De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd324. P.N. van Eyck en Nelly van Eyck-Benjamins aan Albert Verwey, 9 oktober 1917Driebergen, 9 Oct '17
Zeergeachte Heer, Hartelijk dank voor Uw geschenk. Wij hebben het nog niet ontvangen, maar toch wil ik U eerst even bedanken, en zal het van middag de petefee gaan doen, die ons opmerkzaam maakte op het hekje. Uw rijm is zinvol. Ook Nelly zal, denk ik, nog een woordje van dank toevoegen. Hierbij zend ik U een bespreking van Nine's Gedichten, waarvan ik bijzonder veel houd en die ik gaarne nog eens graag [sic] onder de aandacht gebrachtGa naar voetnoot419 zag.* Ik hoop maar dat U het stuk goed en niet te lang vindt. Ik heb mij ditmaal niet met citaten beperkt, juist om dat mijn uitdrukkingsmanier zwaarder is, en dus allicht de weergave v.d.inhoud der gedichten het karakteristieke van hun toon zou vermoorden. Sinds maanden ligt de copy van haar bundel bij de W.B. Misschien kan een bespreking nog eens aanleiding zijn voor v.Suchtelen om eens na te denken over de uitgave. 't Is toch wel ergerlijk, dat sinds 1908 geen boek van haar heeft kunnen verschijnen.Ga naar voetnoot420 Ik zelf zou 't graag in November hebben. Maar dan komen de Mijmeringen in 't gedrang waarschijnlijk. Zoo ja, dan zou ik ze liever voorloopig terug nemen. Brusse | |
[pagina 168]
| |
vraag mij nl. van morgen om de copy voor Opgang, dat hij reeds wil laten drukken, al verschijnt het pas in 't voorjaar. Later kunnen zij dan misschien nog wel eens geplaatst worden. Mijn Plato-boek staat nu op 130 bladzijden van de 210 vertaalde bladzijden (de inleiding schat ik op 20-30) Ik heb hard gewerkt, het heeft mij een mooie spanning gegeven, dikwijls. Ik zal op mijn gemak dat mooie boek voor De Beweging klaar maken. Wanneer ik doorwerk als nu, denk ik voor December een stuk te hebben over John Webster, naar aanleiding van het posthume boek van Rupert Brooke (de Engelsche dichter die in Gallipoli gesneuveld is.)Ga naar voetnoot421 Het bij elkaar zoeken van ook nog de gedichten uit veel vroegere jaargangen van Nine, speelde mij de aflevering van 1908 in handen over Dichterschap en Werkelijkheid. Alleen de laatste zin was mij bijgebleven, omdat ik voor de rest v.d.inhoud ver van rijp genoeg was. Ik heb het met klimmende belangstelling (gelijk men zegt) gelezen, en het is de laatste overtuigende kracht geworden naar aanleiding van Uw weigering van het voorgaande stukje. Zoo komen alle dingen wonderbaarlijk en van zelf terecht. Als papier niet zoo duur was, zou ik wenschen dat dit pakje gauw op is. Elk velletje ergert mij door zijn scheefheid. (Dat staat mij dus honderd malen voor de borst)(en stuit er honderdmaal tegen.) Hartel.gr. van huis tot huis Uw PNv.E.
* Voor mijzelf was het interessant ook als tegenhanger tegen Besnard.
Zeer Geachte Heer en Mevrouw,
Ook ik kom U nog even hartelijk bedanken voor het ijzeren hekje, dat onze eersteling moet beschutten voor het vuur. Ik ben erg blij dat U het kunt missen en ik hoop dat Robbie er na de kleine Verweyen geen ongunstig figuur bij zal maken in zijn pogingen om de verboden kachel aan te raken. Nogmaals dankend met vriendelijke groeten aan allen Uw Nelly van Eyck. |
|