Tpalays der gheleerder ingienen, oft der constiger geesten(1556)–Frans Fraet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Fviijr] [fol. Fviijr] lxxxix. Ist dat die sonne is schijnende recht op v hoot Tis om mercken bloot // dat lichaem en geest geenen weerscijn Al coemt een duer haet, en nijt in wederstoot De duecht sal v daer duer helpen fijn Duecht schijnt met raeyen sonder lommer diuijn In spijte van fortuyne, die menighe schent Een edel herte coemt wt alle verdriet en pijn Hem en is niet hinderlijck tfenijnich serpent Hi en vreest niet die werelt, oft haer torment Die alsulck is van memorie En hem also voecht seer diligent Sal namaels comen in glorie. Vorige Volgende