Gezangboek voor vrijmetselaaren
(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij
[pagina π2]
| |
[pagina I]
| |
DER
VRIJE-METSELAARIJ
HIER TE LANDE | |
[pagina II]
| |
HEILIG!
DERZELVER
GETROUWE MEDELEDEN
VADER EN ZOON
HOLTROP. | |
[pagina III]
| |
Broeders vrije-metselaaren!!!Vóór omtrend twintig jaaren sprak ik in de achtbaare Loge la charité alhier, openlijk, onder anderen, over de aangenaame en nutte afwisseling, die zangen toonkunsten aan onze gemeenschaplijke Orde-werkzaamheden geeven; uitende mij, na genoeg, in deeze bewoordingen:
‘Een gewigtige dienst zoude der Orde geschieden, overäl waar onze moedertaal gesproken wordt, indien een kleen, maar rein bundelken van kunst- en doelmaa- | |
[pagina IV]
| |
tige Nederduitsche gezangen, ons het zinloos gerijm, welk wij, bij gebrek van beter, nog van tijd tot tijd moeten zwelgen, tevens en de beleediging der Ordezelve daar door aangedaan, eenmaal geheel konde doen vergeeten en uitdelgen. Elk, op wien, bij den geest der Orde, ook die der Dichtkunde ruste, slaa de hand aan het werk; opdat ook deezen niet langer veröngelijkt worden door taal, die, in plaatse van te onderwijzen en te sticht en, de zangers doet bloozen. - Koomt! aller stem zij één wensch, - en de vervulling zal dáár weezen.’
Doch welk eene miswijzing heeft niet reeds destijds mijn kompas gehad! - Maar, waar ook is de zanggodin, die niet zwijgt onder den klank der wapenen! - Onbebouwd, voorwaar! is het onder ons buitendien nog schaars beärbeid veld der maçonnische dichtkunde - immers sinds alle die genoemde twintig jaaren - gebleeven; dan het zaadjen lag in de aarde - kiemde - schoot op - en hier aanschouwt Gij, Broeders! wat de schoot onzer moeder ter waereld brenge, na eene zoo lange dragt! | |
[pagina V]
| |
Om Nederduitsch te spreeken - ziet eindlijk hier het Gezangboek, op last der GROOTE LOGE vervaardigdGa naar voetnoot*, en met welk Zij en ook ik zoo dikwerf gewenscht hebben U vroeger te kunnen verrasschen. Dan, dit stond anders in het boek des noodlots!.... Dat het inzonderheid U, die aan deszelfs koomst zoo zeer wanhoopten, dan bij uitneemendheid welkoom zij! -
Vergeeving vraagend voor uwe in deezen bijnaér vermoeide langmoedigheid, Broederschaar! zal toch mijn dank U niet ontstaan, U, schimmen van mijnen grooten en in onze Charité vergoodden Voorganger H.J. Roullaud, en van U, Broeder *** - gegeeven woord ontzegt mij hier den wellust U bij naame te noemen, die betden, hooger, het hooge doel der Orde, welk wij hier slechts zien door een glas, duisterlijk, met een onbeneveld oog in zijnen gantschen omvang beschouwt; maar | |
[pagina VI]
| |
niet minder pligtmaatig brenge ik denzelfden dank ook U toe: Loges! Broeders Voorman, Heimbach, Van Munster, Schilderup, Brusse, Van Ingen, Fontijn en zoo veele anderen, als naamloos, mij, bijdrage gedaan hebben ter veräangenaaming en ter meerdere volmaaking van het groot geheel; maar bovenäl aan U, Broeder Kinker! - aan U Zuster Moens! - zij mijne gelofte betaald - mijne hulde toegebragt voor zoo veel schoons als hier van ieder Uwer omstrijd gevonden worde! Vroeger zoude ik U genoemd hebben, indien een vroeger of laater noemen uwer erkende grootheid eene hairbreedte konde toe- of afdoen.
Verre van mij eenig oordeelvellen over de kunst- of zedelijke waardij van één eenig slechts der Zangstukken. - Onder verschillende wijzigingen en middelen toch hebben zij alleen één doel, dat, naamlijk, om, nu vrolijk, dan ernstig, hier zinbeeldig, daar toespeelend, den geest opteleiden tot overdenking van het gene wij kunnen zijn, en ter wording van het gene wij behooren te weezen, indien wij waardig willen draagen den hoo- | |
[pagina VII]
| |
gen eernaam van zoonen der reden en kinderen des lichts, wier verstand en hart beiden ontvonkt zijn in gevoelens, onzen zedelijken aanleg betaamende, tevens en der menschheid waardig.
Slechts vijf Nederduitsche zangen, en deezen niet dan na aanmerklijk veränderd te zijn; en ook weinig meer dan de helft der Franschen zijn hier overgenomen uit den ouden bundel la Lire Maçonne - ongunstiger gedachtnis - welken ik aangekogt hebbe met het recht van herdruk, maar niet minder met het ernstigst voornemen om zelf zulks nimmer te doen, noch te gedoogen, dat een ander of anderen zulk eene zonde strafloos pleegen. - De verdere Fransche zangen zijn van elders.
Waar de melodie bij den zang niet is opgegeeven, hebbe ik mij verzekerd gehouden, dat de Broederschap dezelve zoo goed kent als het leerlings-merk der Orde; en waar geweezen worde op eene verzameling van melodiën verzoeke ik mij te houden als gezegd te hebben: | |
[pagina VIII]
| |
deeze zal volgen. De uitgave van den bundel mogte ik, na, van ons GROOT-OOSTEN, de goedkeuring van beiden ontvangen te hebben, dan ook niet langer vertraagen.
En nu, Broeders! verlustigt U in de beschouwing van den bloembos, dien ik, om Montaigne na te spreeken, voor U hielp plukken, en voor U geschakeerd hebbe; doch bij welken van het mijne slechts weinig meer is, dan, ja, het bandjen, dat denzelven te samenbindt.
Amsterdam den 30. September 1806. W. Holtrop. |
|