Dagboek én in mijn geheugen aangetekend - ik bedoel belevenissen,
gedachten, gevoelens, die me toen diep hebben aangegrepen en die ik nu, in het
geheel van mijn leven gezien en gerelativeerd, veel minder of geheel geen
betekenis toeken. Als vijftienjarige, lichamelijk nog onder de maat, was ik
geestelijk al wat ik nu ben - er is ontzaglijk veel bijgekomen, maar in wezen is
er niets veranderd. (Misschien was het al op nog jongere leeftijd het geval,
maar dat is uit het Dagboek niet op te maken.)
Wellicht is dit niet zo verrassend ‘So musst du sein, dir kannst du
nicht entfliehen’. Wat me wel verrast heeft, is dat ik me, vijftien
à zestien jaar oud, volkomen doorzie, weet wie en wat ik ben, wat ik
kan, waartoe ik (niet) in staat ben. Ik doorzie mezelf, dat wil zeggen precies
zoals ik me nu doorzie, en ondertussen heeft mijn leven en werk voor mezelf
bevestigd dat ik mezelf toen goed heb doorzien. Let op de slagen die ik om de
arm houd. Het is geen objectief beeld van mezelf dat ik meen te kennen en te
herkennen, het is mijn beeld. Zó heb ik mezelf gezien en
zó zie ik me nog en zó wordt mijn kijk door mijn leven en
werk bevestigd volgens mijn inschatting. Het is dan ook het enige waarvan je
zeker bent, zeker kunt zijn. Hoe anderen je zagen en zien - wie kan, durft, mag
het je vertellen?
Wat me telkens weer verbaast wanneer ik in het Dagboek blader, is hoe je zo tegen
jezelf kon liegen. Nee, het verbaast me niet. Ik tutoyeer het Dagboek. Het is je
vriend, je beste vriend, je vertrouwde, aan wie je alles mag biechten. Maar het
is toch een vreemde. Ik lieg niet tegen mezelf, maar tegen die vriend die
Dagboek heet.
Is dat een belijdenis - dit verhaal over het liegen? Nee, er valt hier niets te
belijden. Het is alleen maar constateren. Het is zo, omdat het niet anders kan.
Zodra je over jezelf reflecteert, reflecteer je over een ander.
‘Liegen’ is een hard woord. Laten we zeggen ‘de
onwaarheid spreken’. Maar dat was het niet. Er staat geen onwaarheid
in mijn Dagboek. Wat erin staat is de halve waarheid. De grotere of kleinere
helft, de zwaardere of de lichtere - ik laat het in het midden. Ook als ik het
niet uit mijn herinnering wist, zou ik het kunnen bedocumenteren. Hoe vaak
gebeurt het niet dat ik aan mijn