De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman
(1968)–P.N. van Eyck, H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermdBogève, 12.VI.'39Waarde van Eyck, Neem wat ik in brieven schrijf, vooral nooit àl te letterlijk, - ik schrijf ze zoo slordig. En vooral dat ‘al’ het overige, was er nogal vér naast. Ik heb n.l. erg veel hinder van den zorgelijken gezondheidstoestand van mijn vader (snel-toenemende aderverkalking, maar hij is het zich niet bewust).Ga naar voetnoot173 Ik zou er je uitvoerig over kunnen schrijven, maar ik doe het maar niet; je kent hem niet, en het zou een te persoonlijk epistel worden misschien. Maar: overigens gaat het toch goed. Ik werk aan een reeks nieuwe verzen,Ga naar voetnoot174 en hoop dat ik niet gestoord word door Slauerhoff, Nietzsche en Spengler.Ga naar voetnoot175 Ook Hieronymus moet nog eens onder de loupe. Ik zal Thelen dus wel hier zien verschijnen, binnenkort. Met Nietzsche, Slauerhoff en Spengler eigenlijk werk voor een jaar. Zag je - in Dichters van dezen tijd - dat ik het begin van ‘Kloos’ schrapte?Ga naar voetnoot176 | |
[pagina 130]
| |
Ga je daarmee accoord? Ik vond het te veel het aanloopje, waarmee iedereen begint aan een graf. Maar - zooals het nú is, bevredigt het mij ook niet geheel. Ik denk nu ‘gewoon’: ‘Toen hìj verscheen ...’ te zetten, of de tegenwoordige aanhef klein rechts er boven te plaatsen( c.f. ‘Ichnaton’). Ik moet opbiechten dat ik je lang niet alles stuur wat ik schrijf, of publiceer. Ik lijd aan opruimingsziekte, en het meerendeel gaat de prullemand in, copie, doorslagen, overdrukken. Ook Thelen klaagt hierover steen en been, maar ik ken mij zelf, op dit punt, en beloof geen beterschap. De arme Rien wordt dan soms, als er een boek moet verschijnen, naar een bibliotheek ‘gestuurd’ om over te tikken wat ik een jaar te voren nog in triplo, quadruplo bezat! Om een zelfde reden wil ik maar weinig boeken hebben, al ben ik iets minders eclectisch op dat punt dan vroeger. Vandaar ook slechts ± 12 van jullie 100! (Misleidend, overigens, dat het prospectus niet ronduit zegt, dat het (vaak) bloemlezingen zijn). Schreef ik je, dat ik een bundel studies - deels reeds verschenen in de N.R.Ct of elders - over de ‘generatie-Hoornik’ wilde uitgeven? Querido stelde het uit, en het is misschien ook beter dat ik na het Verzameld Werk, eerst iets scheppends geef; dat is trouwens meer mijn opvatting dan de zijne. Voor hem geldt o.m. dat mijn werk niet goed wordt verkocht. - Waarom schrijf je niet altijd zoo glas-helder, hoewel vrij ‘kaal’ als in je stuk over ‘Van der Feesten’? Wat die ‘generatie-Hoornik’ betreft, ik neem, of nam al,: Mok, v. Hattum, Franquinet, Decorte, Hoornik, v.d. Steen, den Brabander, en aarzel nog over Vasalis en Achterberg. Dat zijn voor mij de menschen van nà ± 1930. Er is een merkwaardige ‘bloei’, de laatste 2 jaar, vooral. hart. gr. van huis tot huis |
|