Gezangboek voor vrijmetselaaren

[p. 128]

Aan eenen nieuw-aangenomenen.

Welkoom, zoon der deugd, der reden.

Welkoom in hun heiligdom!

Oefen wat gij hebt beleeden,

Weer der ondeugd vuigen drom.

Thands ziet gij aan uw verlangen,

Blijd, naar uwen wensch, voldaan;

Thands ziet gij, om u te ontvangen,

Broeder - armen open staan.

[p. 129]

 

Welkoom, zoon der deugd, der reden,

 

Welkoom in hun heiligdom!

 

Oefen wat gij hebt beleeden,

 

Weer der ondeugd vuigen drom.

 

 

 

Thands, als van den dood aan 't leven,

 

Van de duisternis aan 't licht,

 

Dankend, juigchend, weêrgegeeven,

 

Leest gij vreugd in elks gezicht.

 

 

 

Welkoom, zoon der deugd, der reden,

 

Welkoom in hun heiligdom!

 

Oefen wat gij hebt beleeden,

 

Weer der ondeugd vuigen drom.

 

 

 

Dat de trouw, ons nu gezwooren,

 

Niets slechts zij die van den mond;

 

Maar van 't hart eens uitverkooren'

 

Tot ons broederlijk verbond.

[p. 130]

 

Welkoom, zoon der deugd, der reden,

 

Welkoom in hun heiligdom!

 

Oefen wat gij hebt beleeden,

 

Weer der ondeugd vuigen drom.