De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
156.
| |
[pagina 242]
| |
exempl. v. 15 Jours en Holl. zien, waarin ik ook het manuscript van Uw gedicht vond.Ga naar voetnoot479 Ik zit in een lastig parket en kom U even raad vragen. d'Oliveira wil mij interviewen, eerst voor de Groene, dan voor een nieuw deeltje in de Wereldbibliotheek.Ga naar voetnoot480 Zal ik 't doen? Ik vind mij zelf rijkelijk jong om dergelijke daad te begaan. Aan de anderen kant zou het een uitnemende gelegenheid zijn nog eens het een en ander over ‘ons’: de Beweging en ‘ons’: over de Nederlandsche poezie enz. te zeggen, wat men in een artikel zoo zelden kan doen. Vooral omdat er eenige groote domheden als zoodanig kunnen worden vastgelegd. Wat dunkt U? Het is lastig voor mij, dat uittemaken. Ik weet niet, wie der onzen nog meer voor dat boekje in aanmerking komen, - en zoo hij mij als representant koos, dan sluit het aannemen eenigszins in, dat ik hem daarin gelijk geef en daaraan wensch ik mij niet te bezondigen. Mag ik U dringend om Uw raad vragen. Persoonlijk slaat mij de schrik om 't hart als ik er aan denk, maar dat beteekent niets. Is er een voordeel uit te halen? dat lijkt mij de vraag. Bel. en hart. gr. Hoogachtend |
|