Tpalays der gheleerder ingienen, oft der constiger geesten(1556)–Frans Fraet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Eiijv] [fol. Eiijv] lxiiij. Op een magher lichaem, eens ruesen hoot En dient niet tis bloot, oft op groote leden Eenen cleynen cop, het is grooten wederstoot Goede proporcie maect reyn van seden Houdtse niet voor wijs tot eenigher steden Naer die viselmije, van ghesichte inlijck In een groot hoot, tsijn de waerheden En steect niet alleen die wijsheyt minlijck Aen de daet so suldijt wesen kinlijck En treet daerom niemant op de veersenen // niet Want dit verstant, so sijt ghewinlijck Het groot hoot, en maect de herssenen // niet Vorige Volgende