115.
Briefkaart.
Waarde van Eyck,
Gisteravond ontving ik je boek dat me nu al veel te genieten en te denken
gaf. Verscheiden en toch eender, is de slotsom waartoe we in onze beste
oogenblikken altijd komen moeten.
Wij kwamen elk uit andre vleugel
Van 't dichterlijk en gastvrij huis,
Gij droomde allicht van helsche Breughel,
Ik van den etherkoning Zeus,
Totdat we ontwaakt elkander vonden
Waar wijd de vensters opengaan,
En saam voor 't eendere uitzicht stonden:
De wijdheenlachende Oceaan.
Hartelijke groeten,
van
Albert Verwey
Noordwijk a/Zee.
26 Nov. '12
[De toespelingen in nr. 115 zijn duidelijk: Van Eycks interesse
op jonge leeftijd voor Charles Baudelaire en vooral diens Les
Fleurs du Mal; Verweys jeugdige preoccupatie met de Griekse
godenwereld zoals blijken kan uit b.v. zijn Demeter en Persephone.
In de Uitzichten zouden beiden
elkaar ‘gevonden’ hebben.]