De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
278. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 29 mei 1916Den Haag 29 Mei [1916]
Hooggeachte Heer, Ik zond U, Donderdag meen ik, per postpaket een ex. van ons Zilverdistelboekje over Boekkunst?Ga naar voetnoot351 Ik schreef er niet bij, - daar ik echter niets van U hoor ben ik bang dat 't niet terecht gekomen is. Voor de zekerheid verwittig ik U dus maar van de zending. - Ik kom nog een raad vragen. In Shelley's handschrift komen in de Eerste Acte telkens tooneelaanwijzingen voor. Na de 4 stemmen bv. enz.(Ik noem het voor 't gemak tooneelaanwijzingen.) Die vindt men in geen der uitgaven, ook niet in Ackermann en Locock. Geen zegt waaróm niet. Misschien acht men 't onwaarschijnlijk dat, stel dat de uitgever der 1e uitgave ze gesupprimeerd had, ook Mary Shelley dat zou gedaan hebben, en denkt men dat Shelley zelf Mary voor haar drukmanuscr. aanwijzing tot schrappen gaf of in 't handschrift schrapte, vergetend, later, het ook in 't lijfexemplaar te doen. Dit is echter een waarschijnlijkheidshypothese, waartegenover het feit staat dat het ms. die aanwijzing heeft. Wat moet ik doen, volgens uw meening? Mij neerleggen bij de niet toegelichte lezing ook der nieuwste uitgave, of het handschrift volgen. Een moeilijke keus. Wilt U mij met Uw gedachte bijstaan? Met Nelly en mijn kleine Robbie gaat 't uitstekend. Eind Juni gaan wij naar Driebergen. Wilt U ons beider hart.gr. doen aan Mevr. en de familie en zelf ze aanvaarden? Komt U nooit eens in Den Haag? Hartelijke groeten Uw vE |
|