98.
Ik voelde of ik alles nog in mijn binnenzak had zitten, de lantaarn, de hamer en de pin. Ik liep over de oprit van de garage. De deur was dicht. Ik probeerde de sleutels die ik had zonder resultaat. Ik probeerde het plasticstaafje, maar dat is een kunst die ik toch nooit zal leren.
De twee helften van de grote deur hadden elk drie grote scharnieren. Ik zei mijn eigen kleine schietgebed (Wonderbaar zijn 's Heeren paan! Dikwijls ziet men het bestaan, Dat een herder die misleid is, Toch nog Godes gunst niet kwijt is), zette de pin onder tegen het scharnier en tikte hem er met de hamer zonder veel moeite uit. De onderste scharnier ging even makkelijk, bij de laatste tik begon een hondje verderop ernstig te blaffen. De bovenste scharnier kostte meer moeite omdat de deur door zijn zwaarte nu tegenwerpingen maakte. Het hondje blafte mee en hielp mijn hamer in een goed ritme te blijven. Eenmaal los schoof ik de deur krassend over de tegels een centimeter of twintig naar rechts en stapte door de kier naar binnen.
De portieren van de zwarte Galaxie zaten niet op slot. Tussen de voor- en achterbank voelde ik met mijn hand en half onder de achterbank vond ik wat ik zocht, de aktentas van Floor van de Terpen. Ik ging in de auto zitten en onderzocht bij het licht van mijn lantaarn de inhoud. Teksten, een tv-draaiboek van de Lili Lashoes-show, notulen van een vergadering van de omro met de brt. In een oud zakboekje eindelijk iets wat ik verwacht had. Er lagen twintig visite-kaartjes in: f. doller, uitgever, artistiek producent, Rue des balles, bruxelles. Ook een Belgische