Inlichtingen van velerlei aard ontving ik verder van Dr. J.C. Arens te Nijmegen, Dr. W. Gobbers te Ronse, Dr. Irene Markowitz uit Düsseldorf en Dr. Ernst Brochagen uit München; van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te 's-Gravenhage en van de redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Mevrouw Dr. M.E. Kluit gaf mij alle medewerking bij het speurwerk in het archief van de Hollandsche Maatschappij.
Bijzondere dank ben ik tenslotte verschuldigd aan de beheerder van het Feith-archief, Jhr. Mr. P.R. Feith te Vorden, die mij toestemming gaf om het handschrift van Rhijnvis over het ideaal in de kunst voor het eerst te publiceren, en die in gul vertrouwen allerlei manuscripten en archivalia voor lange tijd in bruikleen afstond.
Nijmegen, voorjaar 1966