| |
| |
| |
[Een hoorbare stem]
Hoe leuk is het om oud te worden? Het enig mogelijke principiële antwoord op die vraag luidt: oud worden is niet leuk. Wie genoegen vindt in de eigen onmiskenbare veroudering is nooit jong geweest en wie luidkeels verkondigt dat oud worden zoveel voordelen heeft boven de jeugd, hoopt waarschijnlijk aan ouderen te verdienen.
Het ervaren dat de tijd voorbijgaat, geeft weinig aanleiding tot vreugde. Wie oud wordt vergelijkt het afnemen van zijn krachten met het zoveel onbekommerder leven van vroeger. Oud worden betekent vermoeidheid, en als het tegenzit betekent het ook pijn lijden; het lichaam wil niet meer zoals voorheen, de geest laat steeds vaker een steek vallen.
Niets wordt beter bij het ouder worden en alles alleen maar minder.
De zich onherroepelijk aankondigende aftake- | |
| |
ling kunnen wij helaas niet van ons afwentelen. Ook kunnen wij niemand inhuren om het onaangename karwei van het ouder worden van ons over te nemen. Dat zou maar al te gemakkelijk zijn. Je pakt de Gouden Gids en belt een bedrijf dat het ouder worden voor je opknapt. Bij tegenvallende diensten wordt het geld teruggestort. Dat zou dan wel betekenen dat de veroudering alsnog intreedt, en waarschijnlijk in versnelde en verhevigde vorm.
Kunnen wij werkelijk niets ondernemen tegen het verval? Ook hier luidt het antwoord: in principe niets. Maar gelukkig zijn wij niet voor honderd procent voorgeprogrammeerde wezens. Als mensen immers zijn wij voorzien van ratio en dus handelen wij, als het er werkelijk om gaat, doorgaans zo irrationeel als maar kan. Zo kan het gebeuren dat wij tegen onszelf zeggen: oud
| |
| |
worden, mij niet gezien. En dan begint het verzet, de queeste die ons naar de verjongingsbron moet voeren. Helaas bestaat die alleen op middeleeuwse schilderijen.
De zoektocht naar het ultieme middel om de aftakeling te vlug af te zijn, leidt een toenemend aantal ouderen rechtstreeks naar de beautyfarm en de sportschool. Soms helpt zulk verzet tegen de lichamelijke verloedering een tijdje, als je tenminste geluk hebt. Nog maar net bekomen van het modderbad, en de fitness-apparatuur staat alweer te wachten. Wie jong wil blijven, moet zich uitsloven. Pas na de pensionering begint de ware arbeid in het ‘zweet des aanschijns’.
Wat mensen in hun wijsheid natuurlijk ook kunnen is de aftakeling vierkant ontkennen. De vrijheid van denken verleent ons de mogelijkheid onszelf wijs te maken dat de dood zelfs hele- | |
| |
maal niet nadert en dat wij ons nog lange tijd voor hem kunnen verstoppen. Niemand verbiedt ons deze koestering in een illusie, en kennelijk werkt juist deze zinsbegoocheling zo tantaliserend dat er een hele industrie omheen is ontstaan. Deze industrie transporteert ouderen naar plaatsen waar zij strikt onder elkaar zijn, zich koesterend in een het hele jaar door aangename zon, in een wereld die bestaat uit bingobijeenkomsten en aerobic-sessies in sterk vertraagde opname.
Maar zelfs in hun zelfgekozen paradijzen kunnen ouderen zich niet onttrekken aan de echo's van het getto. Juist de pretentie van voortdurende jeugd en de daarmee gepaard gaande opgewektheid, geeft aan deze reservaten een tragische dimensie. Bestaat er iets gruwelijkers dan het ontkennen van de ouderdom, door dagelijks te doen alsof de wereld een pretpark
| |
| |
voor gepensioneerden is? Deze ironie van het ontkennen van het lot heeft gelukkig ook een genadige kant: de meeste bewoners van de toevluchtsoorden voor ouderen, of die nu Florida heten of Benidorm, zal het ontgaan dat zij zich in werkelijkheid bevinden in een op aarde gevestigde dependance van de hel.
De uitwassen van ontkenning van de menselijke levensloop nemen niet weg dat zeer veel ouderen er aardig in lijken te slagen hun levensavond nog een tijdje om te buigen tot een serie zonnige ochtenden. In al die gevallen gaat ouderdom gepaard met geld en hoewel geld niet gelukkig maakt, hoor je toch maar zelden dat iemand er ongelukkig door geworden is. Geld brengt warmte onder handbereik, en cultuur; geld betekent een eindeloze aaneenrijging van korte en lange vakanties, van aangename huizen
| |
| |
en particuliere verzorging. Geld kortom maakt het ouderen mogelijk niet alleen hun ‘face’ maar ook hun ziel te laten liften.
Niet iedereen kan profiteren van de rijkdom die de muren van zoveel kamers in Huize Avondrood behangt met klatergoud. Ook is het slechts voor een relatief kleine groep ouderen weggelegd te ‘overwinteren’, zich definitief te vestigen in het eigen meest geliefde seizoen, en dus een lange neus te maken tegen wind en regen; ijs, gladheid en strammere botten.
Tot nu toe is dit een beperkt verhaal. Want geheel los van de financiële situatie zijn er ook oudere mensen, en het gaat hier zelfs om de meerderheid, die willen blijven waar zij altijd waren, met inbegrip van het toenemend aantal van hun kwalen. Temidden van hun buren, in hun eigen buurt, vaak dichtbij hun kinderen.
| |
| |
Ook willen zij leven temidden van de dingen die vertrouwd zijn, die niet zo snel voorbijgaan als idolen, en die langzamerhand even grijs en onzichtbaar zijn geworden als zijzelf.
Dat in Nederland die grote groep ouderen niet aan hun lot wordt overgelaten, is een groot goed. Wij zijn hier bijeen om een bepaald onderdeel van de zorg voor ouderen te eren met een prijs. In de bekommernis voor ouderen in de Amsterdamse binnenstad neemt de Stichting Ouderenadviseurs Flesseman (de naam komt van het oorspronkelijk op de Nieuwmarkt gevestigde naaiatelier) een allang niet meer weg te denken plaats in.
Stichting Ouderenadviseurs Flesseman concentreert haar activiteiten in een grote-stadsbuurt waar geen palmen groeien, waar je 's winters beter niet in een vrolijke bermuda de straat op kan, maar waar de meeste ouderen nog wel hun weg kunnen vinden zonder begeleiding van een
| |
| |
reisleidster. De mensen rond de Nieuwmarkt willen niet zozeer in hun eigen buurt blijven wonen omdat zij daar hun ouderdom beter kunnen vieren. Wat zij vooral willen is hun leven zo lang en zo normaal en ongestoord mogelijk voortzetten.
‘Wij willen een stad met buurten waar wonen, spelen, werken, leren en winkelen vlakbij en door elkaar gebeurt voor jonge en oude mensen’, staat te lezen in de ingang van Flesseman. ‘Vlakbij’ en ‘door elkaar’: zo ging het vroeger en zo hoort het nu.
Eenvoudig is het realiseren van die wensen niet, voor veel ouderen. Er komt een moment in het leven waarop kleine rampen elkaar zonder enige aankondiging opvolgen. Je struikelt op weg naar de koelkast en daarna kun je niet meer zo gemakkelijk opkomen; als dat eindelijk dan toch gelukt is, stoot je je aan een kast. De volgende dag
| |
| |
krijg je griep. Hangen die dingen soms samen?
Je bent oud. Je wilt nog wel zelfstandig winkelen, en misschien spelen, maar het lichaam zegt ‘nee’ en op een gegeven ogenblik weet de geest opeens niet meer wat dat is, winkelen, of kaart spelen.
En toch wil je niet weg, niet weg uit je huis, niet weg uit de buurt. En de dingen die altijd gewoon waren, zie je opeens als verworvenheden, als begerenswaardig. Maar hoe krijg je het voor elkaar de wereld ‘gewoon’ te laten zijn, aangepast aan je beperkte mogelijkheden, maar nog steeds herkenbaar als die van jou? In die gevallen kan de ouderenadviseur een uitkomst betekenen.
Een ouderenadviseur is meer dan een hulpverlener. Zij of hij komt ook niet als een relatief vreemde, maar als vertrouweling. Dat vertrouwen zal gewonnen moeten worden en dat lukt alleen als de adviseur de wereld van de cliënt
| |
| |
leert doorgronden. Dat vereist een groot inlevingsvermogen, veel geduld en een bijzonder gevoel voor improvisatie. Vaak zijn het juist kleine karweitjes die het vertrouwen doen toenemen. ‘Soms,’ in de eigen woorden van een adviseur, ‘bereik je meer met het ontdooien van de ijskast dan met medicijnen.’ Daarom is het woord ‘cliënt’ ook niet geslaagd. Alle goede bedoelingen ten spijt, suggereert het toch een afstand die tussen de oudere en de adviseur juist niet bestaat.
De ouderenadviseur probeert de autonomie van degene bij wie hij komt te ondersteunen. Soms door iets van die autonomie op zich te nemen, een last te verlichten. Het beroep van ouderenadviseur is daarom meer een concept dan normaal werk, het is een uitgangspunt dat iedere keer opnieuw moet worden vormgegeven in concrete voorstellen en handelingen.
In tegenstelling tot vele anderen in de zorg- | |
| |
sector treedt de ouderen-adviseur niet op als een betuttelaar. De adviseur behandelt de mensen bij wie hij komt als gelijken. Ouderen zijn niet altijd onmiddellijk toegankelijk. Vaak hebben zij al zoveel mensen om hen heen zien wegvallen.
De zich herhalende dood heeft hen de betrekkelijkheid bijgebracht van contacten. ‘Bekijk het maar,’ is hun houding. Het winnen van vertrouwen is geen sinecure.
Wanneer dat vertrouwen wel tot stand komt, leidt het soms tot verrassende resultaten. Neem het geval van meneer Ogtrop (de naam is verzonnen). Meneer Ogtrop woont in een soort peeskamertje, midden tussen de prostituees. De meisjes nemen wel eens eten voor hem mee. Zelf heeft hij van alles te doen. Hij loopt naar de sigarenman en vandaar rechtdoor naar het café. Thuis hebben zich nog twee heren in hetzelfde pand gevestigd. Allebei alcoholist. Meneer Ogtrop houdt zo'n
| |
| |
beetje toezicht over hen. Zelf is hij drieëntachtig. De wijkverzorger ziet een langer verblijf in het pand niet meer zitten. Voor dat rotkamertje moet hij trouwens een hoop geld betalen. Daarom acht de wijkverzorger het raadzamer wanneer meneer Ogtrop vertrekt naar een verzorgingshuis. Zonder hoeren en ver van zijn stamkroeg.
Maar meneer Ogtrop voelt zich tevreden met de wijze waarop hij leeft. Zijn ouderenadviseur, die hem inmiddels goed kent en hem begrijpt, wil daarom dat hij gewoon blijft wonen waar hij zich op zijn gemak voelt. In een veel te duur hok. Maar wel in een vertrouwde omgeving, dicht bij zijn eigen kroeg. Doordat de adviseur zijn stem vertolkt, hoeft meneer Ogtrop niet te verkassen.
Ouderen: misschien vergeet je bij een demente vrouw maar al te snel dat ook zij ooit heeft liefgehad, dat zij begeerd werd, dat zij haar
| |
| |
mooiste kleren aantrok om te gaan dansen. Misschien wil je dat ook vergeten, geconfronteerd met de gruwel van de vervagende geest.
Maar zolang mensen nog wel gedachten hebben, en zelf beslissingen willen nemen, gaat het erom dat zij daarbij steun vinden, opdat zij zich autonoom kunnen blijven voelen zolang als het leven dat toestaat.
De ouderenadviseur beschermt de waardigheid van mensen, hij leent de ouderen zijn stem en maakt daarmee hun eigen stem duidelijk hoorbaar. Er zijn geen betere winnaars denkbaar van de Eva Frankfort Gans Prijs dan de medewerkers van De Flesseman, die het begrip ‘ouderenadviseur’ een menselijk gezicht hebben gegeven.
|
|