Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Verrukking van nieuwaangenomenen. Langs ongebaande en donkre wegen Werdt herwaards onze stap geleid. Dáár woeden onweêr, stormen, regen; Hier straalt op ons liefdaadigheid. Dáár gaat men in het duister dwaalen; Hier leeft men in een glansrijk licht. Dáár mist de wandlaar baaken, paalen; Hier is der rede een troon gesticht. [pagina 151] [p. 151] Dáár ziet men haat en afgunst woelen; Hier reikt ons Broederschap de hand. Dáár zal men 's naastens val bedoelen; Hier wordt zijn aanzijn voortgeplant. Dáár ziet men vaak de braafheid lijden; Hier wordt de deugd beschermd, geächt. Dáár zal men 't zuchtend menschdom mijden; Hier wordt weldaadigheid betracht. Wie moet dus Metslaarij niet roemen? Wie moet niet trachten naar 't genot Van 't geen de dwaazen blindlings doemen, Benijdende hun eigen lot? Dat heilgenot werdt ons geschonken, Aan welken 't heerlijk Ordelicht In vollen glans heeft aangeblonken, De neevlen wegnam van 't gezicht, [pagina 152] [p. 152] Toen wij ter wijsheids tempelkooren, Verlichten! door u ingeleid, Den naam van Broeder mogten hooren, Die 't dankbaar hart vervult, verblijdt. Hier zagen we onze heilzon daagen; Hier werdt het merk, door Broederhand, Het merk, dat wij, erkendlijk, draagen, In onze harten ingeplant. Hier werdt door de Orde ons oog geöpend, En 't pad der deugd ons aangetoond, Dat ons, op reine waarheid hoopend, In zelfbeöefening beloont. Laat vrij de dwaasheid ons benijden! Dat afgunst knarssend om ons woel'! Wij zullen ons daarin verblijden; Zo treft Vrij-Metslaarij haar doel. [pagina 153] [p. 153] Dat laster zijnen zwadder braake! De zelfsbewustheid onzer daên Zal elke pooging vrugtloos maaken; In eigen leed haar doen vergaan. Dat dus ons hart, ô Nieuwelingen! Der deugd altijd geheiligd zij, En wij, aan haar getrouw, bezingen In 't koor der Vrije - Metslaarij, ‘Dat 's Metslaars Vrijheid eeuwig bloeije, Gelijkheid bij hem blijve in stand, De Broederschap gestadig groeije, En Waarheid worde voortgeplant!’ En Gij, Algoedheid! die zo teder De Deugd beschermt, beloont, ei zie In haar, op de Orde, gunstig, neder, Zo groeije ons heil! - Door driemaal drie. Vorige Volgende