Aan Neerlands heldenstoet,
trekkende ten heiligen stryd, voor vryheid en onafhanglykheid.
En illa, illa, quam sæpe optastis, liberias, - nos non imperium neque divitias petimus; quarum rerum caussâ bella atque certamina omnia inter mortales sunt; sed libertatem, quam nemo bonus, nisi cum animâ simul, amittit. c. crispi sallustiibellum catilinarium; §. 20 & 33.
'T is voor 's Lands vryheid, voor 's Lands rechten,
Te lang ten prooi aan 't wreedst geweld,
Dat ge, eedle Heldenstoet, den Dwingland gaat bevechten;
Vol vuur, nu 't weêr de vryheid geldt.
Geen wettig Opperheer wordt thans door u bestreden
Om 't lang misbruikt gezag, als, vóór tweehonderd jaar';
Gy staat thans niet alleen; - Gy hebt veel meer geleden
Van een' ontmenscht' Geweldenaar.
Van een' die, niet uw Vorst geboren,
Zo lang, met trotschen overmoed,
Den yz'ren scepter zwaaide en Vryheids stem dorst smoren,
Daar hy zyn' zetel vestte in frankryks Vorsten bloed.
Een Roover is 't van vorstelyke Staten;
[pagina 2]
[p. 2]
Een Dwingland, op der gallen troon;
Geen wettig Opperheer van wettige Onderzaten
Dien gy bestrydt, ô neen! een' vuigen Bastaardzoon.
Bestryd dat Bastaardzaad! op, Heldenstoet! - te wapen!
't Geldt Vryheid, Gade, Kroost en Goed!
De Leeuw heeft reeds te lang geslapen:
Toon weêr der Vad'ren heldenmoed.
Die Vad'ren streden onbezweken,
Onzeker of, door 't Volkenrecht,
Hun d'onafhanglykheid der vaderlandsche streken,
Na zo veel jaren stryds, zou worden toegezegd.
Die onafhanglykheid is u, nu reeds vóór 't stryden,
Gewaarborgd, door der Vorsten woord,
Die heel Euroop' van 't fransche juk bevryden,
Daar Vryheids zon reeds aan de kimmen gloort.
Stryd dan voor beter recht, dan dat van uwe Vad'ren,
Hoe heilig ook; - om meerder leed;
Met meerder zekerheid, mag thans het Heir vergad'ren;