Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 138]
| |
De herinnering.1Hoe lieflijk verzelt mij uwe beeldtenis, o mijne julia! - en waarGa naar voetnoot1 2is het oogenblik dat uwe gedachtenisse niet door mijn geheel wezenGa naar voetnoot2 3stroomt? - De zon lagcht mij toe uit het morgenrood, en het kalm 4gelaat der natuur vertoont mij julia - Het kronkelend beekje, dat 5aan mijne zijde vloeit, murmelt mij zachtkens uwen tederen naam 6toe, en het stervend westewindje baauwt hem welluidend na - DeGa naar voetnoot6 7middag vindt mij dwalende op 8eene barre hei, of worstelende tegen eene puntige rots - dan, o mijne Eenigste! verkwikt mij uw denkbeeld 9onder de brandende hette van eenen gloeienden hemel als deGa naar voetnoot8-9 10daauw het geschroeide veld! - De stille nacht overvalt mij onder de 11dikke schaduw van eenen honderdjaarigen eik of tegen de helling 12van een' bemosten steen, en, terwijl mijne vermoeide oogen inslui-Ga naar voetnoot10-1113meren, slaat mijn hart julia. - Bedwelmd herhaalt mijne ziel den 14eersten zaligen kusch, dien gij mij tot een heilig zegel van eeuwigeGa naar voetnoot14 15tederheid schonkt, en mijn hart, geweldig aangegrepen door hemelscheGa naar voetnoot15 16gewaarwordingen, betreurt zijne engte en - siddert nog, bijGa naar voetnoot16 17zijne ontwaking, van wellust.Ga naar voetnoot17 | |
[pagina 139]
| |
18Het noodlot, o mijne julia! het wreede noodlot kan mij van u 19afscheiden - maar geen noodlot, geen tijd, geen eeuwigheid kan 20uwe gedachtenisse - zelfs voor een oogenblik! - uit mijne ziel 21rukken. - Met julia verlaat ik mijne legerstede, en julia is de 22inhoud van alle mijne droomen. - Treurig doorwandele ik mijne 23moeilijke loopbaan - maar gelijk aan de nachtuil, die de puinhoopenGa naar voetnoot23 24van een vervallen slot bewoont, streelt mij de eenzaamheid 25boven de pijnigende vermaaken eener woelige waereld - buitenGa naar voetnoot25 26julia verkieze ik de huilende wildernis, daar ik haarer ongestoordGa naar voetnoot26 27gedenken kan, boven een Eden - daar, starende op eene onoverzienlijkeGa naar voetnoot27 28vlakte, verlieze ik mij in deeze aftekening van mijn ledigGa naar voetnoot28 29hart. - De duisternis verspreidt zich over den aardbodem - de 30starren treden met stille majesteit te voorschijn en mijn hart verliest 31zich op nieuw in de onafmeetbaare ruimte - dan, o mijne julia! 32sta ik verloren op een stofje van het geheel en breide mijne handen uitGa naar voetnoot32 33tot den eeuwigen! - - Ik verbeelde mij dat onze zuchten in hetGa naar voetnoot33 34eigen tijdstip voor den troon van den almagtigen verschijnen - 35mijn hart boeit deeze verbeelding - geheel vertederd zijge ik op denGa naar voetnoot35 36grond neder - gedachtloos stare ik op nieuw de hemelbollen aan - 37en - na eene lange wezenloosheid - vinde ik mij zelven, beroofdGa naar voetnoot37 38van julia - eenzaam - verlaten weder - - Een traanenvloed | |
[pagina 140]
| |
39overdekt mijne wangen en treurig begeef ik mij met traage schreden 40naar mijn aaklig verblijf. -
Door zulk een liefde treurt
De tortelduif, gescheurd
Van haar' beminden tortel ...
Zij jammert op de dorre rank
45[regelnummer]
Van eenen boom, verdroogd van wortel,
Haar leven lank.Ga naar voetnoot41-46
* * * |
|