De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
401. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 3 juli 1919's-Gravenhage, 3 Juli 1919.
Zeergeachte Heer, Wanneer U het niet alreeds in de Rotterdammer gelezen hebt, kom ik U vertellen, dat ik als correspondent van de Rotterdammer naar Londen ga.Ga naar voetnoot564 Geyl ging daar voor zijn professoraat vandaan, - Italie is zóó onzeker wat betreft verdienste, toestand, enz. - dat ik niet beter meende te kunnen doen dan naar Londen solliciteeren. Ik heb daar een assistent, die het overgroote deel van het telegrammenwerk verricht; - alles wat ik aan het laatste te doen heb, speelt zich tijdgedwongen af tusschen 7 en 8 's morgens, - verder heb ik ± 3 brieven per week te schrijven. Daarmee is mijn bestaan en een betrekkelijk groote vrijheid gewaarborgd. Natuurlijk ga ik buiten Londen wonen. Zoodat ik de mooie omstreken zóó onder de hand heb.Ga naar voetnoot565 Ik geloof dus, dat dit alles bij elkaar een schikking is waarvoor ik reden heb dankbaar te zijn. Ik heb bovendien 4 weken vacantie, en daar mijn inkomen dat, zoodra ietwat normale omstandigheden zijn ingetreden, wel zal toelaten, heb ik geen geringe mogelijkheid om toch nog geregeld Italie te gaan aanschouwen. Ik ben erg benieuwd wat Uw gedachten over al deze plannen zijn. Met een gunstige opvatting van mijn taak, lijkt het mij ook interessant de in- en uitwendige geschiedenis van een land als Engeland na de oorlog gadeteslaan. En dan zal er ook weer tijd voor werk zijn. Ik heb het nog bij voortduring met uit- en invoer kwesties en likwidatiemoeilijkheden zoo volhandig, dat er nooit iets van eigen arbeid komt. Ik lees wel, maar zonder eenige lijn, nu dit, dan dat. En nooit veel, want de avonduren, als de Kinderen eenmaal naar bed zijn, is krap gemeten. Ik hoop, vóór mijn vertrek, naar Noordwijk te komen. Gaarne zou ik nog eens een dag bij U doorbrengen en over allerlei dingen spreken. Ik moet U en Mevrouw mijn verontschuldigingen aanbieden dat ik U niet gelukgewenscht heb bij de geboorte van Uw eerste kleinkind.Ga naar voetnoot566 Ik was in Vorden greep een briefkaart van Ada Geyl vast, om Mea te feliciteeren, en zoo bleef een brief in den slof, die zeer zeker uit den slof zou gekomen zijn, wanneer ik mij voor het schrijven aan Mea, apart gezet had. U zult het feit met genoegen ondergaan hebben. Ik onderga, niet altijd met genoegen, het vaderschap. Mijn jongens beoefenen de kunst der uitvindingen. Zij zoeken klaarblijkelijk het perpetuum mobile te vinden, de een met zijn spieren, de jongste met zijn stembanden, - het laatste is het ergste. Hij is erg nerveus, zie de dokter, en moest in Utrecht wonen. O bittere ironie des toevals, dat wij daar juist vandaan kwamen. Maar misschien zal de Engelsche buitenlucht hem goed doen. | |
[pagina 245]
| |
Ik hoorde van Hilde dat U George en Gundolf ontmoet hebt. Ik hoop dat er spoedig weer boeken van hen verschijnen zoodat het hopeloos gevoel van afgebrokenheid weer kan worden opgeheven. Ik zag dat bij Wolff een zeer groot en zeer pompeus halfjaarlijksch tijdschriftGa naar voetnoot567 verscheen van jongeren. Ook Werfel schrijft er in. Ik kreeg een indruk - [xxx] en een dergelijke op bibliophilie aangelegde bijzonderheid (in niet al te gunstige zin) lijkt mij psychologisch geen waardeerbaar verschijnsel. Heeft U het boek van Huizinga gelezen?Ga naar voetnoot568 Ik las er een paar hoofdstukken uit, die over kunst, mystiek en literatuur. U zult mij veel genoegen doen, wanneer U iets van U laat hooren. Hart. groeten van ons beiden aan de heele famihe als altijd Uw Pn vEyck |
|