De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman
(1968)–P.N. van Eyck, H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd27-XII-'27Geachte Heer Van Eyck, Binnenkort moet ik voor de N.R.C. een recensie over ‘Inkeer’ schrijven. Mag ik daarbij gebruik maken van enkele mededeelingen uit een brief van U, die ik toevallig bewaarde, en nog veel toevalliger terugvond?Ga naar voetnoot36 het betreft de volgorde waarin Inkeer, Voorbereiding en De Tuinman zijn geschreven. Ik wèet niet, of ik het zal gebruiken, maar voor dat geval vraag ik het hierbij. En: is De Tuinman alleen gebleven, geen gróep geworden? -
Ik had v.d. Leeuw natuurlijk wèl gelezen, en vond Uw briefje alleronredelijkst, | |
[pagina 38]
| |
al begrijp ik dat U hem waardeeren zult; al zou ik Uw aesthetiek, en vooral de gevolgen daarvan t.o.v. de ‘persoonlijke zaligheid’ aanvaarden, dan zullen er toch in elk concreet geval groote appreciatieverschillen blijven. o.m. dat soms zeer geringe, soms mijlen breede ‘generatieverschil’, waardoor ik sommige menschen van vóór 18 execrabel vind, en U stellig menschen van mijn leeftijd. Mij lijken b.v. Gossaert en v.d. Leeuw samen nog géen v.d. Bergh. - Zoo heeft het mij altijd verwonderd, dat U zich ons verwant voelde; of betrof dat alleen de mogelijkheid van het tot een aesthetiek als de Uwe uitgroeien van sommige passages van ons? uw gedichten moeten ons toch wel zéer ver staan, behalve de Tuinman. - Ik lig ziek, en zal ook nog maanden na mijn herstel met studie e.a. beslommeringen zóo overladen zijn, zooals ik dat nu al een klein jaar was, dat ik noch tot het schrijven van poëzie, noch tot dat soort critiek en correspondentie kom, dat ik wezenlijk wensch. U moet mij dus ten goede houden, als een briefwisseling door mij soms eindeloos vertraagd, en soms schijnbaar geheel werd afgebroken. Maar nu nog enkele dingen: Schrijft U niet meer Groot-Nederland? Ik zie vergeefs naar Uw stukken uit. Vordert Uw werk over onze poëzie, waarvan Greshoff mij vroeger eens sprak, en zeide, dat het tegen '30 gereed zou zijn? Bevat dat ook al Uw Beweging-art? Ik vraag het o.m. hierom, omdat ons, Binnendijk en mij, wel eens het plan voorstaat een korte aesthetiek te schrijven. Verschijnt echter Uw boek in afzienbaren tijd, dan zouden wij wellicht kunnen volstaan met een doorwerkte bespreking daarvan, waarin wij ons standpunt, voor zoover dat afwijkt, omschrijven. - eigenlijk heb ik die aesthetiek, als een werkje van mij-alleen, in een prospectus al geannonceerd. Ik noemde haar: Imitatio Dei;Ga naar voetnoot37 het trof mij, in Uw brief (van bijna 2 jaar terug) een passage te vinden, die het scheppingsproces als een daad, die precies door mijn titel gedekt wordt. (Ik noemde Uw aesthetiek eens: de Theocratie der SchoonheidGa naar voetnoot38 - is dat juist? Nu ik, reconvalescent, weer éven over deze dingen kan denken, voel ik met wrevel wat ik gemist heb. Ik heb ook, omdat ik Uw brieven niet indringend zou kunnen beantwoorden, de correspondentie met U laten verloopen. Ik hoop haar later weer eens op te vatten; en U te bezoeken. (Wanneer mag god weten.) Wilt U? - Ik geloof, dat wij op sommige punten onverzoenlijk zullen blijven, maar dat is m.i. geen bezwaar. Wél, als U uit een verschil van appreciatie conclusies trekt, die bij mij geen ‘bona fides’ (meer) veronderstellen. - Ik ben natuurlijk zelf over mijn N.R.Ct.-critiek maar half tevreden, hoewel ik geloof, dat dagbladcritiek iets anders is dan tijdschrift-beschouwing en zelfs déze N.R.Ct.jes vindt men nog te zwaar. Gelukkig heb ik m.i. de enkele bundels van eenige beteekenis niet te vluchtig behandeld, en zit er fragmentarisch, materiaal in voor later werk. - Overigens | |
[pagina 39]
| |
Bladzijde van Den Gulden Winckel van 20 april 1927 met een
deel van het interview dat A. den Doolaard Marsman afnam
(verkleind)
| |
[pagina 40]
| |
is de poëzieproductie hier wanhopig, dit jaar. Volgt U ze?-Ik benijd de menschen, die alleen wezenlijke dingen hoeven lezen. Ik ben zeer onbescheiden: voert het U te ver mij enkele blz. brief-critiek te sturen over Paradise regained? Ik lees er wel allerlei pro-en-contra's over, maar zelden dingen, die ik zelf niet wist. Ik kan er niet doordringend over denken, zelfs, maar voel enkele dingen ± zoo: het ‘object’ vond ik, na Penth., in de 4e groep dus, nog niet. Wel werd in die verzen hier en daar de zegswijze goddank eenvoudiger, minder ‘grieksch’ noem ik dat (in ‘Voorteekenen’ b.v.). Verder is de groep ‘De Zwarte Engel’ inderdaad (nog) ‘romantischer’ dan Penthesileia, maar die richting biedt mij, denk ïk, geen blijvende mogelijkheid. (‘De Ondergang’, een vers apart, dat ik U eens zond, bleef alleen, ik nam het niet in den bundel; ik verwierp het én als ding op zichzelf en als richting). - Ik zie de goede zegswijze in enkele verzen van de 5e groep (Twee vrienden, Soldats de Dieu).Ga naar voetnoot39 maar als totaal is die verbijsterend heterogeen. Ik zie voorloopig, voor zoover ik concentratie heb mij erin te verdiepen, niet òf, en wààr (eventueel) de mogelijkheden liggen. U? De titel Paradise Regained is fout, zeker voor den bundel, misschien zelfs voor het enkele vers: dit ‘paradijs’ is het ‘kleine’. De titel suggereert, dat ik het ‘groote’ herwonnen zou hebben. In werkelijkheid is het ‘verloren’ paradijs van verzen als ‘De laatste Nacht’ te herwinnen. De bundel kon dus eerder P. Lost heeten. Hoe kwam ik in Godsnaam aan dien naam? Buitendien: de plaatsing van het vers ‘par. reg.’ aan het slot, suggereert een cirkel, of ellips, een geslotenheid (omdat de totale titel ook zoo luidt, die niet bestaat. Alleen, ‘tusschen 2 par.’ zou bruikbaar zijn.Ga naar voetnoot40
Ik hoop zeer, dat U mij een brief als deze niet kwalijk neemt; noch uit wrevel over allerlei zaken, die ik zonder twijfel, naar uw meening, misdreven heb; noch uit hopeloos-heid over de andere, die ik stellig u.i. nog misdrijven zal. - Mocht U mij enkele overdrukken kunnen leenen van vroegere stukken van U, die nu vooral, voor mij heel moeilijk te krijgen zijn, - dan heel graag. Ik bedoel artikelen waaruit Uw aesthetiek voldoende of volledig duidelijk wordt. -Ga naar voetnoot1 m. vr. gr.
Vergeeft U mij indien er ook in deze brief nog dingen mochten staan, die U kunnen hinderen. Ik ben nu moe en kan hem niet over-lezen en er in schrappen |
|