'De briefwisseling Balthazar Huydecoper - Gerard Meerman en Huydecoper's onvoltooide voorrede tot de Rijmkroniek van Melis Stoke'
(1948)–Henri A. Ett– Auteursrecht onbekendXVII.Heer Meerman WelEdeleGestr Heer
Heden morgen voor de derde reize met de pen in de hand zittende om UWEG. geeerde van 19 deezer te beantwoorden, vond ik my wederom geinterrompeerd door een paket met papieren van Hoorn, die my op nieuw eenigen tyd werk zullen geeven gelyk tweemaal te vooren door Brieven zo van Texel als uit den Haage, wegens een crimineel proces tegen eenen Schipper, myn gevangen op Texel, daar de goede Heeren Schepenen my nu reeds tweemaal gecondemneerd hebben in alle de kosten, zonder den gedetineerde te ontslaan of onschuldig te verklaaren; 't welk my in de noodzaakelykheid gebragt heeft van telkens te moeten appelleeren; en aan Hun Ed Gr Mog by Reqt te verzoeken, om verder ten koste van den Lande te procedeeren. op welk Reqt by de naastvoorgaande vergadering ingeleverd en door Hun EGM. gesteld zynde in handen van 't Hof, ik nu, by de tegenwoordige, eene Resolutie te gemoet zie. 't Schynt dat de hedendaagsche practyk thans voor een groot gedeelte bestaat in ondraaglyke Kosten te maaken. De zaak is nu voor de vierde reize in handen van 't Hof, zonder dat die, ten principaale bepleit kan worden. Waar uit UWEG kan oordeelen, hoe weinig tyds voor M Stoke heeft konnen overschieten waarom thans, eer dees dag weder verloopt, UWEG. op des zelfs schryven kortlyk antwoordt, dat de | |
[pagina 140]
| |
canaalen, langs welken UWEG. vernomen heeft, dat ik dit werk zoude supprimeeren; en wel om rede, dat ik de kronyk van Kl. Kolyn niet meer zou houden voor gesupponeerd, gansch niet zuiver zyn. Hier is men van 't contrarie genoeg verzekerd; en ten blyke daarvan heb ik de eere UWEG. te communiceeren, dat actueel het laatste blad van het werk zelf onder de pars is; zodat 'er nu noch niets aan ontbreekt dan een Register van oud-duitsche woorden dat klaar is, en eene Voorrede, die door al die haspelingen gevaar geloopen heeft van heel achter te blyven. De plaats die ik voorheen geschikt had voor een Index Historicus, is door myn Lambacheriana ganschelyk ingenomen. Ik erinner my, dat UWEG. my, nu al eenigen tyd geleeden geschreeven heeft, uit den Hr. van Mieris verstaan te hebben, dat de rechte aucteur van die Kakolynsche Kronyk zou geweest zyn Mr. Hendrik Graham voordeezen advt in 's Hertogenbosch. Nu wenschte ik te weeten, of 't UWEG. mishaagen zou, dat ik er melding van maake als eene omstandigheid my door UWEG. medegedeeld. Voorlang hield ik Alkemade voor dien aucteur; doch ik ben te zeer overtuigd geworden, dat hy 'er, met al zyn vyf zinnen, noit bekwaam toe geweest is; en zal hem ook van dat vermoeden ontheffen. Maar weet UWEG. my ook nader bericht wegens dien Heer Advt aan de hand te geeven, of wanneer hy overleeden is. Alkemade heeft zyn Kolyn reeds gehad in 't jaar 1699 zodat licht zou konnen zyn, dat Alkemade het van Graham gekreegen hadtGa naar voetnoot1).
Onvoltooid afschrift in het Huydecoper-archief. |
|