Hubert Korneliszoon Poot
(1979)–C.M. Geerars– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 485]
| |||||||||||
Bijlage V Navolging van en overeenkomst met anderen in de gedichten van PootBij de beoordeling van de navolgingen en ontleningen in Poots werk dient men rekening te houden met het Renaissancistische principe der imitatio (vgl. b.v. Hermann Gmelin, Das Prinzip der Imitatio in den romanischen Literaturen der Renaissance in Romanische Forschungen XLVI, blz. 83-360).Ga naar voetnoot1
In het hieronder volgende overzicht maakte ik uiteraard meermalen gebruik van het werk van anderen die navolgingen bij Poot hebben aangewezen; tussen [] wordt dan de vindplaats vermeld. In het bijzonder Daniël Hooft heeft zich beijverd om de parallellen tussen Poot en de Latijnse schrijvers na te sporen; naar zijn eigen mededeling bedoelt hij echter met de vermelding van een parallel niet altijd dat hier tevens aan ontlening moet worden gedacht. Ik heb de door Hooft vermelde parallellen daarom slechts overgenomen wanneer ik meende dat aan directe ontlening niet kan worden getwijfeld. Waar duidelijk bleek dat Poot gebruik heeft gemaakt van Vondels vertalingen van Latijnse schrijvers, heb ik naar de desbetreffende plaatsen in de Vondel-uitgave der W.B. verwezen.
Onderstaande lijst is samengesteld aan de hand van de Bladwyzer in de uitgave 1722-1735 van Poots gedichten, ook voor wat betreft de titels der verzen. Verzen waarin geen navolgingen van of overeenkomsten met anderen vielen op te merken, werden in deze lijst niet vermeld. | |||||||||||
Gebruikte afkortingen
| |||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||
| |||||||||||
Gedichten IZucht tot de Poëzy. (blz. 3) vs. 5-9: Horatius Carm. I, 1 vs. 23-25 // vs. 10-12: Horatius Carm. I, 1 vs. 7-8 // vs. 37-42: Horatius Carm. I, 1 vs. 29-36 [D.H. I, blz. 3].
Aen de Begunstigers myner Dichtkunste. (blz. 5) vs. 44: Vondel W.B. IV, 487, vs. 13.
Tot myne Gedichten. (blz. 8) vs. 1-4: Ovidius Tristia I, 1 vs. 1 en vs. 35 // vs. 9-12: Ovidius Tristia I, 1 vs. 15, vs. 17-18 en vs. 21-22 // vs. 28-30: Ovidius Tristia I, 1 vs. 49 en vs. 88 [D.H. I, blz. 14].
Kenschets des Dichters. (blz. 10) vs. 1-2: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 1-2 // vs. 3: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 3 // vs. 7-12: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 114-120 // vs. 13: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 19 // vs. 15-16: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 41-42 (in de volgende vs. noemt Ovidius Propertius, Vergilius, Horatius e.a.) // vs. 17-21: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 125-128 // vs. 34-40: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 21-22 // vs. 45-48: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 112 // vs. 49-54: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 7-8, vs. 119-120 en vs. 129-130 [D.H. I, blz. 15] // vs. 54: Vondel W.B. VIII, 943, vs. 6 v.h. grafschrift voor Govaert Flinck.
Jezus Geboortenis. (blz. 15) vs. 43-45: Vondel W.B. IX, 182 vs. 72-73 en 216 vs. 1050-1051; Vondel W.B. IX, 713 vs. 301 [J. Macquet, Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Vaderlandsche Letterkunde dl. I, Leyden 1763, blz. 40. Macquet citeert ook verzen van Antonides, Hoogvliet en Frans de Haes met het woord ‘broeinest’.]; In het Werelttoneel dl. III, blz. 625 r. 30 v.b. gebruikt Poot de uitdrukking nogmaals. Zie ook Dirk Smits, Nagelaten Gedichten I, Rotterdam 1753, blz. 26 vs. 4 v.o. // vs. 46-48: Vondel W.B. IX, 183 vs. 93-94, 210 vs. 886-887 en 218 vs. 1109-1111 (De opmerking in de noot v.d. W.B.-uitgave bij vs. 1110, dat er in het bijbelverhaal en bij Flavius Josephus geen sprake is van reuzen, maakt de ontlening van Poot aan Vondel nog waarschijnlijker).
Uitgang van Godts Zoone. (blz. 20) vs. 13-14 en vs. 57-60: Vollenhove, Poëzy, Amsterdam 1686, blz. 3 vs. 16-13 v.o. | |||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||
// vs. 44-51: Vollenhove, Poëzy, blz. 8 vs. 6-1 v.o. en blz. 9 vs. 1-7 v.b. // vs. 29-32: Vollenhove, Poëzy, blz. 10 vs. 13-16 v.b. // titel: Vollenhove, Poëzy, blz. 76 vs. 1-2 v.b. // vs. 4-8: Vollenhove, Poëzy, blz. 76 vs. 7-12 v.b. // vs. 78: Hooft, G.v. Velsen, vs. 1315 // Voor de vernuftige woordsamenstellingen in de vs. 85-87 vergelijk: Huygens, Worp I, 219 vs. 165-168; Worp I, 225 vs. 413-424; Vondel W.B. I, 295 vs. 7; W.B. II, 794 vs. 711-716; W.B. III, 290-291 vs. 51-55; W.B. VII, 488-489 vs. 255-261; Cats, A.d.W., blz. 121 1ste kol. vs. 32-29 v.o.; blz. 123 1ste kol. vs. 4-1 v.o.; blz. 174 1ste kol. vs. 19-21 v.b.; blz. 196 2de kol. vs. 31-33 v.b.; blz. 362 1ste kol. vs. 19-23 v.b.; blz. 373 2de kol. vs. 32-28 v.o.; blz. 486 2de kol. vs. 16-9 v.o. (evenals bij Poot benamingen voor Christus); blz. 578 1ste kol. vs. 25-28 v.b.
De Kerk tot Kristus. (blz. 41) vs. 1: Hooft, Gedichten I, blz. 49 vs. 33; blz. 232 vs. 7; Bredero, Groot Lied-boek, Bilthoven/Antwerpen 1944, blz. 243 vs. 1.
Adams leste woorden. (blz. 44) Genre van de Gouden-Eeuw-idylle en Christelijke Paradijs-idylle. vs. 19-21: Ovidius Met. I vs. 91 // vs. 24: Ovidius Met. I vs. 100 // vs. 38-39: Ovidius Met. I vs. 118 // vs. 40-41: Ovidius Met. I vs. 123-124 // vs. 43-45: Ovidius Met. I vs. 128-131 // vs. 55-57: Ovidius Met. I vs. 89-90 [D.H. I, blz. 28] // vs. 28-29: Vondel W.B. X, 169 vs. 1683-1684 // vs. 33: Vondel W.B. X, 165 vs. 1555-1556 en 166 vs. 1586-1587 // vs. 36: Vondel W.B. X, 159 vs. 1410-1411; W.B. V, 439 vs. 1676-1678; W.B. IX, 373 vs. 1725-1727 // vs. 40-42: Vondel W.B. X, 169 vs. 1668-1675.
Mozes gebergde Kintscheit. (blz. 48) vs. 4-5: Vondel W.B. III, 341 vs. 3-4.
Salomon in zyne Heerlykheit. (blz. 56) Saul in vs. 3 aangeduid met ‘den zoon van Kis’: 1 Samuël 9:1-3; 1 Samuël 10:11 en 21; Vondel W.B. II, 353 vs. 21; W.B. III, 813 vs. 153; W.B. III, 820 vs. 335; W.B. III, 837 vs. 740 // Palestina in vs. 79 omschreven met ‘van Berzeba tot Dan’: Rechters 20:1; 2 Samuël 3:10 en 2 Samuël 17:11; Vondel W.B. II, 355 vs. 32; W.B. V, 421 vs. 1164; W.B. IX, 27 r. 20; W.B. IX, 41 vs. 342; W.B. IX, 54 vs. 652; W.B. IX, 68 vs. 1001; W.B. IX, 91 vs. 1616; W.B. IX, 187 vs. 235 // vs. 160-168: 1 Koningen 10:14 e.v.; Cats, A.d.W., blz. 620 1ste kol. vs. 23-18 v.o. // vs. 9-10: Vondel W.B. III, 339 vs. 3 // vs. 123: Vondel W.B. IV, 656 vs. 119-120; voor het gebruik van sneeuw zie ook W.B. IV, 59 vs. 208; W.B. IV, 253 vs. 666; W.B. VIII, 843 vs. 1496 en Werelttoneel dl. II, blz. 490 noot [B] // vs. 39-42: Vondel W.B. V, 272 vs. 82-84 // vs. 180: de titel van Vondels Du Bartas-vertaling De Heerlyckheid van Salomon W.B. II, 223.
Manasse koning van Juda, Gevangen en Herstelt. (blz. 72) vs. 69: Antonides, Gedichten II, blz. 45 vs. 6-4 v.o.
Brief van Vasthi aen Ahasuerus. (blz. 78) vs. 21-27: Ovidius Heroides V vs. 27-32 [D.H. I, blz. VII-VIII]; Veel meer overeenkomst echter met Cats, A.d.W., blz. 38 2de kol. vs. 1-8 v.b. // vs. 1: Cats, A.d.W., blz. 34 2de kol. vs. 28 v.o. // vs. 96-98: Cats, A.d.W., blz. 36 1ste | |||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||
kol. vs. 19-24 v.b. // vs. 91-96: Cats, A.d.W., blz. 37 1ste kol. vs. 7-10 v.b. // vs. 81-82: Cats, A.d.W., blz. 43 1ste kol. vs. 17-18 v.b. (zwaert = man, spille = vrouw) // In zijn Twee en Tachtighjarigh Leven zinspeelt Cats nog eens op de geschiedenis van Vasthi A.d.W., blz. 743 2de kol. vs. 32 v.o. // Voor het rijm en de betekenis van ‘voer’ = levenswijze, gedrag, zede in de vs. 126-128: Spiegel, Hertspiegel VI vs. 267-269 en H.L. Spieghels Hertspiegel en andere zedeschriften, Amsterdam 1694, blz. 159 onder G. 22; Hooft, Gedichten I, blz. 310 vs. 2 van Troost in wederspoedt: Aen eenen vriendt.
Herodes Antipas Geboortefeest. (blz. 89) vs. 212-213: Antonides, Gedichten II, blz. 179 vs. 9-10 v.b. // het woord ‘Woestynier’ in vs. 101: Antonides, Gedichten II, blz. 179 vs. 10 v.b.; Vondel W.B. IX, 687 vs. 10; W.B. IX, 693 vs. 196 // het woord ‘wildeman’ in vs. 169: Vondel W.B. IX, 753 vs. 34; W.B. IX, 772 vs. 30 // vs. 202-203: Vondel W.B. V, 497 2de gedicht vs. 3; W.B. VIII, 587 vs. 79 // vs. 218-220: Vondel W.B. III, 565 vs. 913-914.
Op mynen Geboortedagh. (blz. 104) Komt in de algemene gedachte overeen met Hoofts Dankbaar genoegen en in de navolgende verzen. // vs. 26-36: Hooft, Gedichten I, blz. 273 vs. 93-100 // vs. 17-21: Hooft, Gedichten I, blz. 272 vs. 49-51 // vs. 37-39: Hooft, Gedichten I, blz. 272 vs. 77-78 [D.H. I, blz. 104] // vs. 35-36: Hooft, Gedichten I, blz. 272 vs. 49-51.
Ter Verjaringe van Sara van Elzen. (blz. 115) vs. 19-20: Vondel W.B. VII, 427 vs. 617-618 [Huydecoper, Proeve I, blz. 143].
Op het Verjaren van Geertruit van Gyzen. (blz. 119) vs. 18-19: Vondel W.B. VIII, 74 vs. 39; Hooft, G.v. Velsen vs. 550 [Huydecoper, Proeve III, blz. 233].
Op het Verjaergetyde van Elizabeth Durven. (blz. 121) Geheel in het genre der petrarkisten, doch ongetwijfeld had Poot bij dit gedicht Vondels verjaarsvers voor Jacoba Bikker voor ogen. // vs. 1-8: Vondel W.B. IX, 657 vs. 1-8 // vs. 15-18: Vondel W.B. IX, 657 vs. 9-12 en vs. 17-20 // vs. 24-27: Vondel W.B. IX, 658 vs. 53-55 // vs. 28-31: Vondel W.B. IX, 658 vs. 51 // vs. 33-35: Vondel W.B. IX, 658 vs. 25-27 // vs. 40: Vondel W.B. IX, 658 vs. 42-43 // vs. 41-44: Vondel W.B. IX, 658 vs. 31-35 // vs. 66-68: Vondel W.B. IX, 658 vs. 57-58 // vs. 83-86: Vondel W.B. IX, 658 vs. 37-40 // vs. 87-88: Vondel W.B. IX, 659 vs. 63-64 [D.H. I, blz. 114].
Aen Kloris. (blz. 130) vs. 21-32: Horatius Carm. I, 25 vs. 1-12; Vondel W.B. VII, 279 Het XXV. Gezang r. 1-6 [D.H. II, blz. 83] // vs. 5-8: Vondel W.B. III, 389 vs. 12-15 // vs. 17: Vondel W.B. III, 389 vs. 19-20 // vs. 21-24: Vondel W.B. III, 389 vs. 26-30 // vs. 41-42: Vondel W.B. III, 389 vs. 37-38 // vs. 18-20: Vondel W.B. VIII, 131-132 vs. 309-311; Cats, A.d.W., blz. 234 2de kol. vs. 32-25 v.o. en blz. 235 1ste kol. vs. 14-13 v.o.
't Bedrogh der Droomen. (blz. 132) vs. 41-45: Ovidius Amores III, 5 vs. 31-32 [D.H. II, blz. 88]. | |||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||
Goelyke Wangen. (blz. 136) vs. 1-2: Hooft, Gedichten I, blz. 159 Op 's winters endt vs. 10-12 // vs. 3-4: Hooft, Gedichten I, blz. 160 vs. 34-36 // vs. 7: Hooft, Gedichten I, blz. 160 vs. 37-42 // vs. 8: Hooft, Gedichten I, blz. 160 vs. 43-48 // vs. 10-12: Hooft Gedichten I, blz. 160 vs. 58-60 // (Vergelijk vooral ook de omwerking van het gedicht in Hooft, Gedichten I, blz. 363-364.) [D.H. II, blz. 90; U.D.B. in Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Vaderlandsche Letterkunde dl. I, blz. 120 e.v.].
De verliefde Venus. (blz. 143) vs. 64-66: Vondel W.B. IX, 81 vs. 1365-1367; W.B. IX, 359 vs. 1353-1354; W.B. VII, 425 vs. 561 [Huydecoper, Proeve I, blz. 131] // vs. 142-144: Vondel W.B. VII, 796 vs. 774 (In beide gevallen wordt Adonis toegesproken.) [Huydecoper, Proeve III, blz. 46] // Het woord ‘wormgespin’ = zijde in vs. 118: Vondel W.B. II, 207 vs. 2203; W.B. III, 158 vs. 24 // vs. 184: Werelttoneel dl. I, blz. 365 noot [D].
De Maen by Endymion. (blz. 154) Strofe 8 (vs. 43-48) noemt N. Hinloopen een bewerking van een passage uit Theocritus. Zie Huydecoper, Proeve III (door N. Hinloopen bewerkt), blz. 28. Vergelijk evenwel ook Cats, A.d.W., blz. 137 3de kol. vs. 10-3 v.o.
Rozemonts Tovery. (blz. 159) vs. 29-33: Cats, A.d.W., blz. 372 1ste kol. vs. 9-18 v.b.; blz. 575 1ste kol. vs. 25 e.v.v.o. en blz. 576 1ste kol. vs. 46 e.v.v.o. en 2de kol. vs. 31 e.v.v.o.; Hooft, Baeto vs. 52-70 op welke plaatsen een soortgelijke voorstelling van eunjers en kollen voorkomt als bij Poot. Vergelijk in het bijzonder vs. 1-5: Hooft, Baeto vs. 55-58.
Wachten. (blz. 162) vs. 14: Hooft, Gedichten I, blz. 238 vs. 3 van de Zang.
Herdenking. (blz. 163) vs. 4-5 traditioneel motief. Vergelijk: Hooft, Gedichten I, blz. 111 vs. 10-13 van 1ste Veldtdeuntjen; Vondel W.B. II, 463 vs. 128 // vs. 6-8: Vondel W.B. V, 283 vs. 253.
Gestuit Voornemen des Dichters. (blz. 164) vs. 1-2: Ovidius Amores I, 1 vs. 1-2 // vs. 3-4: Ovidius Amores II, 1 vs. 11 // vs. 5-7: Ovidius Amores III, 1 vs. 23-26 // vs. 8: Ovidius Amores II, 1 vs. 21 // vs. 9-10: Ovidius Amores I, 1 vs. 28 en Amores II, 1 vs. 35-36 // vs. 11-12: Ovidius Amores II, 1 vs. 37-38 [D.H. II, blz. 99].
Genadebeê aen Fillis. (blz. 169) vs. 1-2: Hooft, Baeto vs. 651-652 [Huydecoper, Proeve II, blz. 356].
Vliegende Min. (blz. 172) vs. 26-28: Hooft, Gedichten I, blz. 238 vs. 1-3 van de Zang [D.H. II, blz. 102].
Uchtentstont. (blz. 177) vs. 1-6: Ovidius Amores I, 13 vs. 1-3 en vs. 9-10 // vs. 10-12: Ovidius Amores I, 13 vs. 35-38 // vs. 13-15: Ovidius Amores I, 13 vs. 39-40 // vs. 16-18: | |||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||
Ovidius Amores I, 13 vs. 47 [D.H. II, blz. 104] // vs. 22-24: Huygens, Worp II, 258 vs. 1-4 van Dagheraed [J. Bellamy, Leven en werken, uitgeg. door Dr J. Aleida Nijland, Leiden 1917, dl. I, blz. 379].
De Lente. (blz. 179) vs. 1-2: Horatius Carm. I, 4 vs. 1; Vondel W.B. VII, 266 r. 1-2 van Het IV. Gezang; Horatius Carm. I, 4 vs. 3; Vondel W.B. VII, 266 r. 2-3 // vs. 9-12: Horatius Carm. I, 4 vs. 9-10; Vondel W.B. VII, 267 r. 6-8 // vs. 20-22: Horatius Carm. I, 4 vs. 5-7; Vondel W.B. VII, 266 r. 4-5 [D.H. II, blz. 107] // vs. 2: J. de Deckers Rym-oeffeningen, Verdeelt in dry Boecken, Vervattende Gedichten van verscheyden Styl en stoffe, 3de druk, Amsteldam 1702, derde boek, blz. 3 vs. 8 v.o.
Talassius, of Maegdenroof der Romeinen. (blz. 183) Vergelijk Cats' Maeghden-roof van de Benjamyten, te Scilo, A.d.W., blz. 333. Vooral vs. 53-54: Cats, A.d.W., blz. 334 1ste kol. vs. 8 v.o. en blz. 335 1ste kol. vs. 21-24 v.b. // vs. 61-62: Cats, A.d.W., blz. 336 1ste kol. vs. 9 v.b. (zie voor doecken = vrouwen bij Cats ook blz. 421 1ste kol. vs. 8 v.b.; blz. 738 1ste kol. vs. 7 v.b.; blz. 739 1ste kol. vs. 26 v.b.) // vs. 76-81: Cats, A.d.W., blz. 336 2de kol. vs. 12-9 v.o.
Dankoffer aen Erato. (blz. 189) vs. 1-5: Horatius Carm. IV, 3 vs. 17-18 // vs. 7-8: Horatius Carm. IV, 3 vs. 16 // vs. 9-10: Horatius Carm. IV, 3 vs. 13-15 // vs. 11-15: Horatius Carm. IV, 3 vs. 21-23; Vondel W.B. VII, 328 r. 12-13 van Het III. Gezang // vs. 19-20: Horatius Carm. IV, 3 vs. 19-20 // vs. 26-27: Horatius Carm. IV, 3 vs. 24; Vondel W.B. VII, 328 r. 13-14 [D.H. II, blz. 112] // vs. 9-10: Ovidius Met. XV vs. 877-878, vooral in de vertaling van Vondel: W.B. VIII, 168 vs. 1189-1190.
Ten Huwlyke van Petrus Nahuis en Kornelia van Haring. (blz. 197) vs. 38: naar het Lat. ‘Gutta cavat lapidem non vi sed saepe cadendo.’ Ook bij Ovidius Ep. ex Ponto IV, 10 vs. 5; Vondel W.B. V, 178 vs. 240; W.B. V, 751 vs. 907; W.B. IX, 191 vs. 336-337; W.B. IX, 753 vs. 14-15; Cats, A.d.W., blz. 256 2de kol. r. 37-38 v.b.; blz. 282 2de kol. vs. 25-26 en vs. 31-32 v.b. // vs. 17-18: Caesars gezegde ‘Veni, vidi, vici.’ Ook bij Vondel W.B. IX, 772 vs. 16; Moonen, Poëzy, blz. 185 vs. 6 v.b. (eveneens in een bruiloftsvers).
Trouzang voor Andries Oudaen en Kornelia Messchaert. (blz. 206) vs. 37: Vondel W.B. IX, 312 vs. 69-70.
Mintriomf over het Huwlyk van Abraham Des Amorie en Angelika Hugaert. (blz. 216) vs. 37-52: vergelijk een passage bij Hadrianus Marius, de broeder van Janus Secundus, vermeld in Georg Ellinger, Gesch. d. neul. Lyrik i.d. Niederl., Berlin/Leipzig 1933, blz. 85-86.
Ter zilvere Bruilofte van Robert Vlaerdingerwout en Adriana van Edenburg. (blz. 227) vs. 52-54 (eveneens II, 194 vs. 11-14 v.b.; II, 272 vs. 3-1 v.o.; III, 65 vs. 3-1 v.o.): traditionele wens van de eeuwige bruiloft als uiteindelijk doel in vele 17de- en 18de-eeuwse bruiloftsverzen. Vergelijk: Cats, A.d.W., blz. 66 2de kol. vs. 6-3 v.o.; Vondel W.B. X, 667 vs. 17-20; Moonen, Poëzy, blz. 180 vs. 11-12 v.b.; Vollenhove, Poëzy, Amsterdam 1686, blz. 448 vs. 8-1 v.o.; blz. 459 vs. 4-1 v.o.; blz. 464 vs. 3-5 v.b. | |||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||
Ter Gedachtenisse van Adriaen vander Goes. (blz. 233) vs. 34-35: Vondel W.B. IX, 320 vs. 309-310.
Uitvaert van Gualterus Joannes van Eenhoorn. (blz. 241) vs. 61-66: treurende tortel op dorre tak is traditioneel beeld van de huwelijkstrouw, dat teruggaat op de klassieken. Jacob van Maerlant gebruikte het reeds in Der Natueren Bloeme III vs. 3386-3388 (zie hierover Vondel W.B. III, 578 de noot bij vs. 1270 en Werelttoneel dl. I, blz. 371 noot [E].) Behalve bij Vondel ook bij Wellekens, Dichtlievende Uitspanningen, Amsterdam 1710, blz. 30 vs. 14-9 v.o. en D. van Hoogstraten, Gedichten, Amsterdam 1696, blz. 260 Aen Rozelle. Prof. Dr W.A.P. Smit was zo vriendelijk mij te wijzen op de voorstelling van de tortel in de randtekening van de titelprent van Cats' Houwelyck bij de afbeelding van de weduwe.
Troost, aen Lambert van Eenhoorn en Margarita Tekman. (blz. 246) vs. 15-16: Horatius Carm. I, 28 vs. 19 // vs. 17-18: Vondel W.B. III, 401 vs. 25-26 // vs. 37-40: Propertius Eleg. IV, 11 vs. 62-65 // vs. 41-42: Propertius Eleg. IV, 11 vs. 101-102.
Zoethart. Herdersklagt over de Doot van... (blz. 249) Het gehele gedicht is geschreven in navolging van Antonides' Harderszang. Dafnis, Op de doot van den Heere J. Gimmening, enz., in welke zang Antonides Vergilius' vijfde Ecloga navolgde. Vergelijk vs. 1-4: Antonides, Gedichten II, blz. 188 vs. 4-3 v.o. // vs. 4-6: Antonides, blz. 188 vs. 2-1 v.o. // vs. 8-9: Antonides, blz. 189 vs. 1 v.b. // vs. 11-15: Antonides, blz. 189 vs. 4-6 v.b. // vs. 16-17: Antonides, blz. 190 vs. 1-3 v.b. // vs. 24-27: Antonides, blz. 190 vs. 18-15 v.o. // vs. 28-29: Antonides, blz. 190 vs. 7 v.b. // vs. 51-54: Antonides, blz. 190 vs. 2-1 v.o. en blz. 191 vs. 1-3 v.b. // vs. 55-56: Antonides, blz. 189 vs. 1 v.o. // vs. 57-60: Antonides, blz. 189 vs. 7-12 v.b. // vs. 79-83: Antonides, blz. 190 vs. 8-10 en vs. 21-24 v.b. // vs. 37-41: Vergilius Ecl. II vs. 36-38; Vondel W.B. VI, 110 r. 39-41 // vs. 61-63: Vergilius Ecl. V vs. 56-57; Vondel W.B. VI, 134 r. 66-68 [D.H. II, blz. 3] // vs. 36-41: Moonen, Poëzy, blz. 116 vs. 7-6 v.o. en blz. 117 vs. 2-9 v.b. // vs. 43-44: Moonen, Poëzy, blz. 104 vs. 8-9 v.b. // vs. 51-53: Moonen, Poëzy, blz. 130 vs. 15-17 v.b. en blz. 67 vs. 8-3 v.o. // vs. 49-50: Moonen, Poëzy, blz. 110 vs. 17-19 v.b. // vs. 84-85: Moonen Poëzy, blz. 55 vs. 2-3 v.b.
Nagedachten over het Afsterven van Katharina Groenheide. (blz. 255) vs. 49-51: Horatius Carm. II, 2 vs. 9-12 [D.H. I, blz. 153] // vs. 33-34: Vondel W.B. IV, 715 vs. 161-162 // vs. 105-108: Vondel W.B. III, 397 vs. 29-30.
Eerkroon voor Antoni van Leeuwenhoek. (blz. 267) vs. 45 (eveneens II, 339 vs. 7-10 v.b.): Vondel W.B. V, 456-457 vs. 1-7; W.B. V, 550 vs. 13-16. Dus niet zoals N. Beets zegt ‘Een ontijdige herinnering voorzeker aan het akkerleven...’ Verpoozingen op Letterkundig gebied, 3de dr., Arnhem/Nijmegen 1883, blz. 242 noot 2.
Op het Uitkomen der Poëzye van Joan de Haes. (blz. 272) vs. 22-24: Vergilius Ecl. III vs. 84-85 en vs. 90-91 // Voor de macht der dichtkunst van Orfeus, Amfion en Arion vermeld in de vs. 27-30 (eveneens I, 295 vs. 10-5 v.o.; I, 432 vs. 10-3 v.o.; III, 157 vs. 6-2 v.o.) zie Werelttoneel dl. III, blz. 491-492. | |||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||
Aen Gerard van Alfen, toen hy tot Dokter der Rechten wiert ingewydt. (blz. 279) vs. 19-24 (eveneens I, 151 vs. 10 v.o.; II, 27 vs. 2 v.b.; II, 381 vs. 3 v.b.) klassiek beeld van de bij, honing verzamelende op de bergen Hybla en Hymettus. Vergelijk Vondel W.B. II, 775 vs. 179-182.
Op het Snarenspel van Regnera van der Heide. (blz. 299) vs. 31: Vondel W.B. II, 762 vs. 10.
's Werelts Stantwissel. (blz. 307) Traditioneel gegeven: dooreenmenging van de klassieke Gouden-Eeuw-idylle en de Christelijke Paradijs-idylle. vs. 9: Ovidius Met. I vs. 101-102; Vergilius Georgica I vs. 127 // vs. 11: Ovidius Met. I vs. 112; Vergilius Georgica I vs. 131; Ecl. IV vs. 30; Vondel W.B. X, 119 vs. 331 // vs. 12: Ovidius Met. I vs. 111; Vergilius Georgica I vs. 132; Vondel W.B. X, 119 vs. 331 // vs. 21-22: Ovidius Met. I vs. 107; Vondel W.B. X, 134 vs. 700-703 // vs. 43: Vondel W.B. V, 692 vs. 2054 // vs. 54-55: Vondel W.B. X, 168-169 vs. 1665-1666 // vs. 73: Ovidius Met. I vs. 121 // vs. 74-76: Vergilius Georgica I vs. 133-135 en vs. 145-146 // vs. 85-87: Ovidius Met. I vs. 141-143; Vondel W.B. VII, 409 vs. 165-166 // vs. 88: Ovidius Met. I vs. 132-134; Vergilius Georgica I vs. 136 // vs. 91-96: Horatius Carm. I, 3 vs. 29-31 [D.H. II, blz. 117] // vs. 45-46: Vondel W.B. X, 111 vs. 106-107; W.B. X, 97 r. 20; W.B. X, 101 r. 81 e.v.; W.B. X, 107 r. 7-8; W.B. X, 125 vs. 479-480; W.B. X, 160 vs. 1436.
Luister der Geleertheit. (blz. 318) vs. 7: tegenhanger van Hooft, Gedichten I, blz. 98 vs. 7 van het Sonnet.
Het nut van den Vrede. (blz. 322) vs. 13-20 na de opdracht: Ovidius Met. I vs. 98-100; Vondel W.B. VII, 408 vs. 121-125 // vs. 17 en vs. 21: Ovidius Met. I vs. 89 // vs. 22-23: Ovidius Met. I vs. 125-126 (Ovidius schrijft in vs. 143 ‘crepitantia arma’, Vondel vertaalt dit in vs. 166 door ‘in 't blanke harnas’, Poot zal de Vondelvertaling wel gebruikt hebben.) // vs. 93: Vondel W.B. V, 366 vs. 60 (eveneens uit een Vredezang) // vs. 117-119: Vondel W.B. V, 366 vs. 64 // vs. 129-132: Vondel W.B. V, 369 vs. 37-41 (uit de Bouwzang, die in de Vondeluitgave achter de Vredezang staat afgedrukt. Beide gedichten zijn van 1648.) // vs. 133-135: Vondel W.B. V, 365-366 vs. 53-54 [D.H. II, blz. 128] // Vergelijk het rijm in vs. 69-70 met Vondel W.B. II, 707 vs. 1432-1434 [Huydecoper, Proeve II, blz. 82].
Arme Rykdom. (blz. 342) vs. 11-12: Horatius Carm. II, 2 vs. 13-14; Vondel W.B. VII, 288 r. 7-9 // vs. 9-10: Horatius Carm. III, 24 vs. 1-2 // vs. 29-30: Horatius Carm. III, 24 vs. 7-8 // vs. 21-24: Horatius Serm. I, 1 vs. 92-94 [D.H. II, blz. 139] // vs. 3-4 en vs. 9: Cats, A.d.W., blz. 379 1ste kol. vs. 16-15 v.o.
Ryke Armoede. (blz. 345) vs. 1-6: Horatius Carm. II, 3 vs. 1-4 (Cats vertaalde deze vs.: A.d.W., blz. 90 2de kol.) // vs. 21-22: Horatius Carm. III, 16 vs. 37 // vs. 33-34: Juvenalis Sat. X vs. 22 // vs. 37-40: Horatius Carm. II, 10 vs. 5-8; Vondel W.B. III, 563 vs. 861-863 // vs. 43-44: Vondel W.B. II, 706 vs. 1407-1410 // vs. 47-48: Juvenalis Sat. X vs. 25 // vs. 61-62: Horatius Carm. II, 2 vs. 23-24; | |||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||
Vondel W.B. VII, 289 r. 13-14 // vs. 73-76: Horatius Carm. II, 10 vs. 9-12 // vs. 87-88: Juvenalis Sat. X vs. 356 [D.H. II, blz. 144] // vs. 37-40: Hooft, Granida vs. 1094-1095; Luyken, Duytse Lier, Amsterdam 1946, blz. 81 vs. 7-8 // vs. 37-40 en vs. 73-76: Vondel W.B. I, 333 vs. 23-24 en W.B. III, 248 vs. 1400-1413 // vs. 78-88: Vondel W.B. IV, 600 vs. 3-4 // vs. 81-84: Vondel W.B. V, 378 vs. 19-22; de maan als beeld van de onstandvastigheid der wereldse zaken ook W.B. IX, 83 vs. 1436- 1438; W.B. IX, 370 vs. 1624-1629; W.B. IX, 696 vs. 302-304; W.B. X, 404 vs. 152-156. Zie ook Werelttoneel dl. I, blz. 297 noot [B]; dl. II, blz. 236 noot [B]. // vs. 63-64: Vondel W.B. VIII, 216 vs. 6-7 van II // vs. 67: Spiegel, Hertspiegel VI vs. 113-114.
Snelheit en Woede des Tyts. (blz. 350) vs. 13: Hooft, Gedichten I, blz. 98 vs. 1-2 van het Sonnet.
Valsche Vrientschap. (blz. 355) vs. 13-16: Ovidius Tristia IV, 9 vs. 1-2; Ovidius Ep. ex Ponto IV, 3 vs. 1-4 // vs. 17-24: Ovidius Tristia I, 8 vs. 37-44 // vs. 27-30: Ovidius Tristia I, 8 vs. 11-16 // vs. 43-44: Ovidius Tristia I, 5 vs. 21-22; Ovidius Tristia I, 9 vs. 27-28 // vs. 45-48: Ovidius Tristia I, 5 vs. 23-24; Ovidius Tristia I, 9 vs. 33-34 // vs. 49-52: Ovidius Tristia I, 5 vs. 19-20; Ovidius Tristia I, 9 vs. 31-32 // vs. 53-54: Ovidius Tristia I, 9 vs. 29-30 // vs. 55-56: Ovidius Tristia I, 8 vs. 15-16 // vs. 57-60: Ovidius Tristia III, 11 vs. 37-40 (vs. 40 is een omschrijvende aanduiding van Falaris) // vs. 65-68: Ovidius Tristia IV, 9 vs. 15-16 en vs. 27-30 [D.H. II, blz. 153] // vs. 49-52: Vondel W.B. VII, 744 vs. 18-22 [O.C.F. Hoffham, Proeve eener Theorie der Nederduitsche Poëzy, 2de uitg., Groningen 1809, blz. 116] // vs. 21-24: Cats, A.d.W., blz. 474 1ste kol. vs. 3-8 v.b.
Eerste Antwoort (blz. 358) vs. 3: Vondel W.B.X., 319 vs. 4; Antonides, Gedichten II, blz. 13 vs. 9 v.o.
Tweede Antwoort. (blz. 363) vs. 20: Vondel W.B. III, 386 vs. 52.
Tweede Liedt. (blz. 365) vs. 20: Vondel W.B. III, 600 vs. 1896.
Akkerleven. (blz. 367) vs. 1-2: Vondel W.B. VII, 340 Opschrift boven de vertaling der ode; Vondel W.B. VII, 341 r. 33 // vs. 7-11: Horatius Epod. 2 vs. 1 en 3; Vondel W.B. VII, 340 r. 1-2; Horatius Epod. 2 vs. 61-64; Vondel W.B. VII, 341 r. 34-36 // vs. 25-30: Horatius Epod. 2 vs. 6; Vondel W.B. VII, 340 r. 3-4 // vs. 32-34: Horatius Epod. 2 vs. 7; Vondel W.B. VII, 340 r. 4-5 // vs. 43: Horatius Epod. 2 vs. 13-14; Vondel W.B. VII, 340 r. 6-7 // vs. 13-16: Horatius Epod. 2 vs. 11-12; Vondel W.B. VII, 340 r. 7-8 // vs. 46: Horatius Epod. 2 vs. 16; Vondel W.B. VII, 340 r. 8-9 // vs. 43: Horatius Epod. 2 vs. 17-19; Vondel W.B. VII, 340 r. 9-10 // vs. 61-62: Horatius Epod. 2 vs. 20; Vondel W.B. VII, 340 r. 11 // vs. 67-72: Horatius Epod. 2 vs. 23-28; Vondel W.B. VII, 341 r. 12-15 // vs. 38-40: Horatius Epod. 2 vs. 31-32; Vondel W.B. VII, 341 r. 17-18 // vs. 47-48: Horatius Epod. 2 vs. 39-40; Vondel W.B. VII, 341 r. 21-23 // vs. 46, vs. 62 en vs. 65: Horatius Epod. 2 vs. 46-48; Vondel W.B. VII, 341 r. 25-26 // | |||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||
De Rey van Eubeërs in Vondels Palamedes is een vrije navolging van de eerste rei in Seneca's Hercules furens, vs. 125-133 (zie W.B. II, 703 de noot bij vs. 1327). In deze Rey wordt ook het landleven met al zijn genoegens gesteld boven het leven aan het hof. Of Poot ook deze Rey voor ogen heeft gehad bij zijn Akkerleven blijft twijfelachtig. Vergelijk vs. 37-38: Vondel W.B. II, 704 vs. 1363 // vs. 57: Vondel W.B. II, 705 vs. 1378 [D.H. II, blz. 159] // vs. 77-78: Vondel W.B. II, 764 vs. 47-48 [Dr J.J. Gielen, Ts. v.T. en L., Jg. 26, Tilburg 1938, blz. 117-119] // De namen ‘Melker’ en ‘Elsje’ komen evenwel ook op andere plaatsen bij Vondel voor: W.B. II, 792 vs. 648; W.B. III, 150 vs. 737 e.v. Deze passage lijkt veel op die in Poots Akkerleven, zie vooral bij Vondel vs. 741-742; W.B. V, 263 r. 17; W.B. V, 366 vs. 64 // titel: Vondel W.B. VIII, 760 vs. 3 van Lantgezang // Ook bij Vergilius, Georgica II vs. 458, komt het Beatus-ille-motief voor. De tegenstelling land-hofleven, die bij Poot in de eerste verzen voorkomt, vinden wij wel bij Vergilius, niet bij Horatius. // vs. 7-11: Vondel W.B. VI, 181 vs. 70-72 // vs. 44-45: Vondel W.B. VI, 181 vs. 75-76 // vs. 28-29: A.C.M. Meeuwesse, Jan Luyken als dichter van de Duytse Lier. Groningen 1952, blz. 290 noot 3, wijst op hetzelfde woordenspel bij Antonides, Gedichten II, blz. 112 vs. 6 v.b. en bij Huygens, Worp V, 223 r. 16 v.b. Hier is nog aan toe te voegen een vers van Vondel: W.B. VII, 417 vs. 359.
Morgenzang. (blz. 379) vs. 1-5: Vondel W.B. X, 399 vs. 2-3 // ‘als hy plagh’ in vs. 2 is traditioneel in morgen- en avondbeschrijvingen: Vondel W.B. II, 166 vs. 1339; W.B. III, 437 vs. 5; W.B. III, 808 vs. 5; Antonides, Gedichten II, blz. 43 vs. 16 v.b. // vs. 5-6: Vondel W.B. VI, 141 vs. 52-54; W.B. X, 111 vs. 82-83; Spiegel, Hertspiegel II vs. 16; III vs. 19-20 // vs. 8: Antonides, Gedichten I, blz. 138 vs. 2 v.o.
Op een' hoogen Watervloet. (blz. 385) vs. 25: Ovidius Met. I vs. 291 // vs. 32: Ovidius Met. I vs. 302 // vs. 33-34: Ovidius Met. I vs. 293-294 // vs. 35-36: Ovidius Met. I vs. 311-312 // vs. 61-64: Ovidius Met. I vs. 200-203 // vs. 65-67: Ovidius Met. I vs. 283-284 [D.H. II, blz. 170] // vs. 8: Vondel W.B. VII, 802 vs. 666-668 [Huydecoper, Proeve III, blz. 103. Huydecoper geeft verder nog plaatsen bij Vondel, Vollenhove, De Decker en Six van Chandelier.] // vs. 23: Vondel W.B. VI, 338 r. 380-382 // vs. 17-19: Vondel W.B. IX, 346 vs. 1019-1020.
Behoude Reis naer Engelant, aen N. (blz. 396) Titel: Vondel W.B. VII, 265 ‘behoude reis’ in het opschrift boven Het III. Gezang. // vs. 1-8 en vs. 51-60: Horatius Carm. I, 3 vs. 1-8 // vs. 9-12: Vondel W.B. III, 454 vs. 575-580 // vs. 21-23: Vergilius Ecl. I vs. 66; Vondel W.B. VI, 106 vs. 115-116 // vs. 24-28: Vondel W.B. III, 453 vs. 545-550 en 455 vs. 569-570 // vs. 29-31: Horatius Carm. I, 3 vs. 34-35 // vs. 33-40: Horatius Carm. I, 3 vs. 9-20; Vondel W.B. III, 454 vs. 563-570 [D.H. II, blz. 180] // vs. 1-8 en vs. 51-60: Hooft, Gedichten I, blz. 170 vs. 1-8 van het sonnet Behouden reis aen Heer Constantijn Huighens naer Engelandt (ook opgenomen in Huygens, Worp I, 201) Voor het verhaal, dat de zee zeven dagen stil was, als de ijsvogel broedde (Hooft vs. 6, Poot vs. 56), verwijst de noot in de Hooft-uitgave naar Ovidius Met. XI, vs. 745-748 // vs. 45-47: Vondel W.B. VI, 379 vs. 443-444.
Winter. (blz. 408) vs. 1-5: Horatius Epod. 13 vs. 1-3 // vs. 6-8: Horatius Carm. I, 9 vs. 1-4 // | |||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||
vs. 13-18: Horatius Carm. I, 9 vs. 5-9; Horatius Epod. 13 vs. 3-7 [D.H. II, blz. 189] // vs. 13-14: Antonides, Gedichten II, blz. 256 vs. 4 v.b.; Luyken, Duitse Lier, Amsterdam 1946, blz. 83 vs. 3-4 v.b.
Poëtenstryt. (blz. 410) vs. 62-63: Vondel W.B. III, 400 vs. 1-2.
Aen Sara van Elzen. (blz. 423) vs. 3-4: Horatius Carm. I, 24 vs. 19-20; Vondel W.B. VII, 279 r. 13 van Het XXIV. Gezang. // vs. 5-6: Horatius Carm. I, 24 vs. 11-12; Vondel W.B. VII, 279 r. 7-8 // vs. 7-9: Horatius Carm. II, 9 vs. 15-20; Vondel W.B. VII, 293 r. 9-11 van Het IX. Gezang. // vs. 25-30: Horatius Carm. II, 9 vs. 10-15 // vs. 31-32: Horatius Carm. II, 3 vs. 1-4; Vondel W.B. VII, 289 r. 1-3 // vs. 33: Horatius Carm. I, 24 vs. 9-10 // vs. 37-38: Horatius Carm. II, 9 vs. 1-3 [D.H. II, blz. 197].
Onschultbrief aen Debora Blokhuizen. (blz. 426) vs. 17-22: Spiegel, Hertspiegel I vs. 117-118; II vs. 474.
Op een Boekdrukkery. (blz. 444) Vergelijk beide bijschriften met: Vondel W.B. V, 150 vs. 1-6 en 152 vs. 63-64 // Het tweede bijschrift: Vondel W.B. V, 151 vs. 37-40 // Huygens, Worp VII, 164 het gedicht Drucker. | |||||||||||
Gedichten IIAen Henrik van Ryn. (blz. 7) vs. 137: Bekend gezegde aan Hippocrates toegeschreven: ‘Ars longa, vita brevis’; Cats, A.d.W., blz. 725 1ste kol. vs. 19 v.o.
Aen Willem van Loo. (blz. 27) vs. 55-56: Cats, A.d.W., blz. 515 2de kol. vs. 26-15 v.o.
Aen Klaesje Poot. (blz. 31) vs. 105-108: Spiegel, Hertspiegel V vs. 345-347 (Een afbeelding van het wegwerpen van de nap vindt men in de uitgave van P. Vlaming, H.L. Spieghels Hertspieghel en andere Zedeschriften, Amsterdam 1723, blz. 171).
Aen Adriaen Zwalmius. (blz. 42) vs. 73-90 en vs. 115-120: Horatius Carm. III, 3 vs. 1-12 [D.H. I, blz. VIII-X]; Vondel W.B. VII, 304 Het III. Gezang., vooral het opschrift en verder r. 1-8.
Aen * * *. (blz. 48) vs. 63-64: Vondel W.B. III, 339 vs. 7-8 en 340 vs. 17.
Reisbrief aen Jan Oudaen. (blz. 51) vs. 40-52: Spiegel, Hertspiegel I vs. 267-273 // vs. 93-96: Antonides, Gedichten I, blz. 49 vs. 9 v.o. // vs. 383-386: Antonides, Gedichten I, 42 vs. 9-7 v.o. // vs. 461-462 (eveneens II, 206 vs. 14 v.b.; II, 256 vs. 6 v.o.): Huygens, Worp II, 13 vs. 2 v.o. rozen en doornen veel voorkomend beeld voor vreugde, geluk en verdriet. | |||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||
Aen Joannes van Dam. (blz. 71) vs. 1-8: Juvenalis Sat. X vs. 365-366 // vs. 13-16: Juvenalis Sat. X vs. 8-9 // vs. 37-40: Juvenalis Sat. X vs. 54-55 // vs. 48: Juvenalis Sat. X vs. 2-4 // vs. 49-52: Juvenalis Sat. X vs. 4-6 // vs. 57-60: Juvenalis Sat. X vs. 112-113 // vs. 61: Juvenalis Sat. X vs. 72-74 // vs. 81-84: Juvenalis Sat. X vs. 173-178 en vs. 185-186 // vs. 85-88: Juvenalis Sat. X vs. 12-13 // vs. 125-126: Juvenalis Sat. X vs. 10-11 // vs. 141-146: Juvenalis Sat. X vs. 122-126 (over Cicero) // vs. 157-158: Juvenalis Sat. X vs. 168-172 en vs. 147-148 // vs. 185-188: Juvenalis Sat. X vs. 1-2 // vs. 189-192: Juvenalis Sat. X vs. 13-14 // vs. 193-194: Juvenalis Sat. X vs. 95-97 [D.H. I, blz. 68] // vs. 125-128 (eveneens I, 315 vs. 8-5 v.o.): Ovidius Met. XV vs. 228-233; Vondel W.B. VIII, 131-132 vs. 306-311 // vs. 157: Cats, A.d.W., blz. 623 2de kol. r. 20-25 v.b.
Algemeene Brief. (blz. 82) vs. 2-3: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 1-2 // vs. 6-7: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 3-4 // vs. 13-14 (na vermelding van zijn geboortedatum): Ovidius Tristia IV, 10 vs. 5-6 // vs. 14-15: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 15 // vs. 18-22: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 15-16 // vs. 23-24: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 37 // vs. 46: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 36 // vs. 63-64 (over een gestorven schoolmakker): Ovidius Tristia IV, 10 vs. 31-32 // vs. 77-78: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 30 // vs. 82-83 (over het kermis vieren): Ovidius Tristia IV, 10 vs. 21 (over de poëzie) // vs. 89-96: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 77-90 // vs. 105: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 91-92 // vs. 117-126: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 19-20 // vs. 150-154: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 23-26 // vs. 158: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 41-42 // Poot zowel als Ovidius herdenken op latere leeftijd hun gelukkige jeugd, Poot in vs. 169 e.v., Ovidius in vs. 93 e.v. // vs. 195-196: Ovidius Tristia IV, 10 vs. 59-60 [D.H. I, blz. 83] // vs. 42-46: Cats, A.d.W., blz. 737 1ste kol. vs. 12-20 v.b. // vs. 51-55: Cats, A.d.W., blz. 232 2de kol. vs. 27-36 v.b. // vs. 66-68: Vondel W.B. IV, 117 vs. 909; W.B. V, 179 vs. 264; W.B. V, 208 vs. 1003-1004; W.B. V, 293 vs. 517; W.B. IX, 334 vs. 660; W.B. IX, 355 vs. 1239 // vs. 287-289: Vondel W.B. IV, 538 vs. 5-8.
Veltvreugt, ter Bruilofte van Gaspar Rudolf van Kinschot en Katharina Maria Dedel. (blz. 99) vs. 1-2: Vergilius Ecl. VII vs. 1-2 // vs. 13: Vergilius Ecl. X vs. 53-54 // vs. 20-21: Vergilius Ecl. VII vs. 7-8 // vs. 34-35: Vergilius Ecl. IV vs. 28; Vondel W.B. VI, 127 vs. 39-41 // vs. 54-57: Vergilius Ecl. I vs. 79-81 // vs. 75-78: Vergilius Ecl. IX vs. 2-4; Vondel W.B. VI, 163 vs. 2-5 // vs. 97-100: Vergilius Ecl. I vs. 33-35 // vs. 101-102: Vergilius Ecl. IX vs. 51-53; Vondel W.B. VI, 167 vs. 70-73 // vs. 115-116: Vergilius Ecl. II vs. 25-26 // vs. 127-129: Vergilius Ecl. VIII vs. 37-40 // vs. 133-135: Vergilius Ecl. III vs. 40 // vs. 171: Vergilius Ecl. IV vs. 29 // vs. 172: Vergilius Ecl. IV vs. 24-25 // vs. 173: Vergilius Ecl. IV vs. 21-22 // vs. 175: Vergilius Ecl. V vs. 60-61 // vs. 176: Vergilius Ecl. IV vs. 40 // vs. 179-180: Vergilius Ecl. I vs. 7-8 // vs. 194-195: Vergilius Ecl. II vs. 63-65 // vs. 201: Vergilius Ecl. IX vs. 35-36 // vs. 202: Vergilius Ecl. IV vs. 2; Vondel W.B. VI, 125 vs. 3-4 [D.H. II, blz. 13] // vs. 13 (eveneens II, 129 vs. 29-30): Moonen, Poëzy, blz. 4 vs. 2 v.b.; Wellekens, Bruiloftdichten, Amsterdam 1729, blz. 479 vs. 11-12 v.b.; Cats, A.d.W., blz. 327 2de kol. vs. 38-31 v.o. // vs. 187-188: Moonen, Poëzy, blz. 115 vs. 15-16 v.b.; blz. 135 vs. 2-4 v.b. // Naast Vergilius Ecl. X vs. 53-54 ook Vergilius Ecl. V vs. 13-15 // vs. 115-116: Moonen, Poëzy, blz. 56 vs. | |||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||
7-11 v.b.; Vondel W.B. V, 287 vs. 361-363; Hooft, Granida, vs. 134-140; Cats, A.d.W., blz. 572 2de kol. vs. 12-9 v.o.; Ovidius Met. XIII vs. 840-842 // vs. 172: Moonen, Poëzy, blz. 4 vs. 13 v.o. // vs. 173-174: Moonen, Poëzy, blz. 12 vs. 8-10 v.b. // vs. 194-195: Moonen, Poëzy, blz. 150 vs. 5-7 v.b. // vs. 202-203: Moonen, Poëzy, blz. 73 vs. 1-4 v.b. // vs. 205-206 (over Orfeus; eveneens I, 295 vs. 10-8 v.o.; I, 432 vs. 7-10 v.b.): Vondel W.B. IV, 59 vs. 195-196 (over David, die Vondel hier echter ‘Mijn Orfeus’ noemt.) // vs. 96: Vondel W.B. V, 623 vs. 149.
Adelheit. Herderszang, ter Bruilofte van Marten Vlaerdingerwout en Anna van Baerle. (blz. 112) vs. 38-39: Vergilius Ecl. IX vs. 31 // vs. 40: Vergilius Ecl. I vs. 9-10; Vondel W.B. VI, 97 vs. 14-15 // vs. 43-44: Vergilius Ecl. VIII vs. 28; Vondel W.B. VI, 155 vs. 38 (Vondel vervangt het hert uit de Latijnse tekst door de das; ook Poot heeft das.) // vs. 46: Vergilius Ecl. IV vs. 28 // vs. 47: Vergilius Ecl. VII vs. 47-48; Vondel W.B. VI, 151 vs. 65-66 // vs. 53-55: Vergilius Ecl. V vs. 73 // vs. 92-95: Vergilius Ecl. VIII vs. 66-71; Vondel W.B. VI, 159 vs. 86-93 // vs. 104-105: Vergilius Ecl. III vs. 82-83 // vs. 106-109: Vergilius Ecl. III vs. 80-81; Ecl. X vs. 7 // vs. 110: Vergilius Ecl. IV vs. 53 // vs. 122-125: Vergilius Ecl. IX vs. 32-36; Vondel W.B. VI, 164 en 166 r. 36-41 [D.H. II, blz. 30] // vs. 43-44: Moonen, Poëzy, blz. 127 vs. 3-4 v.b. // vs. 92-95: Moonen, Poëzy, blz. 126 vs. 14-18 v.b.; Cats, A.d.W., blz. 575 1ste kol. r. 27-25 v.o., vs. 18 v.o. en vs. 16 v.o.; Kath. Joh. de With, De Getrouwe Herderin. Lantspel. enz., Rotterdam 1719, blz. 165 vs. 8-4 v.o.; Vondel W.B. VIII, 91 vs. 481-484; W.B. VII, 355 r. 17 // vs. 106-109: Ovidius Met. I vs. 505-507 // vs. 122-125: Moonen, Poëzy, blz. 73 vs. 1-4 v.b. // vs. 1-8: Moonen, Vervolg der Poëzye, blz. 31 vs. 1-8 v.b. // vs. 90-91: Moonen, Poëzy, blz. 75 vs. 4-5 v.b. // vs. 134-137: Ovidius Met. X vs. 99-100; Vondel W.B. VII, 749 vs. 143-144; W.B. II, 263 vs. 596-598; W.B. III, 865 vs. 1439-1440; W.B. X, 146 vs. 1010-1011; Wellekens, Dichtlievende Uitspanningen, A'dam 1710, blz. 9 vs. 16 v.o.; Antonides, Gedichten II, blz. 117 vs. 4-3 v.o.; Joh. Secundus, Basia (zie G. Ellinger, Geschichte der neulateinischen Lyrik in den Niederlanden, Berlin/Leipzig 1933, blz. 51) // vs. 140-141: Vondel W.B. II, 792 vs. 671-672; W.B. V, 353 vs. 1997-2019 // vs. 62-63: Vondel W.B. VI, 185 vs. 139-141 // ‘'t Oog der werelt’ voor zon in vs. 147: Spiegel, Hertspiegel IV, vs. 25, VI vs. 2, VII vs. 7; Vondel W.B. I, 466 vs. 62; Cats, A.d.W., blz. 234 1ste kol. vs. 14 v.o.; J. van Broekhuizen, Gedichten, Amsterdam 1712, blz. 9 vs. 5 v.o.
Visscherszang, ter Bruilofte van Marten Stael en Sofia Kornelia van Rysoort. (blz. 119) vs. 1-6: Vergilius Ecl. V vs. 1-3; Vondel W.B. VI, 131 vs. 1-4 // vs. 13: Vergilius Ecl. III vs. 28-29 // vs. 17-20: Vergilius Ecl. VIII vs. 54-55 en Ecl. I vs. 25 // vs. 21: Vergilius Ecl. V vs. 19; Vondel W.B. VI, 132 r. 35 // vs. 22 en vs. 153: Vergilius Ecl. V vs. 4 // vs. 22-25: Vergilius Ecl. IX vs. 57-58 // vs. 39-42: Vergilius Ecl. V vs. 32-34 // vs. 91: Vergilius Ecl. V vs. 45-46 // vs. 172-173: Vergilius Ecl. V vs. 81; Vondel W.B. VI, 136 r. 87 // vs. 175-176: Vergilius Ecl. V vs. 85 [D.H. II, blz. 41] // vs. 1-6: Moonen, Poëzy, blz. 124 vs. 1-5 v.b. // vs. 14-18: Moonen, Poëzy, blz. 125 vs. 6-10 v.b. // vs. 51-54: Vondel W.B. VI, 338 r. 380-382; W.B. VII, 697 vs. 1004-1005 // ‘watervee’ in vs. 54 (eveneens I, 386 vs. 10 v.o.): Spiegel, Hertspiegel III vs. 219. | |||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||
Eerlief. Herderszang ter Bruilofte van Simon van der Sleiden en Magdalena Penning. (blz. 128) vs. 1-14: Vergilius Ecl. X, vs. 1-8; Vondel W.B. VI, 168 en 170 r. 12-18 // vs. 22-26: Vergilius Ecl. II vs. 1-5; Vondel W.B. VI, 108 r. 12-15 // vs. 33-42: Vergilius Ecl. II vs. 6-13; Vondel W.B. VI, 108 r. 15-22 // vs. 51-62: Vergilius Ecl. II vs. 19-22; Vondel W.B. VI, 108 en 110 r. 25-28 // vs. 63-68: Vergilius Ecl. II vs. 40-44; Vondel W.B. VI, 110 r. 42-46 // vs. 69-72: Vergilius Ecl. III vs. 36-43 // vs. 75-78: Vergilius Ecl. II vs. 45-50; Vondel W.B. VI, 110 r. 46-47 // vs. 82-87: Vergilius Ecl. IV vs. 21-25 en vs. 45 // vs. 88-90: Vergilius Ecl. IV vs. 28-30 // vs. 95-96: Vergilius Ecl. I vs. 35 // vs. 100-120: Vergilius Ecl. II vs. 51-55 en vs. 58; Ecl. III vs. 80-83; Vondel W.B. VI, 110 en 112 r. 50-56; W.B. VI, 120 r. 82-85 // vs. 121-125: Vergilius Ecl. II vs. 56-62; Vondel W.B. VI, 112 r. 54-60 // In vs. 127 gebruikt Poot een spreekwoord (zie hierover Werelttoneel dl. II, blz. 636 r. 18-30 v.b.), ook bij Vergilius Ecl. II vs. 58-59 vinden wij twee spreekwoorden (zie hierover Vondel W.B. VI, 112 de noot bij r. 56) // vs. 128-129: Vergilius Ecl. III vs. 72-73 [D.H. II, blz. 54] // vs. 43-47: Vergilius Ecl. VIII vs. 26; Vondel W.B. VI, 155 vs. 35-36 [Mej. Dr M.M. Prinsen, De Idylle in de achttiende eeuw in het licht der aesthetische theorieën, Amsterdam 1934, blz. 68] // vs. 3: Wellekens, Bruiloftdichten, Amsterdam 1729, blz. 39 vs. 1-5 v.b. // vs. 41-42 (eveneens II, 117 vs. 4 v.b.): Moonen, Poëzy, blz. 12 vs. 5-3 v.o. // vs. 63-68: Vergilius Ecl. III vs. 21-22; Vondel W.B. VI, 117 vs. 28-29 // vs. 85: Vondel W.B. X, 119 vs. 327-328 // vs. 88-89: Vondel W.B. X, 119 vs. 324 // vs. 90: Vondel W.B. X, 119 vs. 331; Moonen, Poëzy, blz. 36 vs. 13 e.v.v.b.
Jagerskout ter Zilvere Bruiloft van Meinard van Nuld en Anna Smits. (blz. 135) vs. 1-2: Vergilius Ecl. IX vs. 1; Vondel W.B. VI, 162 r. 10-11 // vs. 7: Vergilius Ecl. IX vs. 5 // vs. 21-24: Vergilius Ecl. I vs. 59-63 // vs. 45-46: Vergilius Ecl. I vs. 35 // vs. 111-115: Vergilius Ecl. V vs. 32-34 // vs. 127-128: Vergilius Ecl. V vs. 45-47 // vs. 167-169: Vergilius Ecl. V vs. 76-78 [D.H. II, blz. 67] // vs. 1-2: Moonen, Poëzy, blz. 98 vs. 1-2 v.b.
Geboortezang voor * * *. (blz. 160) vs. 17: Vergilius Ecl. IV vs 8-10 // vs. 25-26: Vergilius Ecl. IV vs. 46-47 // vs. 61-65: Vergilius Ecl. IV vs. 60-63.
Samenzang, op den Geboortedagh van * * *. (blz. 163) vs. 25-28: Hooft, Ned. Hist., dl. I, 3de dr., Amsterdam 1677, 9de Boek, blz. 374 r. 9-11 v.b. [D.H. I, blz. 121].
Op het Verjaren van Anna Oudaen. (blz. 171) vs. 5-6 (eveneens III, 138 vs. 1-4 v.b.): Antonides, Gedichten I, blz. 23 vs. 5-7 v.b; Vondel W.B. III, 188 vs. 31. Zie vooral Werelttoneel dl. III, blz. 43 noot [C].
Geboortekrans voor Margarita Oversloot. (blz. 179) vs. 6: Antonides, Gedichten I, blz. 107 vs. 2 v.o.
Verjaerwensch aen Jongkvrou * * *. (blz. 185) vs. 5-6: Vondel W.B. X, 224 vs. 27-29.
Ter Bruiloft van Pieter Sprokkenburg en Neeltje Poot. (blz. 219) vs. 17-18 (eveneens II, 233 vs. 12 v.b.): Vondel W.B. V, 854 vs. 60-61. | |||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||
Het Huwlyk van Willem van Karnebeek en Kornelia van den Berg. (blz. 231) vs. 59-60 (eveneens I, 226 vs. 7-8 v.b.): Cats, A.d.W., blz. 1 2de kol. vs. 10-12 v.b.; Vondel W.B. III, 607 vs. 19-22; W.B. IX, 654-656. Deze in de 17de en 18de eeuw zeer gebruikelijke vergelijking van de liefde met een oorlog gaat waarschijnlijk terug op Vergilius Aeneis XI vs. 735-738. Ook bij de petrarkisten komt zij herhaaldelijk voor. Zie H.K. Hasselkuss, Der Petrarkismus in der Sprache der englischen Sonettdichter der Renaissance, Barmen 1927, blz. 141-145, 158-159 en 173-175. // vs. 7-10: Cats, A.d.W., blz. 319 1ste kol. vs. 14-11 v.o. // vs. 13-18: Cats, A.d.W., blz. 319 2de kol. vs. 3-6 v.b. // vs. 19-20: Cats, A.d.W. blz. 319 2de kol. vs. 7-10 v.b. // vs. 21-25: Cats, A.d.W., blz. 319 2de kol. vs. 34-31 v.o.
Maiboom voor Paulus van den Ende en Debora Verryn. (blz. 237) vs. 31-36: Vondel W.B. V, 554 vs. 55-62 en 555 vs. 86-88 // vs. 57-64: Wellekens, Bruiloftdichten, Amsterdam 1729, blz. 230 vs. 13-7 v.o.
Ter Bruilofte van Adriaen Boitet en Katharina de Valk. (blz. 267) vs. 1-5: Ovidius Amores III, 1 vs. 7, vs. 11, vs. 15-16, vs. 33-34, vs. 41-44 en vs. 69-70 [D.H. I, blz. 136].
Uitvaert van Kornelis van Arkel. (blz. 278) vs. 73-75 (eveneens II, 418 vs. 1-9 v.b.): Vondel W.B. VIII, 586-587 vs. 43-48; W.B. IX, 870-871 vs. 337-345; W.B. II, 62-63 vs. 153-168; W.B. V, 176 vs. 185-186; W.B. IX, 873 vs. 435-436; Antonides, Gedichten II, blz. 193 vs. 3-10 v.b. (Het gedicht van Antonides bij het overlijden van de Rotterdamse predikant Gerard Brant vertoont in de irenische opvatting ook verder overeenkomst met Poots gedicht.); D. van Hoogstraten, Gedichten, Amsterdam 1696, blz. 228 vs. 15-18 v.b.
Lykgedachtenis van David van Hoogstraten. (blz. 285) vs. 113-114: Vergilius Ecl. IX vs. 35-36 // vs. 135-139: Eenzelfde gedachte vinden wij bij Simon Ogerius. Zie G. Ellinger, Geschichte der neulateinischen Lyrik in den Niederlanden, Berlin/Leipzig 1933, blz. 253-254.
Ter Gedachtenisse van Jan Oudaen. (blz. 292) vs. 81-82 (eveneens I, 248 vs. 4-5 v.b.): Vondel W.B. VIII, 202 vs. 4-6.
Op het Overlyden van Dirk Schol. (blz. 301) vs. 9-12: Vondel W.B. VII, 779 r. 1; W.B. VII, 780 vs. 24; W.B. VII 782 vs. 69-70; W.B. V, 797 vs. 141-145.
Op de Beschryving der Nederlantsche Gedenkmunt door Gerard van Loon. (blz. 323) vs. 22: Vergilius Ecl. VI vs. 74-77; Vergilius Aeneis I vs. 200-201; Vondel W.B. VI, 371 vs. 299; Vergilius Aeneis III vs. 429-432; Vondel W.B. VI, 518 r. 494; Ovidius Met. VII vs. 62-65; Met. XIII vs. 730-734; Met. XIV vs. 59-67; Vondel W.B. III, 177 vs. 87-92; W.B. X, 56 vs. 549-550; Cats, A.d.W., blz. 374 1ste kol. vs. 1-2 v.b.; blz. 578 1ste kol. vs. 24-23 v.o.; Antonides, Gedichten II, blz. 46 vs. 7-5 v.o. Zie ook Werelttoneel dl. III, blz. 732-733.
Palmtak voor Elias van der Hoeven, tot Dokter der beide Rechten ingewydt. (blz. 338) vs. 2-4 (eveneens II, 341 vs. 5-6): Vondel W.B. I, 482 vs. 114. | |||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||
Op de Verdediging van ons Lichaem, verweert door Kornelis 's Gravezande toen hy tot Dokter der Rechten wiert ingewydt. (blz. 343) vs. 1-15: Spiegel, Hertspiegel II vs. 99-102.
Bloemzang ten Lusthove van Juliaen van Groenewegen. (blz. 376) vs. 5-8: Antonides, Gedichten II, blz. 223 vs. 6-3 v.o. // vs. 57-61, vs. 69-71, vs. 75-76 en vs. 81-96: Antonides, Gedichten II, blz. 225 vs. 1-12 v.b. // vs. 117-120: Ovidius Met. IV vs. 269-270; Vondel W.B. VII, 526 vs. 360-363; vooral Vondel W.B. IX, 531 vs. 634-636 en verder W.B. IV, 168 vs. 340-341; W.B. IV, 568 vs. 76-77; W.B. V, 394 vs. 449-450; W.B. V, 820 vs. 1-6; W.B. IX, 268 vs. 85-86; W.B. IX, 664 vs. 36; W.B. X, 119 vs. 320-321; W.B. X, 200 Op een troupenning vs. 1-3; Cats, A.d.W., blz. 177 2de kol. vs. 34 v.o.; Antonides, Gedichten I, blz. 122 vs. 8 v.o.; Kath. Joh. de With, De Getrouwe Herderin. Lantspel. enz., Rotterdam 1719, blz. 18 vs. 18-17 v.o.; blz. 134 vs. 13-11 v.o. Zie ook Werelttoneel dl. II, blz. 157 noot [A]; Id., blz. 503 noot [E]; Id., blz. 641 r. 4-5 v.b.; dl. III, blz. 60 noot [A]; Id., blz. 132 noot [A]; Id., blz. 135 noot [A]; Id., blz. 574 noot (2).
Gezang op Broekbergen, den Lusthof van Wilhelmina de Veer. (blz. 385) vs. 8-9: Hooft, Baeto vs. 464 // vs. 36-38: Vondel W.B. X, 321 vs. 20-23 // vs. 96-99: Antonides, Gedichten II, blz. 225 vs. 15-12 v.o. // vs. 106-110: Antonides, Gedichten II, blz. 226 vs. 7-10 v.b.
Veltvryaedje. (blz. 394) vs. 12: Kath. Joh. de With, De Getrouwe Herderin. Lantspel. enz., Rotterdam 1719, blz. 4 vs. 15-18 v.b.; Hooft, Granida vs. 208-218.
Tegens de Eerdieven. (blz. 396) vs. 11-12: Ovidius Ibis vs. 21-22 // vs. 19-22: Ovidius Ibis vs. 1-4 // vs. 23-24: Ovidius Ibis vs. 9-10 // vs. 25-30: Ovidius Tristia III, 4 vs. 75-78 // vs. 79-80: Ovidius Tristia III, 4 vs. 1-2 // vs. 127-130: Ovidius Tristia V, 8 vs. 11-12 // vs. 146-147: Ovidius Ibis vs. 104 // vs. 148-150: Ovidius Ibis vs. 197-200 // vs. 151-152: Ovidius Ibis vs. 207-210 [D.H. II, blz. 205] // vs. 13-18: Ovidius Tristia I, 8 vs. 37-44; Tristia III, 11 vs. 3-4; Cats, A.d.W., blz. 474 1ste kol. vs. 3-8 v.b.; voor overeenkomende plaatsen bij Vergilius, Catullus, Ovidius en Tasso, zie Werelttoneel dl. II, blz. 650-651. // vs. 49-54: Vondel W.B. I, 359 vs. 1-12 // vs. 67-71: Vondel W.B. I, 543 vs. 1-14 // vs. 39-42: Horatius Epod. 3 vs. 1-2 en Carm. II, 13 vs. 5-8; Cats, A.d.W., blz. 577 1ste kol. vs. 17-18 v.b. en vs. 10-8 v.o.; Vergelijk ook het citaat uit de satirische sonnetten van Ronsard op de blz. 367-368 van J. Vianey, Le Pétrarquisme en France au XVIe siècle, Montpellier 1909.
De Dichtkunst in Homerus verheerlykt. (blz. 412) ‘Myterklippe’ in vs. 11: Vondel W.B. VII, 451 vs. 295; W.B. II, 770 vs. 25; Spiegel, Hertspiegel I vs. 117 [Huydecoper, Proeve I, blz. 264, alwaar ook nog plaatsen bij J. Westerbaen en C. Questiers worden vermeld. De plaats bij Poot geeft Huydecoper niet.] // vs. 20-21: Vondel W.B. X, 186 vs. 5-8.
Publius Ovidius Nazo. (blz. 441) vs. 3: Vondel W.B. VII, 398 r. 94-103. | |||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||
Kallimachus. (blz. 443) vs. 1: Vondel W.B. VII, 384 vs. 13-14. | |||||||||||
Gedichten IIIAen Godt. (blz. 1) vs. 17-19: Hooft, Gedichten I, blz. 272 vs. 49-51 // vs. 37-40: Hooft, Gedichten I, blz. 273 vs. 89-92 // vs. 41-44: Hooft, Gedichten I, blz. 273 vs. 101-106 // vs. 73-76: Hooft, Gedichten I, blz. 272 vs. 37-41 [D.H. I, blz. 39] // vs. 30-32: Vondel W.B. II, 206 vs. 2168-2170; W.B. V, 629 vs. 281-290; W.B. X, 613 vs. 5-8 // vs. 9-10 (rijm): Cats, A.d.W., blz. 518 1ste kol. vs. 24-23 v.o.; blz. 522 2de kol. vs. 31-32 v.b.
Levensverbetering. (blz. 10) ‘kelderstuipen’ in vs. 20: Huygens, Worp II, 14 vs. 105-106; Worp VII, 301 de titel Kelder siecken.
Verjaergroet aen Neeltje 't Hart. (blz. 21) vs. 17-20: Ovidius Amores II, 9 vs. 25-26 // vs. 69-76: Vondel W.B. IX, 658-659 vs. 31-62 [D.H. I, blz. 128] // echter veel voorkomend motief in de petrarkistische litteratuur: ‘cueillez, cueillez votre jeunesse!’ // vs. 24-25: Hooft, Gedichten I, blz. 92 vs. 9 van het Sonnet.
Minverlangen. Aen Neeltje 't Hart. (blz. 28) vs. 13-14: Ovidius Epistulae XVII [XVIII] vs. 179-180 [D.H. II, blz. 223; eerder reeds Jer. de Bosch, Antwoord op de vraag over de regelen der Dichtkunde, Verh. uitgeg. door Teyler's 2de Gen. 2de st., Haarlem 1783, blz. 200].
Op de Doot van zyn Dochtertje. (blz. 74) Onder invloed van Vondel W.B. III, 388 Kinder-Lyck.
Lantvermaek. Aen Simon Schaep. (blz. 79) In zeer algemene zin is in dit gedicht het Beatus-ille-motief verwerkt. // vs. 41-46: Vondel W.B. II, 705 vs. 1378-1386 [D.H. II, blz. 227] // Zie echter meer: Vondel W.B. IX, 521 vs. 390-392 // Mogelijk, gezien de zo juist vermelde overeenkomst vs. 49-52: Vondel W.B. IX, 526 vs. 523-528 // ‘bemoschte bronnen’ in vs. 45: Vondel W.B. VI, 151 vs. 63; Moonen, Poëzy, blz. 4 vs. 10-9 v.o.
Mei. (blz. 86) vs. 25-26: Horatius Carm. IV, 12 vs. 9-12 (eveneens een lentebeschrijving) [D.H. II, blz. 237]; vooral echter Vondel W.B. VII, 336 vs. 6-8 // vs. 37-40 (eveneens I, 386 vs. 2-1 v.o. en 387 vs. 1-2 v.b.): Spiegel, Hertspiegel II vs. 13-18; Huygens, Worp I, 219-220 vs. 201-204; J. Westerbaen, Het eerste deel der Gedichten van Jacob Westerbaen, Ridder, Heer van Brandwyck en Gybland &c. enz., 's-Gravenhage 1672, blz. 487 vs. 1-8 v.b.; J. de Deckers Rym-oeffeningen, Verdeelt in dry Boecken, Vervattende Gedichten van verscheyden styl en stoffe, 3de druk, Amsteldam 1702, derde boek, blz. 3 vs. 8-7 v.o.; Moonen, Poëzy, blz. 112 vs. 13-15 v.b.; D. Smits, De Rottestroom, Rotterdam 1750, blz. 67 vs. 5-8 v.b. // vs. 15-18: Spiegel, Hertspiegel II vs. 13-14 // ‘'t levend botervat’ in vs. 39 voor koe en ‘hemelwol’ in vs. 41 voor sneeuw zijn voorbeelden van conceptisme, vergelijk: Huygens, Worp III, 168 r. 2 v.b.; Worp IV, 329 vs. 2465-2466; Vondel W.B. I, 178 vs. 2; W.B. I, | |||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||
441 vs. 311; W.B. II, 253 vs. 380; W.B. III, 374 vs. 44; W.B. V, 875 vs. 436-437; W.B. VII, 690 vs. 845.
Zomerönweer. (blz. 99) vs. 1-4: Ovidius Met. I vs. 264-269 // vs. 5-8: Vondel W.B. X, 444 vs. 1297-1299 // vs. 53-56: Ovidius Met. I vs. 272-273 [D.H. II, blz. 243] // vs. 3-4: Vondel W.B. IX, 317 vs. 235 // vs. 5-8: Ovidius Met. XI vs. 512-513; Vondel W.B. VII, 803 vs. 682-683.
Aen Willem Vlaerdingerwout, die den Dichter met eene Schenkaedje van Zilver aenmoedigde. (blz. 114) vs. 69-72: Huygens, Worp III, 85 vs. 1301-1305.
Nacht. (blz. 146) vs. 1-3: A. Hoogvliet, Abraham de Aartsvader, Rotterdam 1728, blz. 224 vs. 6-1 v.o. // vs. 19-21: Vondel W.B. IV, 813 vs. 1293-1294. |
|