Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
Toon: Ou est es vous Birenne mon Ami.
MYn lieff, hoe streeld het safte Bed uw le’en!
Wijl ik de kouw, des naaren nagts, moet dragen
In ongemak, verzeld met Traangebe’en,
Waarin, zoo’t schijnd, gy nimmer hebt behagen.
Zoo u, mijn Lier, wiens gaadelooze klank
Appollo zelf tot luistren zou bekooren,
Niet mooi en jeukt, nog t’angenaam gezank,
Zo heeft u ziel, mijn ziel ‘er dood gezwooren,
| |
[pagina 187]
| |
Dog, zo ‘tgezpeel niet magts genoeg en heeft,
Laat dan mijn klagt, u borst, zo hart, doorkerven
Gedenkt, die liefd, dat die, of vrolijk leefd,
Of droevig, ‘tzy tot leeven, of tot sterven.
Goddin, ai staak de al te hardigheid,
V Minner meend, het gun hy doet, van harten:
Nooit is zijn doent gewikt met loos beleid
Vol trouwloozheid, ‘tgun oorzaakt pijn en zmarten.
Maar zoo de ramp, wen gy ‘er nu in laat,
Mijn leeven roofd, zoo laat deez’ vaarzen znijden
Op mijnnen graft, of op een koopren plaat,
Waar aanme speurd de trouwheid, en mijn lijden.
Hier onder rust een Minner, wiens gemoed
Gehuiwd an deugd, zen schone zo beminde,
Dat hy, wijl zy in’t minnen was als roet,
Elendig quijnde’, en na de doodznak zwinde,
Nae’t einde. |
|