Versl. Med. K. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde 1937, 769-789.
Groot A.W. de, Structural Linguistics and word classes, in Lingua 1, 427-500. Amsterdam [1948].
Groot A.W. de, Inleiding tot de Algemene Taalwetenschap. Tevens Inleiding tot de Grammatica van het Hedendaagse Nederlands2. Groningen [1964].
Grootaers L., De aangeblazen H in het Oosten van ons Land, in Versl. en Meded. Kon. Vla. Acad. 1942, 217-225.
Grootens P.L.M., Dominicus Baudius. Een Levensschets uit het Leidse Humanistenmilieu 1561-1613. Nijmegen-Utrecht [1942].
Haeringen C.B. van, Intervocaliese d in het Nederlands [1927] in Neerlandica2 108-133 [1962].
Haeringen C.B. van, De Zuidnederlandse Afkomst van j uit intervocaliese d [1927] in Neerlandica2 133-157 [1962].
Haeringen C.B. van, De Opbouw van de algemeen beschaafde Uitspraak van het Nederlands (recensie van Hellinga's gelijknamige werk), in Ts. 58, 308-319 [1939].
Haeringen C.B. van, Naamvallen bij Eigennamen van Personen en bij Verwantschapsnamen, in N. Tg. 40, 250 vg. [1947] (in Neerlandica2 209 vg [1962]).
Haeringen C.B. van, Een paar Aantekeningen bij Telwoorden, in N. Tg. 42, 255-258 [1949].
Haeringen C.B. van, Op zen plaats, in N. Tg. 44, 35 [1951].
Haeringen C.B. van, Genus en Geslacht. Het Voornaamwoordelijk Gebruik in de Gesproken Taal. Amsterdam [1954].
Halteren B. van, Het Pronomen in het Nederlandsch der XVIde Eeuw. Wildervank [1906].
Hasselrot B., Études sur la formation diminutive dans les langues romanes. Uppsala-Wiesbaden [1957].
Heeroma K.H., Hollandsche Dialektstudies. Groningen [1935].
Heeroma K.H., De Herkomst van de Hollandse Diftongering, in Ts. 57, 276-298 [1938].
Heeroma K.H., Taalnatuur en Taalcultuur. Groningen-Batavia [1949].
Heeroma K.H., De ie als Plus-foneem van de Reductievocaal, in Ts. 77, 187-202 [1959].
Heeroma K.H., Wat is Assimilatie? in N. Tg. 54, 245-251 [1961].
Heeroma K.H., Diederik Buisero. De Schoonste, of het Ontzet van Schevening. Een Scheveningse tekst uit 1717. Amsterdam [1963].
Heinsius J., Klank- en Buigingsleer van de Taal des Statenbijbels. Groningen [1897].
Heinsius J., De Taal van den Statenbijbel, in: De Statenvertaling 1637-1937, 147-180. Haarlem [1937].
Hellinga W. Gs., De opbouw van de Algemeen Beschaafde Uitspraak van het Nederlands. Amsterdam [1938].
Helten W.L. van, Middelnederlandsche Spraakkunst. Groningen [1887].
Helten W.L. van, Vondel's Taal. Een Proeve van Onderzoek naar de Grammatica van het Nederlandsch der zeventiende Eeuw. Rotterdam [1881].
Helten W.L. van, Bijdragen tot de Dietsche Grammatica. XVI. Si, se, wijzende op een masculinum of neutrum, in Ts. 10, 210 [1891].
Helten W.L. van, Over den genitief op -es der vrouwelijke langlettergrepige i-stammen in het Nederlandsch, in Ts. 20, 302 [1901].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helten W.L. van, Over de Factoren, die in het beschaafde Nederlandsch de oude grammaticale Onderscheiding tusschen masc. en vrouw. Substantieven onmogelijk hebben gemaakt, in Ts. 32, 26-34 [1913].
Hermkens H.M., Teksteditie, in N. Tg. 56, 79-83 [1963].
Hermkens H.M., Bijdrage tot een hernieuwde Studie van Constantijn Huygens' Gedichten. Nijmegen [1964].
Hessels J.H., Archivum Ecclesiae Londino-Batavae. 4 dl. Cantabrigiae [1887-1897].
Heule Chr. van, De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst. Leyden [1625]. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.J.H. Caron. Groningen [1953]. (Trivium nr. 1 dl. 1).
Heule Chr. van, De Nederduytsche Spraec-konst ofte Tael-beschrijvinghe. Leyden [1633]. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.J.H. Caron. Groningen [1953]. (Trivium nr. 1 dl. 2).
Hilarides J., Niewe Taalgronden der Neederduitsche Taal weegens het gebruik der Voorleedekens de/den: die; deeze/dit/dat/het; en de Neederlantsche Woordrekkinge voor Daavid van Hoochstraaten Med. Doct. en conrector t'Amsterdam opgesteld door Joh. Hilarides. Fraaneker [1705].
Hol A.R., De -n na toonloze Vocaal in Werkwoordsvormen, in Bundel Opstellen... aangeboden aan Prof. dr. C.G.N. de Vooys 169-180. Groningen [1940].
Hooft P.C., Waernemingen op de Hollandsche Tael [± 1635] (in Zwaan 235-256).
Hoogstraten D. van, Aenmerkingen over de Geslachten der Zelfstandige Naemwoorden ten dienst der Taellievenden tot een proeve opgesteld door D. van Hoogstraten. Amsterdam [1700].
Horst D.J.H. ter, Daniel Heinsius (1580-1655). Utrecht [1934].
Horn W., Neue Wege der Sprachforschung (Die Neueren Sprachen. Beiheft 32) [1939].
Hubert A. de, Noodige Waarschouwinge aan alle liefhebbers der Nederduijtze tale, voor: De Psalmen des Propheeten Davids. Leyden [1624] (in Zwaan 123-131).
Huet C. Busken, Het Land van Rembrand. 2 dl. Haarlem [1882-1884].
Huizinga J., Nederland's Beschaving in de zeventiende Eeuw, in Verzamelde Werken 2, 412-507. Haarlem [1948].
Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie. 's-Gravenhage 13 [1959], 14 [1960], 16 [1962].
Jacobsen R., Carel van Mander (1548-1606) dichter en prozaschrijver. Rotterdam [1906].
Jong A.C. de, H.L. Spiegels Hertspiegel. Amsterdam [1930].
Jong A.C. de, Henric Laurens Spiegel, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Derde deel. De Letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn Dochters2. 388-405 [1944].
Kate L.H. ten, Aenleiding tot de Kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche Sprake. 2 dl. Amsterdam [1723].
Kern J.H., Over de Taal van de Brieven van Huygens' Zusters en Dorothea van Dorp, in Ts. 48, 49-113 [1929].
Koelmans L., Teken en Klank bij Michiel de Ruyter. Assen [1959].
Koelmans L., Bontekoe zelf, in N. Tg. 56, 153-158 [1963].
Kloeke G.G., Dialectgeographische Onderzoekingen I. De Aanspreekvormen in de Dialecten onzer Noordelijke Provinciën, in Ts. 39, 238-273 [1920].
Kloeke G.G., De Hollandsche Expansie in de zestiende en zeventiende Eeuw en haar Weerspiegegeling in de Hedendaagsche Nederlandsche Dialecten. Proeve eener historisch-dialectgeographische synthese. Met een kaart. 's-Gravenhage [1927].
Kloeke G.G., De Amsterdamsche Volkstaal voorheen en thans. Amsterdam [1934].
Kloeke G.G., Haagse volkstaal uit de achttiende Eeuw, in Ts. 57, 15-56 [1938].
Kloeke G.G., Herkomst en Groei van het Afrikaans. Leiden [1950].
Kloeke G.G., Gezag en Norm bij het Gebruik van Verzorgd Nederlands. Amsterdam [1951].
Kloeke G.G., Verbastering, in Ts. 69, 180-183 [1952].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kloeke G.G., Beschaafdentaal, in Ts. 69, 294-313 [1952].
Kloeke G.G., A(lgemeen) B(eschaafd) N(ederlands), in: Opstellen aangeboden aan Dr. F.K.H. Kossmann 69-78. Den Haag [1958].
Knutson A., The gender of words denoting living beings in English and the different ways of expressing difference in sex. Lund [1905].
Knuvelder G., Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde2. Tweede Deel 1567-1766. 's-Hertogenbosch [1958].
Kok A.L., Ontwerp der Nederduitsche Letterkonst. Amsterdam [1649].
Kollewijn R.A., Het Taaleigen van Bredero (recensie van J.O.S. van der Veens gelijknamige werk), in Museum 13, 52-57 [1906].
Kollewijn R.A., Opstellen over Spelling en Verbuiging3. Groningen-Den Haag [1916].
Kolthoff I.B., Het Substantief in het Nederlandsch der 16de Eeuw. Groningen [1894].
Kooiman K., Twe-spraack van de Nederduitsche Letterkunde ofte Vant Spellen ende Eyghenscap des Nederduitschen Taals. Groningen [1913].
Kooiman K., Een oude Critiek op Hoogstraten's Geslachtslijst, in Ts. 36, 309-317 [1917].
Kossmann F., De Varianten van Hoofts Granida, in Ts. 36, 97-151 [1917].
Kuiper G., Orbis Artium en Renaissance. Harderwijk [1941].
Kuiper G., De Waardering van Spiegels Twe-spraack. Harderwijk [1947].
Kuiper G., Bijbeltaal en Moedertaal. Assen [1952].
Kruisinga E., A Grammar of Modern Dutch. London [1924].
Kruisinga E., Het Nederlands van Nu. Amsterdam [1938]. Tweede Druk. Herzien en uitgebreid door H. Godthelp. Amsterdam [1951].
Kruisinga E., Nederlands en Duits. Groningen-Batavia [1947].
Kruyskamp C., Mariken van Nieumeghen. Klassieke Galerij 66. Antwerpen [1954].
Landheer H.C., Het Dialect van Overflakkee. Met een Vocabularium. Assen [1955].
Leupenius P., Aanmerkingen op de Neederduitsche Taale. Amsterdam [1653]. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.J.H. Caron. Groningen [1958]. (Trivium nr. 4).
Leupenius P., Naaberecht Gedaan op J.v. Vondelens Noodigh Berecht over de Nieuwe Nederduitsche Misspellinge. Amsterdam [1654]. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.J.H. Caron. Groningen [1958]. (Trivium nr. 4 blz. 59-68).
Leys O. (en J. van der Schaar), Vlaamse Vrouwennamen en Hollandse Naamgeving in de Middeleeuwen, in Bijdragen en Mededelingen van de Naamkunde Commissie 14, 51 [1959].
Ljungerud I., Zur Nominalflexion in der Deutschen Literatursprache nach 1900. Lund [1955].
Loey A. van, Middelnederlandse Spraakkunst. I. Vormleer4. Groningen [1964].
Loey A. van, Zie Schönfeld.
Loosen L., Lodewijk Makeblijde. Hymnen en gezangen. Ingeleid en van Aantekeningen voorzien (1565-1630). Zwolle [1964].
Mendels Judi I.H., Leeuwenhoek's Taal, in N. Tg. 41, 123-129 [1948].
Michels L.C., Over het Waarnemen van Taalverschijnselen. Nijmegen [1946].
Michels L.C., Cornelis Bontekoe, geen Purist, in N. Tg. 45, 110-113 [1952].
Michels L.C., Filologische Opstellen: II. Stoffen uit de 16e en 17e Eeuw. Zwolle[1958]; IV: Stoffen van verscheiden aard. ib. [1964].
Molhuysen P.C., Bronnen tot de Geschiedenis der Leidsche Universiteit. Rijks Geschiedkundige Publicaties, dl. 20. 's-Gravenhage [1913].
Moonen A., Nederduitsche Spraekkunst ten dienste van in- en uitheemschen uit verscheidene schryveren en aentekeningen opgemaekt en uitgegeven door A. Moonen. Amsterdam [1706].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Muller J.W., Over Nederlandsch Volksbesef en Taalbesef, in: Verspreide Opstellen 146-181 [1915].
Muller J.W., Verspreide Opstellen, Haarlem [1938].
Nagtglas F., De algemeene Kerkeraad der Nederd.-Hervormde Gemeente te Middelburg, van 1574-1860. Met inleidingen en aanteekeningen. Middelburg [1860].
Nauta G.A., Taalkundige Aanteekeningen naar Aanleiding van de Werken van G.A. Bredero. Groningen [1893].
Nauta G.A., XX Lustighe Historien. Groningen [1903].
Nauta D., Geschiedenis van het Ontstaan der Statenvertaling, in: De Statenvertaling 1637-1937. Haarlem [1937].
Nida E.A., Morphology, The Descriptive Analysis of Words2. An Arbor [1949].
Nuijtens E., De Tweetalige Mens. Een taalsociologisch Onderzoek naar het Gebruik van Dialect en Cultuurtaal in Borne. Assen [1962].
Nyloë J., Aanleiding tot de Nederduitsche Taal. Leeuwarden [1703].
Opprel A., Het Dialect van Oud-Beierland. 's-Gravenhage [1896].
Overdiep G.S., Zeventiende-Eeuwsche Syntaxis. 3 dln. Groningen [1931-1935].
Overdiep G.S., De Volkstaal van Katwijk aan Zee. Met medewerking van C. Varkevisser. Antwerpen [1940].
Overdiep G.S., De Renaissance in het Algemeen en in Noord-Nederland, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Derde deel. De Letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn Dochters2. 7-79 [1944].
Overdiep G.S., D.V. Coornhert, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Derde deel. De Letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn Dochters2. 351-387 [1944].
Overdiep G.S., Stilistische Grammatica van het moderne Nederlandsch2. Zwolle [1949].
Paardekooper P.C., Wat is Genus, in N. Tg. 39, 23-27 [1946].
Paardekooper P.C., Assimilatie, in N. Tg. 53, 303-314 [1960].
Paardekooper P.C., Beknopte A.B.N.-Syntaksis. Den Bosch [1963].
Paardekooper P.C., Moeyaert en Peperstraete, Beknopte A.B.N.-Spraakkunst. Antwerpen [1963].
Pauwels J.L., Substantieven met een dubbel grammatisch Geslacht, in Leuv. B. 23, 84-104 [1931].
Pauwels J.L., Bijdrage tot de Kennis van het Geslacht der Substantieven in Zuid-Nederland. Uitslagen van het onderzoek in 1872 ingesteld door de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Tongeren [1938].
Pauwels J.L., Het Dialect van Aarschot en Omstreken, 2 dl. Tongeren [1958].
Pauwels J.L., Naschrift bij het Artikel van Yvette Stoops, in Taal en Tongval 11, 61 [1959].
Plemp C.G., Speldwerk of Waarschouwinge an den Neerduitschen Schrijver van de Spelding. Haerlem [1632].
Poll K., Over de tooneelspelen van den Leidschen Rederijker Jacob Duym. Groningen [1898].
Posthumus N.W., Bevolkingsverhoudingen in eene Hollandsche Stad op het Einde der zestiende Eeuw, in: Handelingen van het zesde Nederlandsche Philologencongres 169-173. Leiden [1910].
Publications of the Huguenot Society of London. 27 dl. Lymington [1887-1923].
Rahlenbeck Ch., L'Inquisition et la Réforme en Belgique. Anvers-Bruxelles [1857].
Reichling A., Verzamelde Studies over hedendaagse Problemen der Taalwetenschap. Zwolle [1961].
Resolutiën, Stukken betreffende de Taal van den Statenbijbel (uit 1628) (in Zwaan 193-234).
Rijnbach A.A. van, De Kluchten van G.A. Bredero. Met Inleiding, Aantekeningen en Woordenlijst. Amsterdam [1926].
Roches J. Des., Nieuwe Nederduytsche Spraek-Konst. [1761].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rombauts E., Humanisme en Renaissance in de Zuidelijke Nederlanden, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Derde deel. De Letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn Dochters2. 80-151 [1944].
Roux T.H. en J.J. le, Middelnederlandse Grammatika3. Pretoria [1951].
Royen G., Het Woordgeslacht in het Nederlands [1913] (in: Taalrapsodie 25-64 [1953]).
Royen G., De Nominale Klassifikatie in het Nederlands, in N. Tg. 19, 161-169 [1925].
Royen G., Nogmaals de Nominale Klassifikatie in het Nederlands, in N. Tg. 19, 272-290 [1925].
Royen G., De Jongere Veranderingen van het Indogermaanse Nominale Drieklassensysteem. 's-Hertogenbosch [1926].
Royen G., Die Nominalen Klassifikations-Systeme in den Sprachen der Erde. Historisch-Kritische Studie, mit besonderer Berücksichtigung des Indogermanischen. Wien [1929].
Royen G., Vorm en Funktie, in N. Tg. 23, 134-140 [1929].
Royen G., De kerfstok van de Term ‘Geslacht’, in N. Tg. 23, 180-188 [1929].
Royen G., Funktieverschillen, in N. Tg. 27, 202-211 [1933].
Royen G., Haar-kultuur, in N. Tg. 27, 289-301 [1933].
Royen G., Aanwas van Hij c.s., in N. Tg. 28, 33-42 [1934].
Royen G., Kongruentie en Bijgedachte, in N. Tg. 28, 206-217 [1934].
Royen G., Seksualizering en Seksualitis, in N. Tg. 28, 206-217 [1934].
Royen G., Het Seksuele-N-komplex. Purmerend [1934].
Royen G., Pronominale Problemen in het Nederlands. Tilburg [1935].
Royen G., Grammatiese Kategorieën bij het Naamwoord. Amsterdam [1936].
Royen G., Bijgedachten en Botsingen in Taal. 's-Hertogenbosch [1939].
Royen G., Buigingsverschijnselen in het Nederlands, 4 dl. Amsterdam [1947-1954].
Royen G., Eenheid ondanks diep Verschil [1948] (in: Taalrapsodie 142-149 [1953]).
Royen G., Kernproblemen van de Nederlandse Klassifikatie: Divergentie van Der en Haar. Amsterdam [1948].
Royen G., Taalrapsodie. Taalkundige en Didaktische Varia van her en der. Bussum [1953].
Ruys Th., Petrus Dathenus. Utrecht [1919].
Sachs E., The gender of English Loan Words in the German of recent Immigrants, in American Speech 28, 256-270 [1953].
Schelven A.A. van, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken der XVIe eeuw in Engeland en Duitschland en hunne beteekenis voor de Reformatie in de Nederlanden. 's-Gravenhage [1908].
Schelven A.A. van, Omvang en Invloed der Zuid-Nederlandsche Immigratie van het laatste kwart der 16e Eeuw. 's-Gravenhage [1919].
Schikler F. de, Les Églises du Refuge en Angleterre. 3 dl. Paris [1892].
Scholtz J. du Plessis, Die Ondergang van die nominale Twee-klassesisteem in Afrikaans, in Ts. vir Wetenschap en Kuns 1958, 160-181.
Schönfeld M., Schönfeld's Historische Grammatica van het Nederlands. Vijfde druk, verzorgd door A. van Loey. Zutphen [1954].
Schottelius J.G., Ausführliche Arbeit von der Teutschen Haubt-Sprache. Braunschweig [1641].
Schuere J. van der, Nederduydsche Spellinge. Haerlem [1612]. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door F.L. Zwaan. Groningen [1957]. (Trivium nr. 2).
Schultink H., Produktiviteit als morfologisch Fenomeen, in Forum der Letteren 2, 110-125 [1961].
Schultink H., De Morfologische Valentie van het Ongelede Adjectief in modern Nederlands. Den Haag [1962].
Schultink H., De Grondlagen van de synchronische, descriptieve Methode, in: Handelingen van het zevenentwintigste Nederlands Filologencongres 39-48. Groningen [1962].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sewel W., W. Sewels Aanmerkingen op het Boekje genaamd De Spelling van A. Moonen in eenen Brief verdeedigd. Amsterdam [1708].
Sewel W., Nederduytsche Spraakkonst. Amsterdam [1708].
Simons Ph. J., Hij of Zij of Het? Feiten en beschouwingen omtrent voornaamwoordelijke Aanduiding. Groningen [1920].
Smeur A.J., De zestiende-eeuwse Nederlandse Rekenboeken. 's-Gravenhage [1960].
Spiegel H.L., Twe-spraack. Ruygh-bewerp. Kort Begrip. Rederijck-kunst. Leyden [1584-1587]. Uitgegeven door W.J.H. Caron. Groningen [1962]. (Trivium nr. 3).
Statenvertaling, De Statenvertaling 1637-1937. Uitgegeven voor het Nederlandsch Bijbelgenootschap ter gelegenheid van het driehonderdjarig Bestaan der Statenvertaling. Haarlem [1937].
Sterck J.F.M., Onder Amsterdamsche Humanisten2. Hun opkomst en Bloei in de 16e eeuwsche Stad. Amsterdam [1934].
Stoett F.A., Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis3. 's-Gravenhage [1923].
Stutterheim C.F.P., Voornaamwoordelijke Misstappen en Misverstanden. Groningen-Djakarta [1956].
Stutterheim C.F.P., Taalbeschrijving en Taalwaardering. 's-Hertogenbosch [1959].
Tappolet E., Die alemannischen Lehnwörter in den Mundarten der französischen Schweiz. Basel [1913].
Teirlinck I., Klank- en Vormleer van het Zuid-Oostvlaandersch Dialect. Gent [1924].
Tinbergen D.C., De ‘Twespraack van de Nederduitsche Letterkunst’, in N. Tg. 8, 113-123 [1914].
Tollenaere F. de, Fonologie of Versleer? Was de h in het 16e-eeuwse Amsterdams een ‘wankel’ Foneem? in Ts. 75, 119-144 [1957].
Tollenaere F. de, Alfabetische of ideologische Lexicografie? Leiden [1960].
Tricht H.W. van, P.C. Hooft. Haarlem [1951].
Trivium, Oude Nederlandse Geschriften op het Gebied van de Grammatica, de Dialectica en de Rhetorica. Groningen [1953- ]. Zie Van Heule, Van der Schuere, Spiegel en Leupenius.
Twe-Spraack, Twe-spraack vande Nederduidsche Letterkunst, ofte Vant Spellen ende eyghenscap des Nederduitschen taals, uytghegheven by de Kamer In Liefd Bloeyende, t'Amstelredam. Leyden [1584]. Zie Spiegel.
Uhlenbeck E.M., De Systematiek der Javaanse Pronomina. 's-Gravenhage [1960].
Vanderheyden J.F., Geschiedenis van de Germaanse Philologie. 3 dl. Leuven [1954].
Vanderheyden J.F., De Livius-Vertaling van 1541. Gent [1959].
Vanderheyden J.F., Hervorming en Neo-Filologie. Gent [1962].
Vandickelen L., Vormleer van het Zonhovens Dialect. hs. Leuven [1960].
Vangassen H., De Nederlandse ij te Amsterdam (XIVe-XVIIe eeuw) - Tongeren [1965].
Veen J.O.S. van der, Het Taaleigen van Bredero. Eene Bijdrage tot de Syntaxis van het Nederlandsch der Zeventiende Eeuw. Amsterdam [1905].
Verdenius A.A., Bredero's Dialectkunst als Hollandse Reactie tegen Zuidnederlandse Taalhegemonie. Groningen [1933].
Verdenius A.A., Over de Vormen van het adnominale Adjectief en het Lidwoord van Bepaaldheid in de 17de-eeuwse Amsterdamse Volkstaal, in N. Tg. 33, 97-108 [1939].
Verdenius A.A., Studies over Zeventiende-eeuws. Amsterdam [1946].
Verduyn W.D., Emanuel van Meteren. 's-Gravenhage [1926].
Vin A. de, Het Dialect van Schouwen-Duiveland. Assen [1952].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vondel J. van den, Aenleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste, in Werken 5, 485 (ed.-Wereld-Bibliotheek) [1650].
Vooys C.G.N. de, Verzamelde Taalkundige Opstellen, dl. 1. Groningen-Den Haag [1924], dl. 2. ib. [1925]. dl. 3. Groningen-Batavia [1947].
Vooys C.G.N. de, Over voornaamwoordelijke aanduiding en vervanging in: Verzamelde Taalkundige Opstellen dl. 3, 118-135 [1935].
Vooys C.G.N. de, Geschiedenis van de Nederlandse Taal5. Groningen [1952].
Vooys C.G.N. de, Nederlandse Spraakkunst. Vijfde druk. Herzien door M. Schönfeld. Groningen [1955].
Vriendt M.J., De Vriendt-De Man, Bijdrage tot de Kennis van het Gebruik en de Flexie van het Werkwoord zullen in de 16de Eeuw. Gent [1958].
Warland J., Glossar und Grammatik der Germanischen Lehnwörter in der wallonischen Mundart Malmedys. Liège [1940].
Wartburg W. von, Einführung in Problematik und Methodik der Sprachwissenschaft. Halle (Saale) [1943].
Weel M.A. van, Het Dialect van West-Voorne. Leiden [1904].
Wils J., De nominale Klassificatie in de Afrikaansche Negertalen. Nijmegen [1935].
Winkel J. te, Den Nederduytschen Helicon van 1610, in Ts. 18, 241-249 [1899].
Winkel J. te, Bijdragen tot de kennis der Noord-Nederlandsche Tongvallen. II. De Tongval van Delfland bij Huygens, in Ts. 18, 161-181 [1899].
Winschooten W. van, Letterkonst, Sijnde het eerste deel van de Nederlandse Spraakkonst. Leiden [1683].
Witzel G., Gewerbegeschichtliche Studien zur Niederländischen Einwanderung in Deutschland im 16. Jahrhundert. Marburg [1910].
Woordenboek der Nederlandsche Taal, door M. de Vries, L.A. te Winkel e.a. 's-Gravenhage-Leiden [1882- ].
Zumthor P., La Vie Quotidienne en Hollande au temps de Rembrandt. Paris [1959].
Zwaan F.L., Uit de Geschiedenis der Nederlandsche Spraakkunst. Groningen-Batavia [1939].
Zwaan F.L., Zie Van der Schuere.
Zwaan F.L., Zie De Hubert.
Zwaan F.L., Zie Ampzing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Afkortingen
|
|