De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd257. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 9 december 1915Florence, 9 Dec.'15
Zeergeachte Heer, Eerst hartelijk, hartelijk dank voor het toegezegde oud-Holl.exemplaar van Uw bundel. Wij zijn er erg blij mee, en ik ben zeer verlangend hem te hebben. De proef zond ik terug. Daarbij een aanteekeningetje over Greebe. Ik heb mij, geloof ik, door mijn geheugen laten verwarren: het is vóór en niet na. Hetgeen er nu niet zoo erg toedoet, maar toch in elk geval een onjuistheid is die mij ergert en niet meer mag voorkomen. Blijft zij onaangeroerd, dan verzwak ik daardoor èn mij zelf, èn het oordeel over Greebe's boek, dat met de innerlijke kwestie niets te maken heeft. U zoudt mij dus wel veel genoegen doen met die paar regelen te laten drukken.Ga naar voetnoot292 Had ik Uw oorspronkelijke raad de zaak te laten rusten maar gevolgd! De gedachten v. Nine v.d.Schaaf vond ik prachtig, bijzonder mooi proza ook.
Baudelaire zal ik in de koffer sluiten en hier laten moeten tot na den oorlog. Ik durf hem niet weg te zenden per post. | |
[pagina 105]
| |
Met Nelly blijft alles gelukkig goed gaan. In Jan. komen wij waarschijnlijk. Ik zal helaas genoodzaakt zijn eenig honorarium te vragen voor mijn bijdragen over dit jaar, en tevens zal ik verzen aan De Gids of Onze Eeuw moeten zenden. Er staan veel kosten voor de deur. Ik denk U als carte manuscritte, te zenden 2 stukjes proza en een gedicht, ze niet aanbiedend voor nu maar voor over een paar maanden. Ik moet al wat ik heb wegzenden, want ik mag geen schriftuur meenemen. Die wordt anders afgenomen Hart.gr. Uw vE |
|