‘Ha! ha! het is een krulhond, een zwarte poedel,’ juichte frits, ‘het beest is vast zijn baas kwijt geraakt.’
‘Of heeft geen te huis komen!’ riep betje.
Inmiddels kwam de hond nader, zag de kinderen eene korte wijl vreesachtig aan, terwijl hij met den staart kwispelende op een paar passen afstands bleef staan.
‘Does! Does!’ riep nu betje, en terstond begon de hond sterker te kwispelstaarten en sprong vrolijk tegen haar op.
‘Ik wed, dat het arme dier honger heeft,’ ziede frits. ‘Zie eens, hoe dun en mager het is.’
‘Laat ons spoedig naar huis gaan,’ sprak