[Woord vooraf]
Bij de voltooiing van dit proefschrift is het mij een aangename plicht mijn dank te betuigen aan U, Hoogleeraren en Lectoren in de faculteit der Wis- en Natuurkunde en verder aan allen die tot mijn vorming zoowel als aan de totstandkoming van deze dissertatie hebben medegewerkt.
In de eerste plaats geldt mijne erkentelijkheid U, hooggeleerde BLANKSMA, Hooggeachte Promotor. Uwe hartelijke belangstelling in mijn werk was mij een voortdurende steun. Aan de in Uw laboratorium doorgebrachte studietijd zal ik steeds de prettigste herinneringen houden.
Hooggeleerde SCHREINEMAKERS, onze relatie dateert van jaren terug. Het vele dat ik van U heb geleerd, meer in het bijzonder de thermodynamica toegepast op de chemie, is voor mij een hulpmiddel van blijvende waarde.
Hooggeleerde ESCHER, de door U gedoceerde mineralogie vormt voor den chemicus eene kostbare hulpwetenschap.
Zeergeleerde JORISSEN mijn hartelijken dank voor de door U betoonde welwillendheid.
Zeergeleerde VAN ALPHEN, menigen goeden raad mocht ik van U ontvangen, die mij zeer ten nutte geweest is.
HoogEerwaarde PEETERS, die als leeraar de liefde tot de natuurwetenschap in mij wist op te wekken, aan U past hiervoor een apart dankwoord.
ZeerEerwaarde GOESSENS, gedurende mijn studietijd was ik tevens als leeraar aan Uwe inrichting verbonden. Uw welwillende steun behoort tot mijn aangenaamste herinneringen en rechtvaardigt mijn dankbaarheid.
WelEdelgeboren DRIESSEN, de groote welwillendheid waarmede gij Uwe bibliotheek voor mij hebt opengesteld heeft mijn inzicht in de stof belangrijk verdiept.