Passie met een doel
Het boek is vooral in het begin een doolhof van namen, plantages en los van elkaar staande gebeurtenissen. Pas als de passie begint op te laaien, krijg ik er zin in (natuurlijk). Maar welke passie? Een voorbeeld.
Etienne, de blanke planterszoon heeft een oogje op de mulattin/slavin Esthelle. Hij versiert haar als volgt:
‘Stelletje, stelletje, wat ben je toch groot geworden en mooi, zo mooi..(...) Hij trok haar overeind en begon heviger te strelen, over haar borsten, haar heupen en ging met zijn hand onder haar rokken (1,2,3, gaan we weer) Ze stribbelde niet tegen, want ze vond het best leuk dat Masra Etienne dit bij haar deed. Esthelle begon toen zelf ook te strelen en te aaien (waar is de hond) en het duurde niet lang of ze lagen in een innige omhelzing op de vloer. Toen het voorbij was..’ (p. 96) Enfin, toen het voorbij was slaakte ik een zucht van opluchting. Dit schrikbarend passieloos beschreven incident markeert wel de omslag van het boek. Plotseling heb je een focus waar je je aan kunt vasthouden. Hield Mc Leod zich nu maar alleen bezig met deze passie, maar ze is een vrouw met een missie. Zoveel is duidelijk. Ze wil haar volk op een leuke, gezellige manier haar geschiedenis voorhouden. Dus zelfs de passie heeft een doel: uiteindelijk moeten we uitkomen op de vermenging van rassen en dan zijn bepaalde handelingen natuurlijk onvermijdelijk.
Eerst waren er naast de Indianen echter, slechts de negerslaven en de blanken in Suriname aanwezig. Dat leverde wel interessante kleurschakeringen op (zo van: een mulat is tot in de achtsten gekleurd) maar een hutspot kan en is veel interessanter. Dus wordt de hindostaanse immigratie er met de lange haren bijgesleept in de persoon van Sewgobind en zijn vrouw Bimlawati die kindertjes krijgen, o.a Dunyia, de dochter die uiteindelijk kindertjes zal maken met Henri, de zoon van de mulattin/ex-slavin Esthelle en de blanke masra Etienne (die van de tomeloze passie, juist).