Gezangboek voor vrijmetselaaren

[p. 59]

Bij de opening eener loge.

Kuscht deezen grond, aan vriendschap heilig,

Waar deugd haar' vasten zetel heeft;

De Broederschaar, gelijk en veilig,

In vreugde en onschuld, lagchend, leeft:

Waar vrede en waarheid, met heur reijen,

Geleid door Schoonheid, Wijsheid, Kracht,

Hun licht en leering mild verspreiên,

Behoedsaamheid steeds houdt de wagt.

[p. 60]

 

Der eendragt, dáár, een zuil te stigten,

 

Weldaadigheid een vast verblijf,

 

Der deugd een outer opterichten,

 

Zij, Broeders! 't doel van ons bedrijf!

 

Verächtend heilloos overheeren,

 

Dwang, onderdrukking, slaavernij,

 

Blijf 't eenig grondstuk, dat wij leeren,

 

Het heil der gantsche maatschappij.

 

 

 

ô Zon! door wolken, nog verborgen

 

Voor 't ongewijd, bedwelmd gezicht,

 

Rijd aan en maak weldra den morgen,

 

Die 't gantsch heeläl verkwikk' - verlicht'!

 

Wat zijn de aêlöude wonderstukken,

 

Wat Babel's schoon - Aegypten's trots!

 

Gevaarten, ligt omvérr' te rukken;

 

Daar uw gebouw staat als een rots!