Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] Aan de vrouwen. ô Gij, die we onze Zusters noemen, Als pronkstuk van de schepping roemen, Vorscht ons geheim niet na! Schoon ge uwen weetlust niet ziet kroonen, Zal u ons hart toch duidlijk toonen, Hoe vuurig 't voor u slaa! Wij kennen ook de magt der liefde; Niet die de borst eens snooden griefde, Die slechts op wellust doelt: Haar eedler oogwit glanst ons tegen, En strekt alleen aan hem ten zegen, Die edel-grootsch gevoelt. [pagina 260] [p. 260] De wijsheid doet geen schoone bloozen. Zij - zelf heeft u, voor ons, gekoozen. Ai! hoort haar in ons lied. Naar uw bezit moog' rijker dingen; Doch braaver, vuurger jongelingen, Dan Metslaars, vindt gij niet. Vorige Volgende