De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman
(1968)–P.N. van Eyck, H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd29 december 1939Dit is van Marsmans kant de enige getypte brief, vermoedelijk door hem aan zijn vrouw gedicteerd. Zowel enkele correcties in de tekst als de initialen, het adres en het postscriptum zijn met inkt door Marsman zelf geschreven.
St. Romain 29 December 1939. Waarde van Eyck, Ik was blij eindelijk weer eens iets van je te hooren, al was het bericht over je gezondheid dan ook niet gunstig. Ik hoop dat die misère nu geheel overwonnen is en dat je het nieuwe jaar, waarvoor myn beste wenschen, frisch beginnen kunt. De oorlog heeft blijkbaar geen drukkende uitwerking op je, althans daarover rep je met geen woord. Ook de andere vrienden schryven hierover betrekkelijk weinig, en ik weet niet of ik hieruit moet opmaken, dat jullie je maar weinig bedreigd voelt, of juist dat jullie een dergelijk gevoel met alle macht onderdrukt. Ik heb in het begin van den oorlog geinformeerd of ik in Holland vrywilliger kon worden, maar die kans bleek niet te bestaan. Je zult het wel een zeer ondichterlijk en onmenschelijk gevoel in my vinden, maar ik moet je bekennen, dat ik met wellust op de moffen geschoten zou hebben. Waar ik veel minder voor voel is opgeborgen te worden in een concentratiekamp, en dat dit met ons allen gebeuren zal, als de duitschers binnenvallen en zich met hun hollandsch filiaal nog nauwer vereenigen, lijkt my verre van denkbeeldig. | |
[pagina 137]
| |
Wy blijven dus voorloopig in Frankryk, tenzy er bepaald een dwingende reden mocht zyn om dit land te verlaten. Ik zou eigenlijk, ook in verband met myn werk en met den toestand van myn vader, weleens naar Holland moeten, en ik had dit ook in September zullen doen, maar ik stel het voorloopig nog uit. Ik ben je zeer dankbaar, dat je myn naam hebt genoemd in verband met die mogelijke regeeringsteun. Ik heb weliswaar tal van weerstanden te overwinnen voor ik zooiets aanvaard - en god verhoede dat ze ooit met een lintje aankomen, want dat zou ik pertinent weigeren: ‘tenslotte’ is een dichter geen minister of tramconducteur -, maar ik vind het toch byzonder aardig van je dat je direct aan my hebt gedacht. Rien en ik maken het beiden heel goed. Toen Frankryk begin September met évacués overstroomd werd, was het nog moeilijker dan anders hier een geschikt huis te vinden en wy zyn dan ook niet erg geslaagd. Over enkele maanden denken wy weer te verhuizen, en je krygt dan bericht. Mocht je ooit om myn adres verlegen zitten, bel dan de redactie-secretaris van Het Vaderland even op, die is altyd op de hoogte, want ik kryg iedere week de kroniek van Ter Braak. Ik heb dit jaar hard gewerkt. Eerst heb ik voor van Suchtelen de Zarathustravertaling afgemaakt en verbeterd, die P. Endt by zyn leven op touw had gezet, en er een inleiding by geschreven, die my overigens niet erg bevredigt. Ik moest voor de halfbeschaafden van de W.B. natuurlijk informatief te werk gaan en wilde tegelijkertyd myn eigen visie op Nietzsche in een korte samenvatting geven, met het gevolg dat vermoedelijk geen van deze twee bedoelingen voldoende tot hun recht zyn gekomen. Vervolgens schreef ik een inleiding by Slauerhoffs verzamelde poëzie, die my beter bevalt, en waarin ik zonder het te noemen o.m. met jouw stuk in Leiding heb gepolemiseerd.Ga naar voetnoot186 Om twee redenen heb ik je naam niet genoemd. Ten eerste leek het my beter de polemiek inslag ervan meer algemeen te houden - jy staat ten slotte niet alleen in je critiek op S. - en ten tweede wist ik niet of jy nog wel ten volle achter het stuk in Leiding zou staan. Ik heb overwogen je dit te vragen, maar omdat je vrywel nooit en altyd veel te laat antwoordt, zag ik er van af. Ik hoop overigens niet dat je dat stuk nog ten voile voor je rekening neemt, want ik heb er my zeer aan geërgerd. Ik heb my overigens in myn inleiding, gegeven my gematigde en wellevende aard, zeer getemperd uitgedrukt en ik zal je het duplicaat van de drukproef toesturen zodra ik die kryg. Verder had ik het plan een bundel studies te schryven over de jonge dichtergeneratie, waarvan dat over Hoornik er éen is, maar ik zie nu wel aankomen dat dit plan door andere verdrongen wordt. Als je de N.R.C. las, zou je zien dat wat ik over het volledig doorleven zeg, geen op zichzelf staande bewering is. Door sommigen wordt uit myn hardnekkig naar voren brengen van die eisch afgeleid, dat de intensiteit der ervaring voor my tegenwoordig van minder belang | |
[pagina 138]
| |
zou zyn, maar dat is natuurlijk onjuist. Maar wat ik als criticus schryf is altyd zoo nauw verbonden met myn eigen ontwikkeling als dichter, dat er wel altyd slecht-nadenkende menschen zullen zyn, die my als criticus te radicale koersverandering verwyten, omdat zy dit verband niet zien. Ik heb je bundel en de geschriftjes waarover je schryft in je brief, inmiddels nog niet ontvangen, maar drukwerk komt meestal wat later. Ik hoop dat je stuk over Drost erby is, want dat zou ik graag van je bezitten. Het is zonder een zweem van twyfel je beste stuk proza. Is Nellie niet blij dat je nu zoo voortr[e]ffelijk en helder styleert? Ik herinner my nog als de dag van gister die middag op de kamer van Pom toen wy de styl aanvielen van je leidsche intreerede!Ga naar voetnoot187 Hoe is het eigenlijk mogelijk dat jy je op jou leeftyd van de meest onleesbare nederlandsche prozaschryver tot de stylist van de inleiding by Drost ontwikkeld hebt? Ten slotte heb ik het laatste half jaar zeer regelmatig en ingespannen gewerkt aan den bundel waarover Jany je sprak. Ik had er op het laatst absoluut geen kijk meer op en ook over de waarde geen hooge dunk, maar gelukkig kreeg ik van Vestdyk en du Perron een zeer waardeerend bericht. Als er niets tusschen komt verschynt hy in April of Mei. Ik zal je een exemplaar laten sturen. Zoo, nu weet je weer zoowat hoe het met my staat. Ik heb zoowel voor de naaste als voor de verdere toekomst nog tal van plannen, en als het zoo blijft loopen als de laatste drie jaar, komt er van die voornemens ook wel het noodige terecht. Ik ben nog altyd heel blij dat ik uit Holland ben weggegaan. Wel is waar heb ik af en toe behoefte aan een gesprek met een vriend, maar daar staat zooveel tegenover, ook aan rust en natuurlijke concentratie op myn werk, dat ik myn verblijf hier nog geruimen tyd hoop voort te zetten.
Met hartelijke groeten 2 × 2
St. Romain
P.S. Over N. v. d. Schaaf schreef ik nooit iets van beteekenis. Ik ben destijds van plan geweest een stuk over haar te schrijven, maar kwam er niet toe. Misschien heb ik haar naam wel eens genoemd als die van een onzer belangrijkste dichteressen; dat moet wel, als v. Vr. dat releveert, maar ik herinner 't mij niet |
|