302. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 23 juli 1917
Driebergen [23.VII.17]
Zeergeachte Heer, Gister bracht me de post de proef der twee kleine stukjes. Tot
mijn vreugde, want ik was bang geweest dat U zich zoudt hebben afgevraagd: hoe
is 't mogelijk dat iemand die net weer eenige zekerheid over zich zelf gekregen
heeft, weer dadelijk over anderen begint Dat over Gerretson is trouwens van deze
winter, uit mijn ‘tusschenperiode’. Ik zou voor mij zelf gaarne geregeld zulke
stukjes schrijven over binnen- of buitenlandsche boeken. Niet eigenlijk
boek-besprekingen, - maar in de trant van deze. Mocht U daarvoor iets voelen,
dan zou het misschien beter zijn de algemeene titel breeder te maken. ‘Onder het
Lezen’ * alleen of zoo iets. Misschien weet U wat beters? - Ik hoorde dat U
misschien met Mevrouw deze week in Driebergen komt. Ik hoop het zeer, en vooral
dat U dan niet de kortste tijd bij mij doorbrengt. Wij hebben mijn moeder en
zuster te logeeren, maar dat is geen bezwaar al kan ik U helaas nu niet
logeeren. Dat was wellicht Uw plan ook niet? Mientje Gutteling vertelde iets van
een rondreis. Wij hopen dus dat wij U een dezer dagen zien zullen. Ik zal alle
morgens thuisblijven.
Hart. gr. ook aan Mevr. en namens Nelly Uw
PNvE
Krijg ik van beide bijdragen een paar losse vellen?
* Gedachten onder het Lezen?
'over Boeken?