De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
E 26machineschrift op papier zonder gedrukt briefhoofd; met de pen verbeterd
26 Mei '30
Beste van der Leeuw, Je hadt al van mij moeten hooren, natuurlijk, maar de verklaring was het oude liedje. Behalve dan dat ik nu inderdaad wat ‘run down’ was. Je begrijpt hoe welkom je eerste hoofdstuk geweest is, dat ik met heel veel voldoening gelezen heb en dat het mij gespannen maakte op het lezen van het vervolg, dat zich niet in het minst bevroeden laat, al zie ik wel al eenige draden naar de toekomst van deze huurder. Ik hoorde van Mea dat zij te Voorburg geweest is, maar jou niet thuistrof. Heb je al iets besloten? Het deed mij ook veel pleizier te hooren, dat je mijn tweede aflevering met genoegen gelezen hebt. Intusschen heb je het vervolg van Gezelle en dat van mijn Halve Eeuw gezien, benevens mijn kroniek over Henr. Holst?Ga naar voetnoot423 Je opmerkingen over mijn manier van kritiekschrijven heb ik aandachtig overwogen. Ja, dit is nu eenmaal mijn manier van werken, en als er een alternatief is: zóó werken en dan iets maken dat een ander althans niet doet en dat zijn eigen persoonlijkheid heeft, al is het er een voor weinigen, of: gemakkelijker werken, maar dan ook allerlei eigenschappen missen die nu mijn kritisch werk karakteriseeren, - dan geloof ik dat ik het eerste alternatief moet kiezen. Krijg ik mijn Halve EeuwGa naar voetnoot424 af en weet ik het van het begin tot het eind op het zelfde peil te houden, en dan na verschijning in het tijdschrift een laatste bewerking, van inhoud en vorm, als geheel te geven, dan is dat ten minste iets, zij het een zwaar iets, dat een ander niet zoo licht doen zal, en zeker niet zóó doen zal. Zoo als ik ben, moet ik dan maar langzamerhand een kleine schare van getrouwe lezers trachten te krijgen, die er de moeite voor over hebben. Trouwens: zou het mij lukken wanneer ik ging probeeren, het heel anders te doen? Iets anders is je opmerking over de manier waarop zulke stukken geschreven worden, voorzoover daaruit zou blijken dat je aan het bewuste denken en ontleden een overwicht zoudt geven. Wat bereikt het bewuste denken en ontleden eigenlijk ooit uit zich zelf? Mijn stukken zijn de uitkomst, in de eerste plaats van intuitie, en van niets anders. Ik lees, tot ik het gevoel krijg, dat ik het centrum van de gelezen kunstenaar zie. Dat duurt soms heel, heel lang, en kost mij eindelooze herlezingen, en zeer veel geduld. Meen ik dat centrum te zien, dan begint de lezing eerst goed, want dan induceer ik overal dat centrale denkbeeld, dat op die wijze getoetst wordt, verheldert [lees: verhelderd], verdiept, vervolledigt [lees: vervolledigd], en ook de andere dingen steeds klaarder, en in hun onderling verband zien en begrijpen laat. Eerst dan | |
[pagina 180]
| |
begint het schrijven. Dat schrijven is echter niet minder een lange en moeizameGa naar voetnoot425 ontdekkingstocht, want schrijven is een concentratie, die onverbiddelijke eischen stelt. Vandaar de menigvuldige herschrijvingen. Hoe intuitief het ook daar bij toegaat, bewijst dit feit. Als ik ergens hopeloos begin te knoeien, hoewel van te voren alles goed ging, of wanneer ik over een plaats niet kan heenkomen omdat ik de bevredigende overgang niet weet te vinden, dan is dan [lees: dat] ongeveer altijd het onomstootelijk bewijs dat ik ergens vlak van te voren een fout begaan, of een verband verkeerd gelegd heb, of een andere overgang misgegaan is. HetGa naar voetnoot426 is alles in de eerste plaats een kwestie van zien en voelen, ook zulke kritiek als ik schrijf, al vervult de intelligentie een belangrijke functie van werkings- en controle-middel. Vergeef mij deze improvisatie over de manier waarop ik mijn kritiek schrijf, (wat een gestumper, met al die verbeteringen! onnoodzakelijke uitweidingen die ik je verder bespaar!) een werkwijze waarin niet een zoo zorgvuldig mogelijk uitdrukken van een zekereGa naar voetnoot427 voorraad van te voren beschikbare en gerangschikte gedachten plaatsheeft, maar de gedachte zelf in haar zuiverste en rijpste vorm pas door het schrijven geschapen wordt. Ten slotte is het mijn vaste overtuiging, dat mijn proza slechts bij groote uitzondering en onder zeer strenge beperkingen zg. dichterlijk mag zijn. Maar daarover ware een heele beschouwing te schrijven.Ga naar voetnoot428 Laat mij eens spoedig iets van je hooren. Van Verwey hoorde ik, dat je zijn Baedeker [lees: Baedecker] voor Londen meegenomen hebt. Dat is een eerste stap. Het mooiste van Londen zijn echter zijn omstreken, de natuur er om heen. Wanneer je iets in de ‘way of poetry’ hebt, stuur mij dat. Je werk is altijd van harte welkom. Hartelijke groeten, en in de hoop op een spoedig bezoek, de groeten ook van mijn vrouw en aan jouw vrouw,
geheel je toegenegen VanEyck
In de linker marge aan het begin van de brief staat geschreven: De laatste zin van je 2e alinea loopt niet af. Daaraan ontbreekt nog zoo iets: (nog) glimlachen kan! Ik hoorde 't te laat van Mea. | |
[pagina 181]
| |
Brief door P.N. van Eyck aan Aart van der Leeuw, 26 mei 1930
(verkleind)
| |
[pagina 182]
| |
|