Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Grootheid der orde. Air: La victoire en chantant. Daal neder, Schutgodin der Vrije Metselaaren! Daal neder in deez' broederkring; Daar, waar men u verbeidt bij deugdgewijde altaaren: Dat elk verrukt uw grootheid zing! Een hemelstoet moet u omgeeven! Dat reden wandle aan uw zij', Zie kunst en vriendschap om u zweeven: De waarheid zette u luister bij; De stille vreugd volge uwe schreden, Wier lagch de zwartste kwelling bant, En vaak een bloemtje uit 't zalig Eden Nog op het pad des sterslings plant. [pagina 15] [p. 15] Ja, eedle maagden! volgt haare schreden, En daar uw lagch de kwelling bant, Wordt 't geurigst roosje uit 't zalig Eden Door u op 's levenspad geplant! De zagte menschenmin, omkranst met frissche bloemen, Gekleed in 't zuiverst wit gewaad, Doe, waar gij ook verschijne, alöm haar gunsten roemen, Wisch zelf de traanen van 't gelaat; Zij doe en nijd en boosheid zwigten: Verban de valschheid van dit rond; Dus zij de zuil, die wij hier stigten, Op eene onwrikbre rots gegrond! Dees tart, met uwen roem en luister, Der tijden zwaai, der eeuwen magt, En eenmaal glanse uw licht in 't duister, Waarin de driestheid thans nog smagt! Zoo tart die zuil met uwen luister Der tijden zwaai, der eeuwen magt, Weldra glanst zelf uw licht in 't duister, Waarin de driestheid kwijnend smagt! Geluk, driewerf geluk, verlichte stervelingen! Die, zuid en noord en oost en west, [pagina 16] [p. 16] Uw forsche lijnen trekt: laat nooit uw' mond ontwringen 't Geheim, waarop zich de Orde vest! Beschermt den tempel, haar geheiligd: Dat vriendschap aller borst ontgloei! Die vree, door eendragt hier beverligd, Op 't zagtst en duurzaamst samen boei! Dus rijst het heil der broederkooren, Waar zich 't geluk een zetel stigt, En 't moet staâg dankbre klanken hooren; Wijl onze hulp elks druk verligt! Ja, dus rijz' 't heil der broederkooren, Waar zich 't geluk een zetel stigt, En 't moet staag dankbre toonen hooren Wijl onze zorg elks druk verligt! Slaat vaak het zoekend oog op 't wentlend heir der starren, Die in hunne onäfmeetbre baan, Zo vaak het scherp gezicht des stervelings verwarren, Bij 't wislend op- en ondergaan! Dat zij aan u ten voorbeeld strekken! Straalt, straalt, als zij, in 't zuiverst licht! Poogt elk tot onderzoek te wekken; Opdat het blind vooröordeel zwigt. [pagina 17] [p. 17] Zoo tuig' het kroost der Metselaaren, Wanneer het onze daên betragt, Na een verrukt, eerbiedig, staaren: ‘Dat was een zeldzaam groot geslacht!’ 't Verwonderd kroost der Metselaaren Roepe eens, wen 't onze daên betragt, In 't eind', na lang en spraakloos staaren: ‘ô Welk een zeldzaam groot geslacht!’ Vorige Volgende