Nut tyd-verdryv
(1686)–Mattheus Gargon– AuteursrechtvrijDen Honderd-en-Veertienden Psalm.Op den Trant van Dathenus.Vergelyking van den uittogt der Israëliten uit Egypten om Canaän te verkrygen, met de komst des Heren om syn Koningryk te verkrygen, de wonderen die God Israël vertoonde, werden verkleint, om dat hy 't geestlyk Israël groter wonderen zoud vertonen.
Toen Israël uit 't wreed Egypten trok,
En Jacobs Zaad verwierp het slaven-jok,
| |
[pagina 74]
| |
Dat vremde haar deên dragen:
Toen bleek aan elk dat God syn volk aan nam,
En Heer woud zyn van Judas Vorsten-stam.
Waar in hy had behagen.
De rode Zee, en stromende Jordaan,
Hielden vol vrees haar holle golven staan:
En lieten 't volk doortrekken.
Gansch Sinaï, wanneer Gods wet en woord.
Werd van syn kruin met groot gedruis gehoort,
Scheen lillend angst t'ondekken.
Waarom gy Zee, en stromende Jordaan,
Waarom hield gy uw' holle golven staan,
En liet gy 't volk doortrekken?
Gy Sinaï, wanneer Gods wet en woord,
Wierd van uw' kruin met groot gedruis gehoort,
Wat had gy angst t'ondekken?
| |
[pagina 75]
| |
Beev aarde, beev, stil woeste stromen stil,
Nu God syn ryk op aard opregten wil.
En groter magt-blyk geven.
Ga naar margenoot+ Uit 't vleessig hart, eerst harder als een rots,
Daar uit springt nu door de genade Gods.
Ga naar margenoot+ Een nat ten ewig leven.
|
|