'De onbekendste Nederlandse bestseller. Bart Nel, de opstandeling van J. van Melle'
(2001)–Eep Francken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||||||
3
| ||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||
De literatuurhistoricus verwoordt hier een algemene opvatting. De Afrikaanse kritiek heeft zich vaak over Van Melles roman uitgelaten, en bijna altijd prijzend. Een van de grootste bewonderaars van Bart Nel is André P. Brink, de beroemde anti-apartheidsschrijver en voorman van de Beweging van Sestig. Waardeert Kannemeyer de roman van Van Melle nog onder het voorbehoud dat Bart Nel bovenaan staat ‘in die Afrikaanse prosa tot Sestig’, de zestiger Brink gaat verder. Als hij Sewe dae by die Silbersteins van zijn mede-Sestiger Etienne Leroux ‘'n beter roman’ noemt ‘as enigeen wat voor hom in Afrikaans verskyn het’, dan laat hij daarop volgen: ‘met uitsondering waarskynlik van Bart Nel’ (Brink 1967:131). Mijn bijdrage heeft vooral de bedoeling, nieuwe aandacht voor Bart Nel te vragen. Ik vraag die in deze bundel omdat deze vergeten Nederlandse roman behoort tot de koloniale literatuur, en ook omdat de titel ‘tussen twee werelden’ bij Bart Nel toepasselijk is. Na een uitweiding over juist dat begrip koloniale literatuur en een uiteenzetting van de historische en biografische achtergrond volgt een nadere introductie van de roman Bart Nel zelf. Die loopt uit op de beantwoording van een concrete vraag: hoe komt het dat wij Van Melle en zijn boek nu niet meer kennen, terwijl de Afrikaners dezelfde schrijver en dezelfde roman toelaten in hun literaire eredivisie? Ik manoeuvreer dus in de richting van een verklaring voor het grote verschil tussen de Nederlandse en de Afrikaanse waardering. | ||||||||||||||
Koloniale literatuurDe term ‘koloniale literatuur’ wordt zo dikwijls en op zo verschillende manier gebruikt, dat een toelichting nodig is. Ik hanteer een ruime opvatting: koloniale literatuur is literatuur die beïnvloed is door een koloniale toestand, dat wil zeggen, een situatie waarin bijzondere macht uitgeoefend kan worden door mensen die betrekkelijk laat op een bepaalde plek zijn aangekomen. In de koloniale situatie overtreft de macht van de ‘laterkomers’ dus die van de zogenaamde autochtonen. In de literatuurbeschouwing werkt men vaak met de tegenstelling van koloniale tegenover postkoloniale literatuur, maar het begrip ‘postkoloniale | ||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||
literatuur’ heeft geen vaste inhoud. Twee toepassingen keren nog het meest terug, maar geen van beide is helder. In de eerste uitleg betekent ‘post’: na de formele onafhankelijkheid. Dan is bij voorbeeld de Indische literatuur tot 1949 koloniale literatuur, en daarna postkoloniale literatuur. Dit gebruik is op zichzelf wel duidelijk, maar dringt ten onrechte het idee op als zou automatisch aan een staatkundige verandering ook een literaire omwenteling gekoppeld zijn. Maar ieder weet dat politieke onafhankelijkheid betrekkelijk is. De economische machtsuitoefening na de onafhankelijkheid (het neokolonialisme) blijft bestaan. Ook de culturele beïnvloeding kan ondanks staatkundige scheiding doorgaan. Juist uit het voortleven van een koloniale literatuur na de politieke onafhankelijkheid blijkt dat de koloniale situatie niet is afgelopen. ‘Postkoloniaal’ zou de literatuur kunnen heten waarin geen invloed van de koloniale situatie meer te vinden is (de moderne literatuur van Indonesië schijnt in deze zin bijna postkoloniaal te zijn), maar iets dergelijks wordt in het tegenwoordige gebruik meestal niet bedoeld. In de tweede uitleg krijgt de tegenstelling een heel andere inhoud. Koloniale literatuur is hier: literatuur die propaganda voor het kolonialisme inhoudt, door bijvoorbeeld de glorie van het koloniale rijk te prediken. De postkoloniale literatuur biedt natuurlijk het omgekeerde: kritiek op het kolonialistisch streven. De tegenstelling koloniaal tegenover postkoloniaal krijgt zo de inhoud kolonialistisch tegenover antikolonialistisch. Postkoloniale schrijvers (en critici, en theoretici) zetten zich af tegen kolonialistisch geachte voorgangers. Maar ‘antikolonialistisch’ is ondubbelzinnig, terwijl juist het gebruik van ‘postkoloniaal’ in dit verband vragen oproept. En wie denkt alle koloniale literatuur een stempel pro of contra te kunnen geven, weet weinig van literatuur. Is Nog pas gisteren van Maria Dermoût in deze zin koloniaal of postkoloniaal? En het werk van Multatuli? Hier en nu heb ik aan het begrip ‘koloniale literatuur’ genoeg; de ‘postkoloniale’ is erbij inbegrepen. Ter verduidelijking van de term kan ik aan de gegeven algemene omschrijving nog toevoegen dat de koloniale literatuur een aantal kenmerkende motieven kent, zoals de spanning met de (vroegere) koloniale macht, de verhouding tussen de bevolkingsgroepen of het motief van de ontheemding. Bij dit laatste motief gaat het erom dat de personages zich niet thuisvoelen in eigen land: de overheerste autochtone groep is er | ||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||
tweederangsburger geworden, de nieuwe heersers kijken vol nostalgie naar hun geboortegrond of die van hun voorouders. Wat smaakt tenslotte beter dan boerenkool uit blik, genuttigd op Java, Sumatra of Celebes? Als kenmerk voor koloniale literatuur kan niet de techniek van de herschrijving gelden, dat wil zeggen, de bewerking van een bekend verhaal waarbij de bewerker een ideologische ommekeer teweegbrengt in de oude stof (een Robinson-verhaal met de hoofdrol voor Vrijdag). Deze postmoderne techniek wordt de laatste tijd in koloniale literatuur vaak gebruikt, maar daar lang niet alleen, en is ook in oudere literatuur te vinden. De verworpen aanduiding ‘postkoloniale literatuur’ lijkt trouwens hier en daar gereserveerd te worden voor koloniale literatuur met herschrijving, koloniale literatuur die óók postmodern is ... Nu ja, de criticus die betoogde dat de term ‘romantic’ zo veel verschillende dingen was gaan betekenen dat hij in feite helemaal niets meer betekende, zal ook niet gedacht hebben daarmee die aanduiding te hebben uitgebannen. | ||||||||||||||
Zuid-Afrika 1652-1914Bij alle koloniale literatuur (en trouwens ook bij andere literatuur) is enige weet van de geschiedenis onontbeerlijk. 1652 is het jaartal van Jan van Riebeeck, aangezien hij toen de Kaapkolonie bij de Tafelbaai stichtte als verversingspost voor de Verenigde Oostindische Compagnie. Deze firma breidde zijn macht jarenlang verder uit, ten koste van de Hottentotten en Bosjesmannen die (voor 1652) bij de Kaap woonden, maar ging zelf in 1795 ten onder. Terwijl Nederland zijn Franse tijd doormaakte, raakte de Kaap, inclusief achterland, in handen van de Britten. De negentiende eeuw bracht Engelse groepsimmigratie en een verengelsing van het bestuur. De nieuwgekomenen propageerden het Engels als enige taal, ten koste van het Nederlands, dat trouwens sinds 1652 sterk van het Europese Nederlands was gaan verschillen. Grote groepen anderstaligen (uit onder meer Afrika, Azië, Frankrijk en Duitsland) hadden het in korte tijd moeten aanleren om in de Kaapkolonie uit de weg te kunnen. Dit heeft de neiging versterkt om de taalvormen te vereenvoudigen. Het nieuwe Afrikaanse Nederlands kon door de Britse taalpolitiek met enig recht worden voorgesteld als kleurlingentaal, al slaat de daarmee | ||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||
gesuggereerde diskwalificatie nergens op. Ook was waar dat cultuur en onderwijs in de VOC-tijd geen prioriteit hadden gekregen; de Britten beschouwden de eigen taal- en onderwijspolitiek dus meteen als pure beschavingsarbeid. De spanning tussen beide blanke groepen, Engelsen en Afrikaners, is sinds die tijd nooit helemaal verdwenen, al is (zeker vanuit Europa) de tegenstelling tussen blanken en gekleurden later het beeld van Zuid-Afrika gaan overheersen. Hoe de blanken hun zwarte en bruine soortgenoten moesten behandelen, was tussen Engelsen en Boeren een voornaam twistpunt. De Engelsen schaften in de jaren dertig van de negentiende eeuw in Zuid-Afrika de slavernij af; de Boeren vonden zichzelf de kenners van het land bij uitstek en meenden dat niemand met deze abolitie iets opschoot. De Engelsen waren in hun ogen wereldverbeteraars zonder zin voor de werkelijkheid, of zelfs schijnheilige huichelaars die hun gekleurde personeel slechter behandelden dan de boer zijn slaven. In de negentiende eeuw probeerden de Boeren zich bij herhaling aan de Engelse macht te onttrekken. Legendarisch is de Grote Trek, waarbij boeren uit de Oostkaap hun hele hebben en houden op ossenwagens laadden en naar het noorden en noordoosten togen om een nieuw leven te beginnen, bevrijd van de Britse macht. Ver naar het noorden stichtten ze vrije Boerenrepublieken, die door de Britten uiteindelijk niet werden getolereerd. In de (niet minder legendarische) Boerenoorlog van 1899-1902, die ook wel Tweede (Anglo-)Boerenoorlog of (bijvoorbeeld bij Van Melle) Driejarige Oorlog heet, werden de Boeren uiteindelijk door de Britse overmacht verslagen. Deze laatste oorlog was zeker geen folkloristisch spelletje om stof te bezorgen aan latere schrijvers van jongensboeken. Het was een echte dus smerige oorlog, waarbij de Engelsen de guerrilla van de Boeren bestreden met terreur. Oogsten en boerderijen werden verbrand, vrouwen en kinderen gingen naar concentratiekampen; er stierven alleen daar al achtentwintigduizend mensen. Maar ook in de gevechten vielen duizenden slachtoffers: onder de Britten en de Boeren, maar ook onder de gekleurde helpers waarover beide partijen in ruime mate de beschikking hadden. Er was zoveel kritiek op de Britten dat de sjeu van hun voorheen glorieuze imperialisme af was. De nieuwe eeuw is de eeuw van de terugtrekking van de Europeanen uit hun koloniën. | ||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||
De oorlog bepaalde de verhouding van Brit en Boer. Maar ook bij de Boeren onderling kwamen er nieuwe tegenstellingen. Zo waren er Afrikaners die van geen oorlog weten wilden en met de Britten samenwerking zochten; dat waren de joiners. Dan waren er die zich wel verzetten, maar later de strijd beëindigden: de hendsuppers. En ten slotte de onverzettelijken die tot het laatst wilden doorvechten: de bittereinders. Deze begrippen komen voor in Bart Nel, waar we trouwens ook de namen van een reeks beroemde Boerengeneraals uit de oorlog tegenkomen: Louis Botha, De Wet, De la Rey, Hertzog en Jan Smuts. Na de vrede van 1902 ging Zuid-Afrika uit vier Engelse kolonies bestaan. Over burgerrechten voor gekleurden werd niets geregeld. De historicus Thompson wijst erop dat men nog in de jaren 1910 met ‘het rassenvraagstuk’ doelde op de problemen tussen Engelsen en Afrikaners;Ga naar voetnoot1 zwarten en kleurlingen stonden vrijwel buiten de discussie. Al hadden de Boeren de oorlog verloren, mede dankzij een gewijzigde gedragslijn bij de regering in Londen wonnen zij de vrede. Al in 1910 komt het tot een Unie van Zuid-Afrika, die het recht krijgt eigen zaken te regelen. De vroegere Boerengeneraal Louis Botha wordt de eerste premier; hij probeert de voormalige vijanden met elkaar te laten samenwerken. In Bart Nel, dat begint in 1914, spelen de al genoemde interne tegenstellingen binnen het Afrikaner kamp een grote rol. Botha en zijn medestander Smuts zijn met hun Suid-Afrikaanse Party (SAP) aan de macht; zij zoeken naar samenwerking met Engeland. In 1912 is er, onder het vandaag de dag griezelig klinkende motto ‘Suid Afrika eerste’, een afsplitsing geweest van striktere nationalisten onder Hertzog. De strijd tussen ‘Sappe’ en ‘Natte’ beheerst de politiek. De Eerste Wereldoorlog brengt een uitbarsting. Zuid-Afrika is als kolonie van Engeland automatisch in oorlog met Duitsland en moet de Duitse kolonie Zuid-West-Afrika (‘Duits Suidwes’, het tegenwoordige Namibië) aanvallen, terwijl Duitsland in de Boerenoorlog de Boeren goed gezind was geweest. Botha en Smuts blijven bij hun lijn van samenwerking met Engeland en vallen het Duitse gebied aan. Maar politieke tegenstanders, veelal met aanvoerders uit de Boerenoorlog aan de leiding (De Wet, Beyers, | ||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||
Manie Maritz) gaan over tot opstand (‘de Rebellie’). Een geheimzinnige profeetachtige figuur, Nicolaas van Rensburg, speelt hierbij een rol. De opstandelingen zijn tegen de inval in de Duitse kolonie, maar voelen ook los daarvan weinig voor samenwerking met de Britten, die ze nog altijd als de oude vijanden zien. In plaats van te helpen zouden de rebellen liever van de oorlogssituatie profiteren om de oude vrijheid (van voor 1899) te herwinnen. Maar de opstand wordt snel neergeslagen. De leiders gaan de gevangenis in en er wordt een Helpmekaarfonds opgericht om voor geruïneerde opstandelingen de boetes te betalen. Bart Nel, de opstandeling staat midden in deze historische realiteit. Bart is een van deze rebellen; alle genoemde historische figuren komen in de roman ter sprake. Enige ‘kennis van het voorafgaande’ is wenselijk om te begrijpen waarom Bart zo gebeten is op de Engelsen. | ||||||||||||||
J. van MelleHoe kwam de schrijver aan deze stof? De suggestie van autobiografie die doorklinkt in het rijm: ‘Bart Nel - Jan Mel’ krijgt bevestiging in de feiten. Als jong onderwijzer, geboren in Goes, maar ook als één uit een gezin van tien kinderen waarvan er vier overleden aan tuberculose, verbleef hij in de jaren 1906-1909 ter verbetering van zijn gezondheid in Zuid-Afrika. Het was niet ongebruikelijk dat Europeanen in dit land probeerden de tbc te ontvluchten; de Nederlandse hoofdfiguur uit Karel Schoemans roman 'n Ander land doet bijvoorbeeld hetzelfde. In 1913 vestigde Van Melle zich definitief in Zuid-Afrika. Als ‘plaasonderwyser’ gaf hij, in opdracht van de overheid, onderwijs aan de kinderen van een bepaalde ‘plaas’ (een grote boerderij) en uit de omgeving. In 1914 sloot Van Melle zich bij een rebellencommando aan. Zelfs werd hij, nog nieuweling in Zuid-Afrika, gekozen tot officier. Dit was misschien heel eervol, maar bracht hem na de opstand een paar maanden in de gevangenis. Ook kreeg hij voor drie jaar een onderwijsverbod, zodat hij aan de kost moest komen als huisonderwijzer.
Gedichten had Van Melle geschreven vanaf zijn tiende, zoals hij zelf vertelt: | ||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||
Toe ek 'n seuntjie van ongeveer tien jaar oud was, het ek my eerste gedig ge-maak. Dit was die geskiedenis van 'n rot en dit het nog al gemaklik gegaan, want daar is baie woorde wat op rat rym; byvoorbeeld al dadelik die woord kat, en verder zat en glad, en nog 'n hele paar meer. (Van Melle 1947:197)Ga naar voetnoot1 Van Melle is altijd met poëzie doorgegaan, maar zonder succes. In 1917 is hij ook begonnen met het schrijven van verhalen. Voor dat genre blijkt hij een harde, bij uitstek praktische leerschool achter de rug te hebben: Hoe om kortverhale te maak, het ek in Dinteloord geleer. Dinteloord is 'n dorpie in die Hollandse provinsie Brabant en dit was my eerste standplaas as onderwyser. [...] In daardie dorp woon egter die praatlustigste kinders van die hele Holland. Hulle het gesels, met hulle klompe gestommel, geraas gemaak met hul leie en griffels [...] As dit dan so erg was dat ek myself nie meer kon verstaan nie, het ek uitgeroep dat ek eers 'n storie wou vertel. (Van Melle 1947:206) Dit systeem van ‘vertellen of ondergaan’ heeft gewerkt en Van Melle heeft voor sommige van zijn verhalen zijn grootste lof gekregen. Behalve Bart Nel schreef hij ook nog twee andere romans, die minder hoog worden aangeslagen, en een aantal toneelstukken. Zijn productiefste tijd is 1930-1943; daarna richt hij zich op studies over de bijbel (en op de vertaling en bewerking van wat hij eerder had geschreven). | ||||||||||||||
Bart Nel, de opstandelingGa naar voetnoot2Het verhaal speelt in het noorden van Zuid-Afrika, in de jaren 1914-1918. Bart Nel is een jonge boer, Afrikaner nationalist en aanhanger van premier Louis Botha. Met zijn vrouw Fransina, zijn dochter en zoontje woont hij in een streek waar hij niet echt thuis is. Hij heeft daar zijn grond gekocht en vervolgens veel geïnvesteerd, zodat hij op zware lasten zit. Maar met hard werken houdt hij zijn zaken goed op orde. Hoewel hij nieuwkomer is, | ||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||
vervult hij de belangrijke functie van veldkornet; als zodanig moet hij het plaatselijke bestuur bijstaan in militaire, bestuurlijke en rechterlijke zaken. Hij krijgt een grote schok als hij te horen krijgt dat Zuid-Afrika met de gehate Engelsen gaat meevechten en dat boeren worden opgeroepen voor het leger. Zijn huisbediende moet Botha's portret, dat Bart aan de muur had hangen, kapotslaan en verbranden. ‘Nou kan ons kinders wat die kampe oorleef het hulle bloed vir Engeland gee,’ zegt hij (p. 21). Botha en Smuts zijn ‘papbroeke’ (p. 29), ‘wat by die Engelsman onder die kombers [...] in kruip’ (p. 63). Het is hem duidelijk dat er iets moet gebeuren. Zodra hij hoort dat er een opstand begonnen is tegen Botha, besluit hij zijn plicht te doen en zich aan te sluiten; hij wordt opnieuw gekozen tot aanvoerder. Maar zijn vrouw is het volstrekt met hem oneens. Fransina ziet niets in de opstand. Niet omdat zij aanhangster van Botha zou zijn, maar omdat zij de opstand ziet als een mannenzaak, die aanzet tot haantjesgedrag en Bart afhoudt van wat zij bij uitsluiting zijn werkelijke plicht vindt: hun gezin en hun bedrijf. Als hij tegen haar zin in toch ten strijde trekt, zegt zij bij het afscheid alleen maar: ‘Dit vergeef ek jou nooit Bart’ (p. 55). Terwijl Bart zijn troep zo goed en zo kwaad als het gaat door de al snel uitzichtloze opstand voert, zich na een tijdje overgeeft en als officier in de gevangenis belandt, ploetert Fransina met hulp van een oude buurman op de boerderij, maar het bedrijf gaat achteruit. Bart en Fransina houden nog altijd van elkaar, maar geven elkaar ook in deze slechte tijd niets toe. Fransina gaat niet op bezoek in de gevangenis; zij wisselen alleen naar-zakelijke briefjes uit. De roman neemt een melodramatische wending als Fransina zich laat verleiden door een vriend van vroeger, de rijke zakenman Ferdinand Basson. Bart en Fransina scheiden (ieder krijgt één kind toegewezen), Fransina hertrouwt met Ferdinand, en die heeft ook (zij het voor een te hoge prijs) via een zaakwaarnemer de boerderij van Bart opgekocht. Als Bart vrijkomt, beseft Fransina dat ze nog altijd veel van hem houdt. Ze probeert dan ook alles terug te draaien, maar haar verzoeningspoging stuit af op Barts rechtlijnigheid. Hij houdt ook van haar, maar het idee haar nu weer terug te nemen is voor hem onaanvaardbaar; dit komt volgens hem neer op ‘dubbele hoereerdery’ (p. 253). Fransina blijft (bij gebrek aan Bart) maar bij Ferdinand; Bart huurt verderop in het land een andere boerderij en trekt er samen met zijn dochter in. | ||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||
Maar op haar dertiende verjaardag vertrekt zij terwille van haar opvoeding naar een oom en tante. Aan het slot van de roman blijft Bart Nel alleen achter. Tegenover een buurman spreekt hij dan de (onder geletterde Afrikaners) beroemde zinnen waaraan de tweede titel ontleend is: ‘My kry hulle nooit’, zei Bart. ‘Ek is Bart Nel; ek was Bart Nel van toe af al en ek is vandag nog hy; en ek sal in der eeuwigheid Bart Nel bly.’ (p. 276) Dit ‘in der eeuwigheid’ is niet zomaar bij wijze van spreken, want Bart wil ermee zeggen dat hij alles kwijt is maar door altijd de principiële weg te kiezen zijn ziel (wij zouden zeggen: zijn integriteit) heeft behouden. In de laatste woorden van de roman, waar blijkt dat hij in en door zijn eenzaamheid een nieuw zelfbeeld heeft gekregen, keert die ziel terug en klinkt ook anderszins een religieuze toon: Hij [...] zag over het veld, dat reeds onder schemering zich ging verschuilen; naar de witgouden horizon [...] en hij zag in verbeelding zichzelf daar lopen over het donkere veld, zwaar en zwart, vermoeid, alleen in die wijde eenzaamheid, maar gaande naar dat verre, ruime licht, en zijn ziel in hem. (p. 277) | ||||||||||||||
Tekst- en drukgeschiedenis: drie Bart Nels en meerVan Melle vertelde, niet alleen in Dinteloord maar ook als schrijver in Zuid-Afrika, zijn verhalen aanvankelijk in de Nederlandse taal, maar ging gaandeweg over op het Afrikaans. In de tekstgeschiedenis van de roman Bart Nel kan men zien hoe die overgang zich voltrekt. De eerste editie, bij de Wereldbibliotheek, Amsterdam-Sloterdijk 1936-1937,Ga naar voetnoot1 is namelijk in feite tweetalig. De doorlopende tekst is Nederlands, maar alles wat in de directe rede tussen aanhalingstekens staat, is in het Afrikaans. Hier en daar geeft de schrijver voetnoten ter verklaring. Van Melle zegt dat hij lang aan het boek gewerkt heeft (Van Melle 1947: 205). Hij begon in het Afrikaans, startte opnieuw toen hij vastliep maar | ||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||
ditmaal in het Nederlands, en liep daarna opnieuw vast. Uiteindelijk bleek hij het werk in een tweetalige opzet te kunnen afmaken. Tijdens de oorlog verschenen in Nederland een aantal herdrukken van Bart Nel, bij dezelfde Wereldbibliotheek, zonder dat Van Melle hier iets van wist. Hij verklaart tenminste nog in 1947: ‘'n tweede druk is, ná die eerste uitverkoop was, nie onderneem nie’ (Van Melle 1947:205). De Brinkman geeft een tweede, derde en vierde druk in 1941-1943. Exemplaren van de tweede druk heb ik nooit gezien; in de derde en vierde druk staat onderscheidenlijk vijfde en zesde duizendtal. Blijkbaar was dus drieduizend de oplage van de eerste druk, en zijn er drie maal duizend exemplaren bijgedrukt. Hoge cijfers! Mijn indruk is dat deze vier drukken allemaal van hetzelfde zetsel zijn. Overigens is er al in 1937 ook nog een Duitse vertaling verschenen (ditmaal niet van de schrijver zelf).Ga naar voetnoot1 Tot de vele Afrikaanse edities die ik nooit in handen gehad heb, hoort de eerste uit 1942. In de heruitgave van 1988, die op ‘1942’ teruggaat,Ga naar voetnoot2 is te zien dat Van Melle zichzelf enigszins vrij vertaald heeft, maar de oorspronkelijke tekst toch wel in hoofdzaak volgde. Vergelijking met de Nederlandse tekst van de Wereldbibliotheek doet vermoeden (op grond van vergissingen met namen) dat Van Melle voor de Afrikaanse versie gebruik heeft gemaakt van materiaal dat hem nog van zijn eerdere poging was overgebleven. Hij vertaalde dus kennelijk niet alleen zijn eigen Nederlandse tekst uit 1937, maar gebruikte ook de onvoltooide Afrikaanse versie van jaren eerder. Hoeveel Afrikaanse drukken zijn er geweest? Volgens de bibliografie van W.F. Jonckheere volgt op de eerste uitgave in Johannesburg (1942) in 1951 een tweede druk (de eerste met de titel Bart Nel, Kaapstad-Pretoria) en pas in 1960 een derde (‘bekend als 2de druk’) bij Van Schaik in Pretoria (Jonckheere 1968:219). Deze druk uit 1960 krijgt in het lijstje voorin de pocket-uitgave van 1988 de aanduiding ‘eerste uitgawe by J.L. van Schaik’. Dit is het begin van het grote succes van Bart Nel in Zuid-Afrika. Volgens datzelfde lijstje kent deze editie in de jaren 1960-1969 negen drukken. In 1971-1981 verschijnt | ||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||
een tweede editie in twaalf drukken. Dan volgt (1984-1985) een pocket-editie die twee drukken kent, en ten slotte de ‘tweede uitgawe in sagteband’ (1988) waaruit ik dit allemaal overneem. Bij elkaar dus zesentwintig drukken, waarvan vooral die eenentwintig drukken in 1960-1981 er voor de Afrikaanse cultuur (waar de mensen weinig lezen) nogal adembenemend uitzien. Anders dan bij de tweetalige editie is de geschiedenis van de Afrikaanse tekst rijk aan tekstverschillen. Jonckheere wijst al op wijzigingen door de auteur in de tweede druk. Maar ook na Van Melles dood is er nog aan de tekst gesleuteld, wat in 1988 reden is om met enige nadruk terug te keren naar 1942 (zij het niet naar de titel van 1942!; Jonckheere 1968:131). Waarom veranderingen na de dood van de auteur, en wat voor veranderingen? Het gaat om politiek-correcte ‘verbeteringen’, omdat Van Melle een woord als ‘kaffer’ in neutrale zin gebruikt, terwijl het inmiddels al tientallen jaren een racistisch scheldwoord is. De kaffers schijnen ‘naturelle’ (naar mijn smaak een veel beroerder woord) en ‘bediendes’ te zijn geworden (Roos 1987:50). De Afrikaanse tekstgeschiedenis lijkt dus nog een vruchtbaar en nauwelijks afgegraasd studieterrein; en passant vermeld ik dat er van Bart Nel ook nog twee toneelbewerkingen bestaan (waarvan een van Van Melle) en een filmscenario (van Chris Barnard, verfilmd in 1979). De Nederlandse tekstgeschiedenis heeft met die vier drukken van één zetsel op het eerste gezicht minder te bieden, maar ook dit valt mee. Toen Van Melle in 1947 na lange tijd zijn geboorteland weer eens bezocht, wilde hij zijn uitgever verrassen met een nieuwe Nederlandse ‘Bart Nel’, ditmaal een honderd procent Nederlandstalige. Dit had natuurlijk een vijfde druk / tweede editie moeten worden. Maar het werd een teleurstelling: Van Melle slaagde er nog wel in, twee andere romans in Nederland onder dak te brengen, maar met Bart Nel was het afgelopen: niemand wilde er meer aan. De uitgetypte tekst is grotendeels bewaard (het begin is zoek) en blijkt twee lagen te hebben.Ga naar voetnoot1 In de eerste laag (de getypte tekst) zijn alleen de oorspronkelijk Afrikaanse stukken (tussen aanhalingstekens) vertaald en is de rest ongewijzigd. De tweede laag bestaat uit een groot aantal correcties in handschrift, binnen en buiten de | ||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||
aanhalingstekens. Deze veranderingen zijn grotendeels verbeteringen van het Nederlands; het handschrift lijkt niet op dat van Van Melle. | ||||||||||||||
Bart Nel als koloniale literatuurDe koloniale situatie, waarbij de laterkomers meer macht hebben, is in Bart Nel makkelijk herkenbaar. Maar daarmee zijn we er niet. De tegenstelling die de handeling mee op gang brengt, is immers niet de tegenstelling tussen zwart en blank, waarmee we Zuid-Afrika als vanzelf associëren, maar die van Brit en Boer. De Engelsen zijn de overbedeelde laterkomers, de Afrikaners staan voor de autochtonen die in eigen land tweederangsburger zijn geworden. De schrijver Van Melle baseert zich op eigen belevenissen uit de tijd dat hij pas kort in Zuid-Afrika woonde, maar dit geldt niet voor zijn held Bart Nel. Die komt weliswaar uit een andere streek en heeft zijn grond gekocht en dus niet geërfd, maar uit zijn typische Afrikaner achternaam blijkt dat hij voortkomt uit een oude (Franse) immigrantenfamilie; hij heeft dan ook een ‘donker hoofd’ en ‘felle, zwarte ogen’ (p. 15). Nostalgie naar Frankrijk vinden we bij Bart helemaal niet; ook in dit opzicht is hij eerder autochtoon dan immigrant. Hij raakt in de loop van de roman ontheemd, door oorzaken die met zijn positie van tweederangsburger te maken hebben. Ook komt in de roman nog een typisch motief uit de Afrikaanse literatuur voor: dat van de kleine mens in het grote, lege land. Het is te zien als een variant op het ontheemdingsmotief. Er komt overigens in heel Bart Nel geen Engelsman voor. Het gaat in feite om conflicten die van de strijd tussen Brit en Boer zijn afgeleid. In de eerste plaats het conflict tussen Boeren onderling, met de uiteenlopende neiging tot samenwerking met de Britten als achtergrond. Ook zulke botsingen binnen de onderliggende groep vormen een vast nummer in de koloniale literatuur (en de koloniale geschiedenis). En dan is er vervolgens het gevecht tussen individuen die kunnen gelden als vertegenwoordigers van de strijdende partijen. Van Melle brengt in zijn roman overigens een gelukkige schakering aan, doordat zijn hoofdpersoon weliswaar duidelijk een politieke keuze doet, maar zijn tegenspelers Fransina en Ferdinand (anders dan Bart zich wel | ||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||
eens wijsmaakt) in feite geen politieke tegenstanders zijn. Bart Nel past dus maar ten dele op het stramien van de koloniale literatuur, doordat de vaste tegenstellingen er wel een rol spelen, maar uiteindelijk in de roman niet de hoofdzaak zijn.
Het rassenprobleem had, zoals we al zagen, in 1914 nog weinig met rassen in onze zin te maken. Voor 1937 lijkt me dit minder aannemelijk, maar Van Melle sluit zich aan bij de historische situatie van de Rebellie, stelt de tegenstelling tussen blanke boeren en gekleurden niet expliciet aan de orde en laat dat ook zijn personages nauwelijks doen. Toch zijn er maar liefst een stuk of vijftien vermeldingen van ‘kaffers’ (zoals ik al aangaf, destijds nog geen beledigende term). Het gaat zonder uitzondering om mensen die allerlei diensten verrichten voor de blanken. Ze zijn vaak naamloos en nooit lezen we van een van deze figuren de gedachten; in dit opzicht lijkt hun rol op die van het huispersoneel in negentiendeeeuwse Nederlandse romans, of van de blanken in moderne zwarte literatuur.Ga naar voetnoot1 Het doet overigens vreemd aan dat de ‘kaffers’ in dit boek kennelijk niet alleen zwarten maar ook ‘bruinmense’ kunnen zijn. Hun optreden lijkt onderdeel van een realistische uitbeelding van het Zuid-Afrikaanse platteland, maar het wordt hier en daar toch ook nog wel iets meer. Weinig nadruk krijgt een scène in het begin, waar Fransina koffie zet (p. 13). Zij doet dat in de keuken en schenkt ‘een kopje in voor zichzelf en een blikken beker voor de meid’, een zekere Sara, eerder aangeduid als ‘jonge kaffermeid op blote voeten’. Dan roept Fransina naar Sara: ‘kom en vat jou koffie’ en gaat met haar eigen kopje de kamer in. Van Melle geeft de situatie duidelijk aan: van slavernij noch slechte behandeling is sprake. De bazin zet zelf koffie. Maar verschil moet er zijn: Sara drinkt haar koffie uit een kroes en niet uit een kop, en ook niet in de kamer. Wantrouwen tegenover de gekleurde knechten komt naar voren als Fransina opgejaagd raakt doordat zij tegen heug en meug het werk van Bart overneemt. Een hulpvaardige buurman wil al met deze kaffers gaan praten, want: ‘Die skepsels is partymal onwillig as hulle weet dat die baas nie daar | ||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||
is nie’ (p. 111). Inderdaad gaat deze ‘oom’ later bij de kaffer Geelbooi (een Bosjesman?) op huisbezoek om te kijken of Geelbooi zich met recht heeft ziekgemeld (p. 127). De schrijver geeft over deze zaken geen uitgesproken oordeel maar blijft terzijde. Bart Nel biedt trouwens voor de samenleving van de verschillende rassen ook wel een hoopvoller perspectief. In het laatste hoofdstuk vinden we voor het eerst vertrouwelijkheid over de rassengrens heen, en wel tussen Barts dochter Annekie en de meid, die zij ‘Aja’ noemt. Dit is nog zo'n woord dat destijds beleefd was, maar nu ontraden wordt omdat het als geringschattend zou worden aangevoeld; Van Melle vertaalt het als ‘tante’ (p. 259). De dertienjarige Annekie is in huis zowat de vervangster van haar moeder en ontleent daaraan het recht, de oude huishoudster toe te spreken ‘op enigszins gebiedende toon’ (p. 259; ook p. 264 en p. 265), maar die neemt er geen aanstoot aan en lijkt er de humor van in te zien. Als Annekie van haar vader als verjaarscadeau een paard krijgt, plaagt ‘Aja’ haar even: ‘Nee nonnie, dis sommer baas Gert se perd wat hy gekoop het.’ Ze lachte toen zij Annekie zag schrikken. Als Annekie in haar enthousiasme haar huishoudelijke plicht dreigt te verzaken, roept de huishoudster haar op haar beurt tot de orde: ‘Nee, nonnie; a nee a jong. Help jy dan nie vir my die skottelgoed was nie?’ En Bart blijkt haar over het geschenk in vertrouwen genomen te hebben. Min of meer op de valreep krijgt de roman dus toch nog een gekleurd personage met iets van een eigen gezicht. Dit mag in een koloniale roman, zeker als die uit Zuid-Afrika komt, niet onopgemerkt blijven. | ||||||||||||||
Hoofdzaak?Als de koloniale problematiek een rol speelt, maar geen hoofdrol, waar gaat het dan wel om in Bart Nel? Uitgangspunt kan misschien de verklaring van Van Melle zelf vormen, die Bart Nel ‘'n roman oor die rebellie’ noemt (Van Melle 1947:205). Maar dit is een terloopse mededeling, die allerminst be- | ||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||
doeld lijkt als laatste woord, of ook maar als opening, van een gedachtenwisseling over de kern van de roman. Veel critici zijn het eens in de beklemtoning van het omgekeerde: Bart Nel gaat uiteindelijk niet over de Rebellie. Ook zoeken ze de werkelijke hoofdzaak allemaal in dezelfde richting, namelijk in de botsing tussen Bart en Fransina, het paar dat op een tragische manier tegen de eigen liefde ingaat. Als ze tot een samenvattende formulering van een hoofdonderwerp komen, dan is dat bijvoorbeeld dat Bart Nel een roman over ‘de haatliefde’ zou zijn. Deze algemene opinie lijkt me overigens onaanvechtbaar: ‘de Rebellie’ kan inderdaad onmogelijk als thema gelden, maar dient vooral om de hoofdfiguren te karakteriseren. Verder heeft Bart Nel, zoals de titel aangeeft, één centraal personage. Fransina, Ferdinand en de anderen staan in functie van Bart: ze zijn zijn repoussoir. Bart is voor mij in de eerste plaats de man met het sterke zelfbeeld. Altijd ziet hij zijn plicht als ‘een lange, rechte weg’ (p. 209) die hij consequent moet volgen. Dit idee beheerst hem tot en met de laatste bladzij. Dat zelfbeeld heeft verschillende gevolgen. Het voert hem in de richting van de ondergang als hij zijn bedrijf willens en wetens opoffert en zijn huwelijk en gezin op het spel zet. Maar het houdt hem uiteindelijk ook overeind als hij aan het eind van het boek een nieuw licht ziet om in stoere eenzaamheid naartoe te lopen. Dit slot vormt een scherp contrast met de afsluiting van het voorlaatste hoofdstuk, die over de relatie van Fransina en Ferdinand vertelt. Fransina lijkt in het begin van het boek even rechtlijnig als Bart, maar daarvan blijft later niets over. Als zij Bart, haar grote liefde, niet meer krijgen kan, blijft zij bij Ferdinand, terwijl beiden weten dat die maar tweede keus is. Hun glorie is dat ze elkaar dit ook toegeven. Zij gaan, in tegenstelling tot de eenzame Bart, die de man van het principe is, schipperend maar wel samen verder. De religieuze visie die Bart ten slotte beheerst, is niet de visie van het boek. Van Melle schrijft in de slotzin dat Bart ‘in verbeelding’ zichzelf ziet lopen. Hij keurt die zelfsuggestie niet af - evenmin als hij de keuze van Fransina en Ferdinand verwerpt - maar maakt er ook niets meer dan zelfsuggestie van. Hij roept zijn lezers niet op, zich door dik en dun aan hún zelfbeeld vast te klampen, maar laat zien dat de kracht van zo'n zelfbeeld groot kan zijn. | ||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||
Bart Nel in Nederland en Zuid-AfrikaOm de uiteenlopende waardering in beide landen te verklaren, kan men veel kanten op. Ik probeer het in vier richtingen: die van de geschiedenis, die van de literatuurgeschiedenis, die van het boek op zichzelf, en ten slotte die van de literatuursociologie.
Wat is er in de geschiedenis van Nederland dat maakte dat het met Bart Nel ging zoals het gegaan is? Meteen springt in het oog dat alle herdrukken uit de oorlog stammen. Waarom juist toen? Mijn bespiegeling daarover is dat de roman voor beide oorlogspartijen wel iets te bieden had. Hoewel de roman Bart Nel niet anti-Engels is, is de gelijknamige hoofdpersoon dat zeker wel, wat de roman voor de machthebbers anno 1941 aantrekkelijk maakt. Omgekeerd lees je óók over iemand die in opstand komt tegen wat hij ziet als een verradersregering, zodat het boek tegelijk kan inspireren tot verzet. Mijn conclusie: iedereen tevreden. Een eenvoudiger uitleg is dat alles in de oorlog goed verkocht werd.Ga naar voetnoot1 Was men in Nederland na de oorlog zo allergisch voor elk anti-Brits geluid dat dit Bart Nel toen de kop gekost heeft? Ik houd het wel voor mogelijk. Bovendien richtte de belangstelling zich eind jaren veertig en begin jaren vijftig enerzijds op de Amerikaanse wereld van Cadillac en Coca Cola en anderzijds op het existentialisme uit Parijs. Daarbij vergeleken riekte de calvinistische sfeer van het Transvaalse platteland nogal provinciaal. In Zuid-Afrika zelf ontstaat er tijdens de Tweede Wereldoorlog daarentegen een situatie die als het ware om Bart Nel vraagt. Het probleem van de Rebellie, het verplicht meevechten met de gehate Engelsen tegen de Duitsers, keert namelijk in zijn volle omvang terug (al meen ik dat Zuid-Afrika in de Tweede, anders dan in de Eerste Wereldoorlog, alleen vrijwilligers tegen Duitsland heeft laten vechten, dus niemand voor zijn nummer de oorlog in stuurde). Het komt niet opnieuw tot een echte opstand, maar wel is er jarenlang fel gediscussieerd, zijn er soldaten in elkaar geslagen en is hier en daar sabotage gepleegd. Maar in deze vruchtbaar ogende aarde is Bart Nel toch maar langzaam gaan wortelen; ik gaf al aan dat het grote succes pas na 1960 kwam. Er zijn | ||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||
dus wel historische factoren aanwijsbaar die voor de waardering van Bart Nel een zeker belang hebben, maar tot een echte verklaring leiden ze niet.
Daarvoor kunnen we beter terecht bij de literatuurgeschiedenis. Ik wil dit laten zien door uit de vele argumenten die de Afrikaanse kritiek gebruikt om te onderstrepen dat Bart Nel een belangrijk boek is, er een paar naar voren te halen die in dit verband ter zake zijn. Zo'n argument is de lofprijzing over objectief vertellen.Ga naar voetnoot1 Hiermee is uiteraard bedoeld dat de verteller zich onthoudt van beoordeling, laat staan veroordeling, van wat zijn personages zoal uitvoeren. Hij komt weinig op de voorgrond en verschuilt zich dikwijls door gebruik van de erlebte Rede. Ook krijgt de schrijver waardering voor zijn anti-idealisme (of realisme). Vóór Van Melle speelden idealisten in de Afrikaanse letteren nog een belangrijke rol; zij schrijven vrij eenvoudige didactische literatuur, met bijvoorbeeld als boodschap dat je op de plaas, op het platteland moet blijven, en zeker niet naar de grote stad moet trekken. Want in een poel van verderf als Johannesburg ga je de ondergang gegarandeerd tegemoet. Voor dergelijke zekerheden, op den duur knap hinderlijk, hoeft de lezer van J. van Melle niet bang te zijn. Om de ondergang te vinden hoeft men niet per se naar Johannesburg te gaan. Van Melles personages zijn helden noch schurken, maar lijken wel op mensen (Kannemeyer 1984:329; Jonckheere 1987:32). Dit alles doet de Nederlandse lezer natuurlijk erg bekend aan. Zowel objectief vertellen als anti-idealisme zijn in de Nederlandse literatuurgeschiedenis makkelijk terug te vinden, en wel bij het negentiende-eeuwse naturalisme (zie Anbeek 1982:65-71). We hebben hier dus te maken met twee belangrijke elementen waardoor Bart Nel in de Afrikaanse letterkunde vernieuwend was, maar in Nederland niet meer als zodanig konden gelden. Het blijkt dus dat de verklaring waarnaar ik zoek, voor een deel te vinden is in de literatuurgeschiedenis. Bart Nel maakte hier minder indruk, doordat het minder nieuw was. Een ander compliment dat Van Melle in Zuid-Afrika krijgt, klinkt in Nederland minder bedaagd. Het gaat dan om Van Melles kale stijl (korte, nevengeschikte zinnen) waarmee zijn werk een onderkoelde, geladen indruk | ||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||
maakt, terwijl de Afrikaner voorgangers juist een nogal overladen stijl gebruikten. Ook die vernieuwing is in de Nederlandse literatuur aanwijsbaar, maar dan in de tijd van Forum en Nieuwe Zakelijkheid; ongeveer in de tijd van de verschijning van Bart Nel dus. André Brink haalt een veelzeggende passage uit de roman naar voren: het eind van het tweede hoofdstuk, waar Ferdinand Basson zijn felbegeerde Fransina eindelijk krijgt. Van Melle maakt met deze passage indruk doordat hij het eigenlijke hoogtepunt, waarover een andersoortige auteur lang zou hebben uitgeweid, in feite vrijwel overslaat. Dit vertellen door weglaten en wat Brink daarover zegt doen denken aan de reactie op Walschaps Celibaat van de kant van Menno ter Braak (Het Vaderland 1934). De twee critici geven over Bart Nel en Celibaat een overeenkomstige redenering, die in de titel van Ter Braaks uiteenzetting in drie woorden wordt samengevat: ‘Triomf der beknoptheid’.Ga naar voetnoot1 De naam Brink brengt trouwens nog een andere literair-historische oorzaak voor de hoge status van Bart Nel in Zuid-Afrika in gedachten. De roman maakte zijn grote opgang in de jaren zestig, in dezelfde tijd dat de Sestigers uitgroeiden tot de leidende groep in de Afrikaanse literatuur. Deze wisseling van de wacht bracht een andere kijk op de literatuurgeschiedenis met zich mee. Traditioneel hooggeschatte schrijvers als D.F. Malherbe en C.M. van den Heever waren voor de Sestigers ongeschikt om de positie van literaire voorvader te bezetten, zodat die plaatsen open kwamen. De revolutie anno 1960, die Brink, Breytenbach en Etienne Leroux aan de top van de Afrikaanse literatuur bracht, herschikte ook de geschiedenis en bracht Van Melle zijn hoge waardigheid.
Terug naar de lof voor Van Melles stijl. Al is een dergelijk compliment voor een Nederlands boek uit de jaren dertig zoals aangegeven zeker geen anachronisme, toch kan ook de stijl door Nederlanders niet zo bewonderd worden als door Afrikaners. In de tweetalige Bart Nel komt namelijk pijnlijk naar voren dat Van Melle eenvoudigweg zijn Nederlands verleerd had. Nederlanders kunnen zijn bondige manier van schrijven wel herkennen, maar een grote waardering voor de moeizame stijl (‘Een vechtbegeren was in hen opgestaan’, p. 84) valt toch niet te verwachten. (Ik vraag me af wat de corrector van de uitgeverij, | ||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||
indien aanwezig, heeft uitgevoerd. Zou hij de halve fouten als charmante couleur locale beschouwd hebben?) W.F. Jonckheere heeft bij herhaling nog een andere hinderpaal voor de waardering in het Nederlandse taalgebied aangewezen. Hij vindt die in de tweetaligheid van de roman. Tweetaligheid zou in het algemeen al bezwaarlijk kunnen zijn, maar Jonckheere hamert vooral op een innerlijke tegenstrijdigheid die hij ziet bij Van Melles gebruik van de erlebte Rede. De schrijver laat zijn personages, zoals gezegd, in het Afrikaans praten en denken, zolang het gaat om directe rede tussen aanhalingstekens. Maar als de gedachten van diezelfde mensen via erlebte Rede of indirecte rede tot ons komen, dan gaat dit in Van Melles oorspronkelijke opzet in het Nederlands. Bij de erlebte Rede, die directe uiting van een personage suggereert, gaan de personages, die allemaal Afrikaans spreken, dus automatisch over op het Nederlands. Dit stelt Jonckheere aan de kaak: hij vindt het een onmogelijke oplossing. Hoewel zijn redenering logisch klopt, bevestigt mijn leeservaring zijn oordeel toch niet. Ik begrijp goed dat ik erdoor gehinderd hád moeten worden, maar werd het niet. Ook de Nederlandse kritiek uit 1937 brengt dit bezwaar niet naar voren. Uit het bestaan van de onuitgegeven totaal Nederlandse versie kunnen we overigens vermoeden dat Van Melle zelf Jonckheeres bezwaren heeft voorzien en eraan tegemoet heeft willen komen, maar hij was te laat: hij had in Nederland en Vlaanderen geen podium meer.
De literatuursocioloog zou de vraag naar de verschillende weerklank in Zuid-Afrika en in Nederland misschien beantwoorden met een verwijzing naar de verschillende literaire netwerken: de Afrikaanse literatuur was in de tijd van Van Melle nog wel meer met de Nederlandse verbonden dan tegenwoordig, maar ook toen waren de circuits gescheiden (met Greshoff als vaste verbindingsman). Weliswaar is Van Melle op het eind van zijn leven benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, maar uit brieven blijkt dat hij maar weinig Nederlandse schrijvers kende. Hij was hier vreemdeling geworden en ook dit heeft zijn kansen verslechterd. | ||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||
BesluitAls echte Nederlandse emigrant heeft Van Melle zich zo snel mogelijk aangepast aan zijn nieuwe wereld. Hij leerde het Afrikaans, leerde zijn Nederlands af, deed mee aan een Afrikaner opstand en werd Afrikaans schrijver. Maar toch bleef hij ook met Nederland verbonden. Hij schreef zijn grote ‘blitsverkoper’ grotendeels in het (of liever: zijn) Nederlands, verzorgde van dit en ook van ander werk volledig Nederlandse versies en ging in 1947 terug naar Nederland om die boeken te lanceren. Hoewel hij buiten de kring van de Nederlandse literatoren stond, bereikte hij wel iets, maar niet genoeg. Als Afrikaans schrijver is hij geslaagd (al is het postuum), maar vanuit Nederlands perspectief is hij tussen twee werelden blijven hangen. Bart Nel zal hier nooit als belangrijkste vooroorlogse roman (of iets dergelijks) kunnen gelden. Daarvoor zijn een aantal oorzaken aan te wijzen, vooral in de literaire geschiedenis; daarnaast was het Nederlands van de schrijver te verroest voor wat hij er mee wilde: literatuur schrijven op eigen kracht. Maar al kan Bart Nel, de opstandeling hier dus niet doorgaan voor het klassieke meesterwerk dat het in Zuid-Afrika is, een boeiende roman is het toch wel. Bij de wezenlijke kwaliteiten (waarover ik te kort ben geweest) voegen zich interessante bijkomstigheden. Ter afsluiting noem ik daarvan alleen nog de waarderingsgeschiedenis, in de Nederlandse literatuur de merkwaardigste mij bekend. | ||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||
|
|