Kroniek van Vrouwenklooster in De Bilt
(2010)–Henrica van Erp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||
[De kroniek van Henrica van Erp]EditieUyt seecker out boek geschreven door de hant van vrouwe Henrica van Erp, abdisse in Vrouwenclooster buyten Utrecht.
Anno 1139 doe was Vrouclooster getimmert ende werden die juffrouwen hier in't clooster geset.
Anno 1421 starf vrouw Euphemia van den Berge, vrouwe van desen clooster, op Sinte Gillisdagh.
Anno mccccxl sterf vrouw Willam van Ostrum, des daegs na Divisio Apostolorum, vrouwe van desen clooster.
Anno mcccclvi sterf vrouwe Frederica van de Marn, op Sinte Cilia-avond, vrouwe van desen clooster.
Anno 1469 timmerde mevrouwe van Groenesteyn den reventer, coste mlxxxi rijns gulden en 13 stuyvers, daer diverse toe gaven, onder ander doe | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||
HertalingIn het jaar 1139 was het houten gebouw van het Vrouwenklooster gebouwd en werden de joffers in dit klooster ondergebracht.Ga naar voetnoot1
In het jaar 1421 stierf jofferGa naar voetnoot2 Euphemia van den Berge, priorin van dit klooster, op St. Egidiusdag [1 september].
In het jaar 1440 stierf op de dag na Divisio Apostolorum [16 juli]Ga naar voetnoot3 joffer Wilhelma van Oostrum, priorin van dit klooster.
In het jaar 1456 stierf op de dag voor St. Cecilia [21 november] joffer Frederica van Maarn, priorin van dit klooster.
In het jaar 1469 liet priorin [Geertruida de Ridder] Van GroenesteinGa naar voetnoot4 de eetzaal bouwen.Ga naar voetnoot5 De onkosten bedroegen 81 rijnse guldens en 13 stuivers.Ga naar voetnoot6 Van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Groenestein.
Natewis gecleet wort van dat wijngelt negen rijns gulden, ende doe Vronesteyn gekleet wert 8 rijns gulden.
Juffrou Margriet van der Maern, priorinne, liet het sieckhuys timmeren in den jaare 1478.
Anno 1484 liet ons priorinne juffrou Maria Gruyters timmeren 't bouhuys. Ende plag ons bouhuys daarvorens te staen in den haghe, daer die stene camer noch staat.
Juffrou Maria Gruyters, priorinne, liet 't Heylig Graft setten anno 1494 en die wijbiscop Jan van Riet wijden 't.
[In de marge: doorbraak der Leckdijk]
Anno 1496, des daegs voor St. Petersavond ad Cathedram, brack den Leckendijk door, tegens Beusecum over, geheten Opten Noort, ende ook in Wael. Ende men moest met een schuytge over den Steenweg varen by Vredendal tot de Giltpoorte toe, want die Lecke liep daer door den Steenwegh, dat die veerdelen daer al blank lagen ende een stijve stroom liep.
[In de marge: biscop David sterft] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]verschillende kanten werd daarin bijgedragen. Bij de intrede van [Stephanie van Zuylen van] NatewischGa naar voetnoot7 werden uit de geldelijke bijdrage [van de vader voor de] wijn negen rijnse guldens [voor de eetzaal besteed], en uit die van [Magdalena de Waal van] VronesteinGa naar voetnoot8 acht rijnse guldens.
[Onder]priorin joffer Margriet van Maarn liet in 1478 het hospitaal bouwen.
In het jaar 1484 liet onze [onder]priorin joffer Maria Gruyters de schuur timmeren.Ga naar voetnoot9 Voordien stond onze schuur binnen de omheining van de moestuin, waar nu nog het stenen [klooster]huis staat.
Joffer Maria Gruyters, onze priorin, liet in 1494 het Heilig Graf maken. Het werd ingewijd door wijbisschop Jan van Riet.
[In de marge: doorbraak van de Lekdijk]
Twee dagen voor St. Petrus ad Cathedram [20 februari] 1496 brak de Lekdijk tegenover Beusichem door, bij een plaats die ‘Opten Noord’ heet en bij [Tull en] 't Waal. Men moest toen met een schuit over de Steenweg varen vanaf [het klooster] VredendaalGa naar voetnoot10 tot aan de GildpoortGa naar voetnoot11 toe. Want [het water van] de Lek liep daar over de Steenweg en de planken van het veer lagen onder water terwijl er een harde stroom liep.
[In de marge: bisschop David sterft] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]'t Selfde jaer des anderen saterdag na Paschen, des avonts doe sterf biscop David van Borgondien, ende werd Heer Frederik van Baden wederomme biscop gekoren op St. Servaesdagh ende wort in de stadt van Utrecht gebraght op Sinte Lebuynsdagh 1496.
Anno mdiii doe stirf vrouw Geertruyt van Groenesteyn op St. Gillisdagh, vrouwe van desen clooster.
Anno 1505 wert Sinte Anne-altaer gestelt in onse kerk. Costen lix rijnse gulden v stuyver, bekostigt by juffrou Hylwich van Vronesteyn, de priorinne en juffrou Margriet van Amerongen te samen.
Int selfde jaer op Divisio Apostolorum, so was ik, Henrica van Erp, vrouw, op de Deynsel, mit die kelweerster Lunenburg, Van der Haar ende juffrou Van Voerde. Ende wij hadden onse pander mede, Jan van Wulven, Loeff, schout van Syst, Jacob van Zulen, van Blickenborg, Dirk Gysbertssoen ende Thomesz. Henrikxsoen, buer en gereghtsluden van Zyest. Ende sy eerde die voore op rondom ons land, en de pander en de schout mit die bueren sloegen haar hand aen die peert, ende doe hielden sy die ploeg een stuck weegs ende gingen mede om so langh hen 't al dat land rondom die voerige geeerd was. Ende doe dat gedaen was, doe gingen wij eeten ende wij schonken die schout met die buer die daer bij waren een vat bier. Dat seynden wy hem thuys, dat sy hem daarmede vrolijk soude maken. Ende die pander voorseyd quam des anderen daags ende sloeg de klock te Syst ende geboot van mijns Genadigen Heeren wegen, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In hetzelfde jaar, op de tweede zaterdag na Pasen [25 april] stierf bisschop David van Bourgondië. Heer Frederik van Baden werd toen op zijn beurt op St. Servaasdag [13 mei] tot bisschop verkozen. Hij kreeg zijn intocht in de stad Utrecht op St. Lebuinusdag [25 juni] 1496.
Op St. Gillisdag [Egidiusdag, 1 september] 1503 stierf joffer Geertruida van Groenestein, priorin van dit klooster.
In het jaar 1505 werd het altaar voor St. Anna in onze kerk opgesteld.Ga naar voetnoot12 De onkosten bedroegen 59 rijnse guldens en 5 stuivers. Het werd gezamenlijk betaald door de priorin joffer Heilwig van VronesteinGa naar voetnoot13 en joffer Margriet van Amerongen. In hetzelfde jaar, op Divisio Apostolorum [15 juli], was ik, abdis Henrica van Erp, op de Dijnsel,Ga naar voetnoot14 in gezelschap van keldermeesteresGa naar voetnoot15 joffer Lunenburg,Ga naar voetnoot16 joffer Van der HaarGa naar voetnoot17 en joffer Van Voorde.Ga naar voetnoot18 Bij ons was ook onze pander [gerechtsdeurwaarder] Jan van Wulven, de schout van Zeist Loeff, Jacob van Zuylen van Blikkenburg,Ga naar voetnoot19 Dirk Gijsbertszoon en Thonis Hendrikszoon, buur- en gerechtslieden van Zeist.Ga naar voetnoot20 Zij ploegden een voor rondom ons land vrij; de pander en de schout en de buurlieden voerden het paard met de hand mee en gingen al ploegend voort totdat al het land rondom de[ze] voor geploegd was. Toen dat achter de rug was, gingen wij eten. We stuurden de schout en de buurlieden en hun gezelschap een vat bier. We lieten dat bij hem [de schout] thuis bezorgen, zodat zij zich daarmee konden vermaken. De genoemde deurwaarder liet de volgende dag in Zeist de klok luiden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Filips de Schone, omstreeks 1500.
dat er nimant over de voore met syne beesten soude mogen weyden.
Anno 1505 liet juffrou Maria van Weert 't altaar int afterchoor opvueren.
't Selfde jaer, op Sinte Maria Magdalenendagh, was dat capittel 't Utrecht van der prediker broederen, ende daar waren ontrent driehondert vreemde jacobijnen ende wij schonken daartoe twee mud rogge.
Juffrou Heylwig van Vronesteyn, die oude priorinne, gaf ses ryngulden en xv stuyvers. Jonkfrau Maghtelt van Groenesteyn, de jonge priorinne, een philipsgulden. Facit 31 stuyvers, 3 witgens ende juffrou Heylwig vander Haar 4 philipsguldens. Facit vi ryngulden 40 stuyvers ende van juffrou van Zulen van Blasenborg wegen gelijke somma, doe myn vrouw Erp die abdy vertimmerde.
[In de marge: Arnhem belegert] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]en las het gebod van mijn Genadige HeerGa naar voetnoot21 voor, dat niemand zijn vee mocht weiden in het gebied aan onze kant van de geploegde voor.Ga naar voetnoot22
In het jaar 1505 liet joffer Maria van VoordeGa naar voetnoot23 het altaar verplaatsen naar een hogere plaats achteraan in het koor.Ga naar voetnoot24 In het genoemde jaar hielden de predikheren [dominicanen] op St. Maria Magdalenadag [22 juli] hun vergadering in Utrecht. Daar waren toen ongeveer driehonderd uitheemse jacobijnen [dominicanen] bijeen. Wij schonken [hen] voor deze gelegenheid twee mud rogge. Vrouwe Van Erp liet de abdij verbouwen.Ga naar voetnoot25 Juffrouw Heilwig van Vronestein, de oude priorin, gaf daarvoor zes rijnse guldens en vijftien stuivers; joffer Machteld van Groenestein, de jonge priorin, gaf een filipsgulden.Ga naar voetnoot26 Dat [laatste] staat gelijk aan 31 stuiversGa naar voetnoot27 en drie [Utrechtse] witten.Ga naar voetnoot28 Joffer Heilwig van der Haar schonk vier filipsguldens. Dat staat gelijk aan zes rijnse guldens en veertig stuivers.Ga naar voetnoot29 Vanwege mejuffrouw van Zuylen van BlasenburgGa naar voetnoot30 werd hetzelfde bedrag gegeven, toen mijn [abdis] Vrouwe van Erp de abdij liet verbouwen.
[In de marge: Arnhem belegerd] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]In 't selfde jaer, in de somer, so lagh Maximiliaan rooms koning ende synen sone de koning van Castilien voor Arnhem ende op die octave van St. Peter ende Paulus gaven sy die stad op, ende doe kregen sy ook in die selve week Harderwijk en Elburg, en daerna Doesburg ende wortet voort gesoent mit de koning van Castilien ende mitte hertoge van Gelre, of in bestant geset, dat en weet ik so wel niet.
Anno 1506 rysde de coning van Castilien in Spangen ontrent Sinte MartenGa naar voetnoot1 ende hij was in groote noot op zee en sterf in Spangen op den 27 dach.
Joffer Heylwigh van Vronesteyn, onse priorinne doe was, gaf tot het setten van onsen orgelen alhier anno 1510 Nativitatis Maria 7 ryns guldens, dat men die fluyten daer in maakte.
Die klocken borsten weder in den Advent anno 1511 ende ons priorinne joncfrou Heylwigh van Vronesteyn lietse weder maken, dat men daermede weder luyden op Onser Vrouwenavont Purificatio anno 1513; ende kosten in als f. 44 - 5 ryns. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In de zomer van hetzelfde jaar lagen rooms koning Maximiliaan en zijn zoon de koning van Castilië [Filips de Schone] voor Arnhem. Op de achtste dag na St. Petrus en St. Paulus [7 juli] gaf de stad zich over. In dezelfde week namen zij Harderwijk en Elburg en daarna Doesburg. Ik weet niet zo goed of er daarna vrede werd gesloten dan wel een bestand aangegaan met de koning van Castilië en met de hertog van Gelre.
Omstreeks Sint Maarten [4 juliGa naar voetnoot31] van het jaar 1506 reisde de koning van CastiliëGa naar voetnoot32 naar Spanje en kwam op zee in een zware storm terecht. Hij stierf in Spanje op de 27ste dag [van september].Ga naar voetnoot33
Joffer Heilwig van Vronestein, die toen onze priorin was, schonk voor het plaatsen van ons orgel hier op Maria Geboorte van het jaar 1510 [8 september] zeven rijnse guldens.Ga naar voetnoot34 Voor dat bedrag werden de pijpen gemaakt.
In de adventstijd van het jaar 1511 barstten onze klokken weer. Onze priorin joffer Heilwig van Vronestein liet ze weer maken, zodat ze weer geluid konden worden op de dag voor Purificatio Mariae [1 februari] van het jaar 1513. De kosten bedroegen 44 rijnse guldens en 5 stuivers.
In het jaar 1511 belegerde de stad Utrecht IJsselstein. Wij moesten de stad Utrecht toen vijftig filipsguldens lenen. Daar ontvangt het klooster jaarlijks drie filipsguldens plus een half oortje van een filipsguldenGa naar voetnoot35 [rente] voor. [Deze lening] werd verrekend in het jaar 1525 toen de burgers van Utrecht ons klooster en de andere kloosters en geestelijke colleges een schatting oplegden en wij geld moesten geven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1511 doe de stad van Utrecht voor Iselstyn lagh, moesten wij de stad van Utrecht leenen vijftig philipsgulden. Daar beurt 't convent jaarlykx voor 3 philipsgulden ende een half oort van een philipsgulden. Dat wort vercoft in 't jaer 1525 doe de borgers van Utrecht ons convent ende andere conventen en collegien schatten en gelt mosten geven.
De heer van Iselstyn ontsette Iselstyn anno 1511 des daegs na Sinte P[et]ronellendagh, doe die stad van Utrecht daer voor lagh. Hij betaalden de knegten mit dat gelt ende hy beurde alle borger ende ondersaten van Utrecht alhaar renten die sy in 't land van Iselstyn hadde ende die heer van Iselsteyn betaalden zijn ruter en knegten daer mede. Aldus mosten wij die schade mede hebben.
Jan Jacobssoen over 't gebruyk van 4 mergen lants in Benscop, elke mergen 26 Hollandse stuyvers verschenen Martini 1507. Alle dese pacht seght hij dat heer Floris, heere van Iselsteyn, gebeurt heeft tot int jaer 1512 ende daer heeft hij die knegten mede betaalt, doe hij Iselsteyn ontsette ende de paght van Sunte Martyn anno 1512 en wil hij niet dan half betalen, die ander helfte inhoudende voer de schade gedaen bij de Gelderse knegten, ende so voert alle de andere paghters.
Anno 1512, op donredagh na Pinxteren rysden wy op de Vuerse, jufferen Heylwich van der Haer ende Johanna van Lanscroon ende traden ontwee dat die grevers van den heeren van St. Jans gegreven hadde in hare veenen, ook mede die schuppen en die spade ende dynsdagh na Beloken Pinxter seynde 't capittel van St. Jan een [in]hibitie op een peene van hondert marck silver etc. ende boden ons te recht vridags daerna voor meester [Gerrit] van der Toorn, deken Sint Peters. Mr. Everd van Coddenoort was ons advocaat die wij schonken dartig stuyvers. Ende wy atten [sic] doe bij Willem de Wael mitten vrunden, als heer Jan van Renes, ridder Adriaen van Palla[e]s, Loef van der Haer, Gysbregt van der Haer, Tyman de Wael, daar wij ons mede berieden, hoe wij in dese saeck soude doen. Ende doe rysden wy tot Wyck, bij onsen genadigen heer biscop Frederik van Baden ende begeerden syn ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Toen Utrecht IJsselstein belegerde in het jaar 1511, ontzette de heer van IJsselstein de stad op de dag na St. Petronella [1 juni]. Hij betaalde zijn soldaten van het geld dat hij afnam van de burgers en onderdanen van de stad Utrecht. Het ging om al het geld dat zij in het land van IJsselstein beurden in de vorm van pacht- en huurpenningen; daarmee betaalde hij zijn cavalerie en infanterie. Op die manier ondervonden ook wij daar nadeel van. [Het ging om pachtgelden van] Jan Jacobszoon voor het gebruik van vier morgen land onder Benschop, voor elke morgen 26 Hollandse stuivers sinds St. Maarten [11 november] 1507. Deze zegt, dat heer Floris van IJsselstein al deze pachtgelden heeft gebeurd tot aan het jaar 1512. Daar heeft hij zijn krijgsvolk van betaald toen hij IJsselstein ontzette.Ga naar voetnoot36 [Jan Jacobszoon] wil de op St. Maarten 1512 verschuldigde pacht maar half betalen en houdt de andere helft in vanwege de schade die door de Gelderse soldaten is aangericht. Hetzelfde geldt voor alle andere pachters.
Op de donderdag na Pinksteren van het jaar 1512 [6 juni 1512] reisden joffer Heilwig van der Haar en Johanna van LantscroonGa naar voetnoot37 voor ons naar de Vuursche. Daar vernietigden zij de turf die de turfstekers van de Heren van St. Jan in hun veen hadden gestoken.Ga naar voetnoot38 [De dames vernielden] ook schoppen en spaden [van de turfgravers]. De dinsdag na Beloken Pinksteren [11 juni] werd door het kapittel van [de Heren van] St. Jan ons een gerechtelijk verbod om daarmee door te gaan toegestuurd, op straffe van verlies van honderd zilveren marken [wanneer wij dat niet zouden opvolgen].Ga naar voetnoot39 Zij ontboden ons om op de vrijdag daarna [14 juni] voor de rechter te verschijnen [in de persoon van] mr. Gerrit van der Toorn, deken van de St. Pieterskerk. Mr. Evert van Coddenoort was onze advocaat. Wij schonken hem 30 stuivers. We aten toen bij Willem de Waal [van Vronestein], met de vrienden heer Jan van Renes, ridder Adriaan van Pallaes,Ga naar voetnoot40 Loef van der Haar, Gysbrecht van der Haar en Tyman de Waal. Met hen overlegden we hoe in deze kwestie te handelen. Toen reisden we naar Wijk [bij Duurstede], naar onze Genadige Heer, bisschop Frederik van Baden, en vroegen aan Zijne Genade, om het canonieke recht toe te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Den Engh.
nade dat geestelijke recht op woude stellen ende wij waren in Beerent Utenenge syn huys. Daer deden wij geen cost, dan wij schenckten syn di[e]naers 10 stuyvers.
De knegten van den hartog van Gelre quamen hier op St. Thomas 't avond anno 1512. Doe rysden sy des anderen dags van hier na Amsteldam, ontrent 8 uuren des morgens. Ende des middags ontrent ten een uur, branden ons priesterhuys. Ende op eenen corsavont daerna soo quamen de knegten weder hier van Amsteldam ende den hoop was des nachts tot Oostbroek ende den heer van Wassenaer was mit syn knegten te ca[r]thusers buyten Utrecht ende de Gelderse knegten toogen daer na toe ende sy vingen den heer van Wassenaer, op den heyligen Corsdagh anno 1512.
Anno 1513 den pander Brakel gegheven 15 stuyvers. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]passen. Wij verbleven in het Huis [kasteel] van Berend Uten EnghGa naar voetnoot41 zonder te zijnen laste te komen, want we schonken zijn dienaren 10 stuivers.Ga naar voetnoot42
De soldaten van de hertog van Gelre kwamen hier op de dag voor St. Thomas [20 december] 1512. Toen trokken zij de volgende dag om ongeveer acht uur 's morgens van hier naar Amsterdam. 's Middags omstreeks één uur verbrandde het huis van onze priester. Op kerstavond daarna kwamen de soldaten vanuit Amsterdam weer hier. Deze troepen verbleven 's nachts op Oostbroek. De heer van Wassenaar was met zijn soldaten in het kartuizerkloosterGa naar voetnoot43 buiten [de muren van] Utrecht. De Gelderse soldaten trokken daarheen en namen de heer van Wassenaar gevangen op de heilige Kerstdag van het jaar 1512.Ga naar voetnoot44
In het jaar 1513 werd de gerechtsdeurwaarder Brakel 15 stuivers gegeven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1514 doe myn genadigen heere van Utrecht synen eersten rechtdagh hielt, claagde van des convents wegen Natewisch ende Zulen tot Wyck over 't gewelt dat de heeren van Sint Jans in onsen torf gedaen hadden. Ende doe [o]verquamen ridderen en knegten, dat sy onse schade oprichten soude. Ende mijn genadigen heere liet die vier geschickte van de ridderen ende knegten die schade van den torf waarderen, te weten Vrederick Utenhamme, die maerschalk, Guert de Coning, Melis Utenenge ende Willam van O[o]strum. Ende sond myn genadigen heere elk eenen brief die costen van scryven ende halen te samen 16 stuyvers. Noch gegeven vijf stuyvers, van den brief uyt te schryven.
Anno 1515 die schade by de heeren van Sint Jan ons gedaan, geweerdeert was van de vier riddermannen, als Vrederick Utenhamme, maerschalk van dat Nederstichte, Godaert de Coning balyue van Abcoude, Melis Utenenge ende Willam van O[o]strum, ende Dirck van Broekhusen en Jan van Voert | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1514, bij gelegenheid van de eerste zittingsdag van het gerecht van mijn Genadige Heer [de bisschop] van Utrecht, hebben [de joffers van Zuylen van] Natewisch en Van Zuylen vanwege het klooster hun beklag gedaan over het gewelddadige optreden van de Heren van St. Jan in ons veen. Toen kwamen ridders en soldaten van elders om de schadevergoeding vast te stellen. Mijn Genadige Heer [de bisschop] liet de vier daartoe meest bekwame personen uit hun rangen de schade met betrekking tot de turf taxeren, te weten: de grootstalmeester Frederik Utenham,Ga naar voetnoot45 Geurt de Coninck,Ga naar voetnoot46 Melis Uten Engh seniorGa naar voetnoot47 en Willem van Oostrum.Ga naar voetnoot48 Mijn Genadige Heer [de bisschop] zond ieder van hen een brief. De kosten van het schrijven en [om hen] op [te] halen bedroegen samen 16 stuivers. Bovendien werden nog 5 stuivers betaald voor het kopiëren van de brief.Ga naar voetnoot49
In 1515 werd de schade die ons was aangedaan door de Heren van St. Jan getaxeerd door de [volgende] vier ridderlijke personen: de grootstalmeester van het Nedersticht Frederik Utenham, de baljuw van Abcoude Govaert de Coninck,Ga naar voetnoot50 Melis Uten Engh en Willem van Oostrum. De twee gerechts- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]van Scuren, die twee panders. [Die twee panders] reeden om te panden der heeren goet van St. Jan, daar wij af gaven de panders vier gulden. Anno 1518.
Anno 1516 quam grave Henrick van Nassou hier liggen, op St. Laurensavond, op eenen sonnendagh. Hij had bij hem heer Floris van Iselsteyn en den heer van Gaasbeek, die de dochter van Montfoorde hadde, ende graaf Philips, de heer van Wassenaar, de heer van Casteren, mit meer heeren en jonkeren, ende edelmannen, mit veel peerden en knegten ende die heeren lagen hier in den clooster, ende al dat ander volk lagh op de Gere, an De Bilt, ende opten Brenck, ende des dynsdags rysden sy op de Veluwe ende voer Arnhem ende barnde die Veluwe of. De heer van Moerkerken, Lubbert Turcq, die jonkheer van Helmont waren hier ook. Daer waren duysent peerden en sesduysent knegten, so men syde. Ende de grave van Nassou schenkte ons convent lxxxii enkelde goude guldens voer ons grote schade die wij hadden. Want sy laghen hier twee nachten. Ende des sonnendags na Sunte Bartholomeusdagh rysden sy hier weder voor ons clooster, maar hier en quam ni[e]mant voor 't clooster die ons schade deede, maar togen al strack verby Wittevrouwenpoort over dat Singel tot de Tollesteegh ende voert an de Vaert en soo voort wegh ende wortet voort in bestant geset tussen de Hollanders en den hartoge van Gelre.
[In de marge: Philip van Borgondien wert biscop] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]deurwaarders Dirk van Broekhuizen en Jan van Voorde van Sc[h]urenGa naar voetnoot51 reden uit om beslag te leggen op de goederen van de Heren van St. Jan.Ga naar voetnoot52
In het jaar 1516 bivakkeerde graaf Hendrik van Nassau op de dag voor St. Laurens, [9 augustus] [hier].Ga naar voetnoot53 Het was een zondag. Hij had bij zich heer Floris van IJsselsteinGa naar voetnoot54 en de heer van Gaasbeek die getrouwd was met de dochter van de heer van Montfoort, en graaf Filips,Ga naar voetnoot55 de heer van Wassenaar, de heer van Casteren en nog meer heren en jonkheren en edellieden, met veel paarden en soldaten. De heren verbleven hier in het klooster en de rest van het krijgsvolk was gelegerd aan de GereGa naar voetnoot56 in De Bilt en op de Brink. Dinsdag vertrokken ze naar de Veluwe tot voor Arnhem. De Veluwe werd door hen afgebrand. De heer van Moerkerken,Ga naar voetnoot57 Lubbert TurqGa naar voetnoot58 en de jonkheer van HelmondGa naar voetnoot59 waren hier ook. Er waren naar men zei 1000 paarden en 6000 soldaten. De graaf van Nassau schonk ons klooster 72 uitsluitend gouden guldens voor de grote schade die wij geleden hadden vanwege hun verblijf gedurende twee nachten. De zondag na St. Bartholomeus [27 augustus] trokken ze voor ons klooster langs, maar niemand berokkende het klooster schade want ze trokken terstond door naar de Wittevrouwenpoort en over de Singel naar de Tolsteeg en vandaar naar de Vaart [de Vaartse Rijn naar Vreeswijk] en vandaar [uit het Sticht] weg. Er werd nadien een bestand gesloten tussen de Hollanders en de hertog van Gelre.Ga naar voetnoot60
[In de marge: Filips van Bourgondië wordt bisschop] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1517 quam Philip van Borgondien t' Utrecht in den Heyligen Cruysdagen ende wij mosten hem schenken tot precaregelt veertig gouden philipsgulden.
Anno 1517 cost mijn vrou Van Erp op ni[e]uwjaersavont het huys van Henrik Esscheren, staande binnen Utrecht by den Plompen Toren, voor 214 gouden guldens, een stads pont daeruyt gaande tot profyte van 't capittel van St. Jan.
Ons blauw flueel dyenrocken syn gemaackt anno 1517. Jofferen Johanna van Lewenbergh ende Margriet van Amerongen, jofferen in dit convent, hebben die boorden selfs gewrocht. Gaff mijn vrouw van Gruenensteyn daertoe 4 gouden ryngulden. Joffer van Driebergen mit hoer jofferen 4 goude ryngulden. Juffrou Athelyde van Amerongen 8 schilden. Jufrou van Voert 13 schilden. Item van enen vrient ix schellingen. 12 sc[hellingen] van een testament. Joffer van de Maern priorinne 4 sc[hellingen]. Juffrou van Groenenberg xi sc[hellingen]. Ende dat niew missael heeft juffer Peternel van Zyl costerinne self laten scriven van haar renten ende mede de Remonstrancy anno 1307. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1517 deed bisschop Filips van Bourgondië op KruisverheffingGa naar voetnoot61 [14 september] zijn intocht in Utrecht. Wij moesten hem als bedegeld een bedrag van veertig gouden filipsguldens schenken.
In het jaar 1517 kocht abdis [Henrica] Van Erp op oudejaarsavond voor 214 goudguldensGa naar voetnoot62 het huis van Hendrik van Esscheren dat binnen de muren van Utrecht lag bij de Plompe Toren.Ga naar voetnoot63 Van dat bedrag kwam een stadspondGa naar voetnoot64 ten goede aan het kapittel van St. Jan. Onze blauwfluwelen liturgische overkleding werd in 1517 gemaakt. De boorden daarvan werden eigenhandig gemaakt door de jofferen Johanna van LeeuwenbergGa naar voetnoot65 en Margriet van Amerongen. Vrouwe van Groenestein schonk daarvoor vier gouden rijnse guldens,Ga naar voetnoot66 joffer van Driebergen met haar joffersGa naar voetnoot67 schonk [eveneens] vier gouden rijnse guldens. Joffer Atheleide van Amerongen gaf acht schilden,Ga naar voetnoot68 joffer van Voorde dertien schilden. Van een vriend kregen we negen schellingenGa naar voetnoot69 en via een testament twaalf schellingen. Joffer van Maarn gaf vier schellingen, joffer van GroenenbergGa naar voetnoot70 gaf elf schellingen. Voor het schrijven van het nieuwe missaal heeft de kosteresGa naar voetnoot71 joffer Pieternel van Zyl uit haar toelage de kosten betaald alsook [voor het kopiëren van] het Vertoog van 1307.Ga naar voetnoot72 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1517 den 15 dagh in Junio so seynde dat convent van Vrouwenclooster juffrou Cornelia van Zulen ende juffrou Henrica van Solms, costerinne der cerke van Vrouwenclooster, tot Antwerpen in de merckt, omme daer een niwe kasse of tafel te copen op ons hooghaltaer.
[In de marge: quam de grave van Nassau ende andre heren aan 't clooster]
Anno 1517 op Sinte Laurensavond quam hier grave Henrik van Nassouwen, graef Philips, heer Floris van Iselsteyn, de heer van Gaesbeek, Wassenaer, Van Casteren ende den griffier en de heer van Moerkerken. Ende lagen in 't clooster twee nachten ende doe rysden se op de Veluwe mit magtig volk te voet en te peert. Ende gaf die grave van Nassou tot die casse ende tafel 19 philipsgulden en de andere heeren gaven 't samen 9 philipsgulden. Somma te samen xxviii philipsgulden.
Ott van Bilant, heer van Wel, cleeden hier in 't convent syn dochter Anna, dags na Sunte Odulp[h]usdagh anno 1518. Sy was de bruyt in eenen swarten flu[w]elen tabbert ende die hoerden hoer moeder. Den selven tabbert gaf hoer moeder onsen kerk, maar nam die ma[r]tervoedering weder, onse kerk daervoor gevende 10 gouden philipsgulden. Ende worden een casufel ende dienrock daer of gemaackt. Noch gaff die vrouwe van Wel eenen swarte damaste tabbert, die haar vader plagh toe te behoren, geheeten heer Ott Schenk. Daer worden twee casuyffelen af gemaackt, maer die cruycen becosten wy schier. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1517, op de 15de juni, heeft het convent Vrouwenklooster de joffers Cornelia van Zuylen en Henrica van Solms,Ga naar voetnoot73 kosteres van de kloosterkerk, naar de markt van Antwerpen gezonden om daar een nieuwe kistGa naar voetnoot74 of tafel voor ons hoogaltaar te kopen.
[In de marge: de graaf van Nassau en andere heren komen langs bij het klooster]
In het jaar 1517 kwamen op de dag voor St. Laurensdag [9 augustus] graaf Hendrik van Nassau hier, [alsook] graaf Filips, heer Floris van IJsselstein, de heer van Gaasbeek, Wassenaar, van Casteren en de griffier en de heer van Moerkerken en daarna trokken zij naar de Veluwe met een zeer groot leger van voetvolk en ruiters. De graaf van Nassau droeg voor de kist en de tafel negentien filipsguldens bij, de andere heren met elkaar negen filipsguldens. In totaal dus 28 filipsguldens.
Ott[o] van Byland, heer van We[l]lGa naar voetnoot75 liet op de dag na Sint Odulphusdag [14 juni]Ga naar voetnoot76 van het jaar 1518 zijn dochterGa naar voetnoot77 [als non tot het convent] toetreden. Ze was als bruid [Gods] gekleed in een zwarte fluwelen tabbaardGa naar voetnoot78 die haar moeder toebehoorde. Deze tabbaard schonk haar moederGa naar voetnoot79 voor onze kerk, maar de voering van marterbont nam ze mee [terug]. Zij schonk onze kerk [als vergoeding] daarvoor tien gouden filipsguldens. [Van deze tabbaard] werden een kazuifel en een liturgisch bovenkleed gemaakt. Ook gaf de Vrouwe van We[l]l een zwarte damasten mantel die aan haar vader, geheten heer Otto Schenk,Ga naar voetnoot80 toebehoord had. Daar werden twee kazuifels van gemaakt, de [bijbehorende] crucifixen kochten wij spoedig daarna.
Wij gaven de gerechtsdeurwaarders [voor hun diensten in de zaak tegen de Heren van St. Jan met betrekking tot het Vuursche veen] in het jaar 1518 vier gulden.Ga naar voetnoot81 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie][In de marge: De toorn valt van Vrouwenclooster]
[Anno 1518] ende waeren de kerktoornen ... so vergaan, dat men se bestaeyde of te breken, oft tot het fondament toe, ende niet te laten storten. Maer den eenen toorne worde afgebroken, ende de anderen viel bij faute van den metselaar. Ende waren in 't achterchoor, doe die toorne viel, elf mans en twee van ons conventsjuffrouwen: die costerinne Zulen en een ander genaampt Voorde, maar God behuede se allegader.
[In de marge: den niwe toern gemetselt]
Den niwen toorn wort aangeleyt op Sinte Ambrosiusdagh 1519, des daghs na Laetare Jerusalem. Greeff Beernt van Beerstem van wegen biscop Philips van Burgondien, lijde den eersten steen, ende lijde tot profijte van den metselaer drie goude kronen onder den steen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling][In de marge: De toren van Vrouwenklooster stort in]
In het jaar 1518 bleken de torens van de kloosterkerk zo bouwvallig geworden, dat men besloot deze af te breken tot aan de funderingen toe om ze niet in elkaar te laten storten. Slechts één toren werd afgebroken, want de ander stortte in door een fout van de metselaar. [Toen dat gebeurde] waren elf manspersonen en twee van onze adellijke kloosterzusters achter in het koor, te weten de kosteres Van Zuylen en een ander die Voorde heette. God beschermde hen echter allen.Ga naar voetnoot82
[In de marge: den nieuwe toren [wordt] gemetseld]
Het werk aan de nieuwe toren werd begonnen op St. Ambrosiusdag 1519, de dag na Laetare Jerusalem [deze maandag na de vierde zondag van de vasten viel op 10 maart 1519Ga naar voetnoot83]. Graaf Berend van Bentheim legde uit naam van bisschop Filips van Bourgondië de eerste steen en daaronder deponeerde hij voor de metselaar drie gouden kronen.Ga naar voetnoot84 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1521 sterf Ott van Bilant, heer tot Wel op saterdag Sunte Bastiaensdagh ende syn huysvrou gaff ons synen flu[w]elen paltrock, die noch niuw was ende liet daer of maken een dienrock, een stool, vier manipulen, 4 amicten, vier boorden. En gaf noch de vrouw van Wel voorseyd 36 ellen cleyn linnenlaken, daer [zij] die el off geschoren had 12 en daer of gemaakt worden drie alven mit amicten. Ende Dirk Bor van Amerongen gaf om twee casuffels op te maken 6 philipsguldens.
[In de marge: inbruec der Leckdyk deede groote schade en loopt tot Leyden]
Anno 1523 doe brack den Leckendyck in tot Schalkwijk aen die Heulle opten 13den avont des morgens ten 5 uuren. Ende daer dreef een huys wegh daer een man, een wyf mit 5 kinderen inne waren, die al dood bleeven. De Lecke uytermaten groote schade doende en liep door Schalkwijk, Houten, Jutfaes, Vaert, Galecop, Gerwerscop ende in Holland tot Leyden toe. De Schalkwijkse wetering was een groot deel mit sant toe geloopen. 't Coorn van 't besaeyde land bedorven, mitt een knye hoog mit zant belopen.
[In de marge: worde met 2 stuyvers beswaert om den dijk te maken per mergen]
Ende men moestet om-e[e]r[d]en ende men sette op elken goeden mergen 6 stuyver, daer men den dijk mede maakte, en de landheeren daer af dard[h]alve stuyver ende de pachters darde halve stuver. Dat waren 2 sc[hellingen] Hollands.
Anno 1524 opten 8 dagh in april sterf biscop Philip van Borgonden. En worden gekoren in syn plaatse heeren heeren [sic!] Henrik van Beyeren, palsgrave opten Rijn. Ende hij wert ingevoert in dat selve jaar op Exaltatio Crucis, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1521 stierf Otto van Byland, heer van We[l]l, op de zaterdag [na] St. Sebastiaansdag [22 januari]. Zijn echtgenote schonk ons zijn nog nieuwe fluwelen paltrok.Ga naar voetnoot85 Daarvan werd gemaakt: een liturgisch gewaad, een stool,Ga naar voetnoot86 vier manipels,Ga naar voetnoot87 vier amictenGa naar voetnoot88 en vier boorden. De genoemde vrouwe van We[l]l gaf voorts 36 el aan klein linnen doek. Twaalf el werd daar vanaf gesneden, waarvan drie albesGa naar voetnoot89 werden gemaakt met amicten. Om twee kazuifels te maken schonk Dirk Bor[re] van AmerongenGa naar voetnoot90 zes filipsguldens.
[In de marge: de doorbraak van de Lekdijk zorgt voor grote schade. [Het water] komt tot Leiden]
's Morgens om vijf uur brak op dertienavondGa naar voetnoot91 1523 [5 januari] de Lekdijk bij de Heul onder Schalkwijk door. Een huis met een man en vrouw en vijf kinderen erin dreef daar weg. Ze stierven allen. De Lek richtte bovenmatig veel schade aan en zorgde voor een overstroming die Schalkwijk, Houten, Jutphaas, de Vaart [Vreeswijk], Galecop en Herbertskop trof. Het water kwam in Holland tot aan Leiden toe. De Schalkwijkse wetering slibde voor een groot deel met zand dicht. Er was land waar het zand wel een knie hoog op lag.
[In de marge: [het land] wordt belast met 2 stuivers de morgen om de dijk te repareren]
Het ingezaaide koren kwam onder water te staan en bedierf. Het moest worden ondergeploegd. Voor elke morgen goede grond werd een bedrag van zes stuivers omgeslagen om de dijk te herstellen. De landheren droegen daar anderhalve stuiver aan bij en de pachters anderhalve stuivers. Dat was hetzelfde als twee Hollandse schellingenGa naar voetnoot92 voor elk van hen.
Op de achtste dag van april 1524 stierf bisschop Filips van Bourgondië. In zijn plaats werd gekozen heer Hendrik van Beieren, [broer van de] paltsgraaf aan de Rijn.Ga naar voetnoot93 Hij hield zijn intocht in hetzelfde jaar op Exaltatio Cru- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]ende loofden hem de Staten te geven vijftig duysent goude gulden, alse hy dat Overstichte weder van den hartog van Gelder aen 't Stichte had ende vrede gemaakt was. Nadat geschiet was so woude den bischop syn beloofde gelt van de Staten hebben, want den hertog van Gelre een grote somme van penningen gelooft was eer hy dat Overstichte verlaten wouden, so en wisten de Staten dat gelt niet wel te vinden, also datter grote murmuratie onder de borgeren quam ende sy riepen over de overste, mitten corsten dat Evert Soudenbalg ende Geurt van Voorde Hendricxsoen op den Beloken Paasdagh anno 1525 heymelyk uyt de stad van Utrecht rysden.
Doe die borgers dat vernamen doe waren sy gans onverbolgen, en alle de gilden vergaderde samen des daags na Beloken Paschen op St. Jans Kerkhof. Ende dat was op Sunte Marcusavont, ende dat werd doe nedergelyt, maer sy murmureerde al.
[In de marge: de gilden belasten de cloosteren]
Ende des manendags in de Cruysdagen daerna so vergaderden die gilden weder op Sint Jans Kerkhof, ende daer bleven si leggen al den dagh, ende des dynsdaghs ende des woensdags als op Ons Heeren Hemelvaartsavont, soo ontboden die gilden alle die cloosters binnen en buten Utrecht op biscopshoff te comen smorgens ten 9 uuren. Doe die overste of hoeren gemagtigde daer al bijeen waren, so wort hun allen te kennen gegeven, als dat die stad van Utrecht belast was mit groote schulden ende andere commeren, ende dat oversulx de vijf godshusen binnen Utrecht moesten geven te samen xv duysent goude gulden binnen een maant tyt ende alle de cloosteren so binnen alse buten Utrecht, binnen Amersfoort en buten Amersfoort, ende binnen Reenen en Wyck, die moesten te samen geven x duysent goude guldens, binnen eenre maant ende negen cloosters, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]cis [14 september]. De Staten [van Utrecht] beloofden hem 50.000Ga naar voetnoot94 goudguldens te geven als hij het Oversticht van de hertog van Gelre wist te verlossen en weer bij het Sticht te brengen en [daarna] vrede zou stichten.Ga naar voetnoot95 Toen dat geschied was, wilde de bisschop het hem toegezegde geld van de Staten ontvangen, want aan de hertog van Gelre had men een groot bedrag aan geld moeten beloven vooraleer hij het Oversticht wilde verlaten. De Staten wisten dit geld toen echter niet te vinden, [en vroegen de stad Utrecht erom] zodat er grote ontevredenheid onder de burgerij ontstond.Ga naar voetnoot96 De burgers wilden toen de magistraat ten spoedigste [ter verantwoording] roepen, als gevolg waarvan Evert ZoudenbalchGa naar voetnoot97 en Geurt van Voorde HendrikszoonGa naar voetnoot98 heimelijk op de zondag na Beloken Pasen van het jaar 1525 [3 mei] uit de stad Utrecht vertrokken.
Toen de burgers vernamen [over de verlangde bijdrage], waren ze buitengewoon boos en alle gilden kwamen op de dag na Beloken Pasen bij elkaar op het St. Janskerkhof. Dat was op de dag voor St. Marcus [24 april]. Toen braken ze hun bijeenkomst op, maar protesteren deden ze wel.
[In de marge: de gilden leggen de kloosters een belasting op]
Op maandag in de kruisdagen [25 mei] vergaderden de gilden weer op het St. Janskerkhof en bleven daar de gehele dag bijeen. Dinsdag en woensdag daarop ook en op de woensdagavond voor Hemelvaart ontboden de gilden de kloosters van binnen en buiten de muren van Utrecht om de volgende ochtend om negen uur te verschijnen op het Bisschopshof. Toen de oversten [van de kloosters] of hun gemachtigden daar allen bijeen waren, werd hen te kennen gegeven, dat de stad Utrecht gebukt ging onder grote schulden en andere ellende. Daarom moesten de vijf godshuizenGa naar voetnoot99 binnen Utrecht met elkaar binnen een maand tijd 15.000 goudguldensGa naar voetnoot100 geven. Alle kloosters zowel binnen als buiten [de muren van] Utrecht, binnen en buiten [de muren van] Amersfoort, in Rhenen en Wijk [bij Duurstede] moesten met elkaar binnen een maand 10.000 goudguldens geven. Negen kloosters (St. Paulus | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]als Sinte Paulus binnen Utrecht, Oostbroek, Sinte Catharinen, die van den Duytsen Huyse, Ca[r]thusers, Outwyk, St. Servaes, Ten Dael, Vrouwenclooster ende Brandolyn mosten eenen brief besegelen op Ons Heeren Hemelvaartsavont, van stonden aan, en mosten loven in den brieve voor alle die andere cloosteren de tiendusent goude gulden te betalen binnen een maant. Doe dit gedaen was, des dags na Ons Heeren Hemelvaertsdagh, doe worden alle die cloosteren binnen en buten verschreven allegader t'Sunte Paulus te komen, alse sy deeden. Ende daer was een brief op alle die cloosteren gemaackt, daer onder hanttekening elx die oversten die voorseyde 9 cloosteren te vryen ende elx zijn part te betalen, dan dat clooster tot Wyck en had daer nimant gesent, doe en woude niemant die cloosteren setten wat elx soude ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]binnen Utrecht,Ga naar voetnoot101 Oostbroek, St. Catharina,Ga naar voetnoot102 dat van het Duitse Huis,Ga naar voetnoot103 [het] kartuizers[klooster],Ga naar voetnoot104 Oudwijk,Ga naar voetnoot105 St. Servaas,Ga naar voetnoot106 Ten Dael,Ga naar voetnoot107 Vrouwenklooster en BrandolyGa naar voetnoot108) moesten zonder uitstel een brief bezegelen op de dag voor de Hemelvaart van Onze [Lieve] Heer [27 mei 1525] om zich garant te stellen voor alle andere kloosters, dat de 10.000 goudguldens [inderdaad] binnen een maand betaald zouden worden.Ga naar voetnoot109
Toen dit gedaan was op de dag na de dag van de Hemelvaart van Onze Heer [29 mei], werden alle kloosters binnen en buiten [Utrecht] aangeschreven om allemaal naar de St. Paulusabdij te komen. Dat deden zij ook. Er was voor elk van de kloosters een brief gemaakt, waaronder elk van de oversten zijn handtekening zette om de genoemde negen kloosters te vrijwarenGa naar voetnoot110 en om elk klooster zijn deel te laten betalen, met uitzondering van het klooster te Wijk [bij Duurstede]: dat had niemand gezonden. Vervolgens echter wilde niemand bepalen wat ieder klooster afzonderlijk zou moeten bijdragen. Om | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]ven. Soo koren wy alle gelijk daertoe den abt van Sint Paulus, den abt van Oostbroek, de balier van Sinte Cathrijne, den landtcommandeur, de prior van de Carthusers, de prior van de Regulieren binnen Utrecht, de pater van den Brandolyn, die pater van Sint Nicolaas. Ende dese voorseyde setten al die cloosteren, hoeveel dat elk soude geven ende daer mede moest elk te vreden wesen. Ende elx gaf soo die prelaten voorseyd hadden gesegt.
[In de marge: word van clooster wel 100 goude gulden gekregen]
Ende ons convent wort geset te geven hondert goude gulden van gewichte, ende wij gaven voor elx gouden gulden 31 stuyvers Hollands. Facit hondert en vier en negentig rynsche guldens. Hiertoe gaff onse kelre hondert en aght rynse guldens, en x stuyvers, de fabryke 55 rynse gulden, dat camerampt x rynse gulden, die cantery xx rynse guldens.Ga naar voetnoot2 So veel heeft de kelre min dan hondert gulden daertoe gegeven, want dat had ik eerst vergeten te schrijven.
Dat clooster te Wijk was geset te geven vyft[h]alve hondert goude gulden. Ende en woude niet geven, ende onsen genadigen heer woude dat gelt van den negen cloosteren hebben die gesegelt hadde, want hij syde altyt hy en kende nimant da[a]rom te manen dan die neghen cloosteren voorschreven ende hier waren wij dik om te raden 't Sint Paulus. Ten lesten schreef zyn genade, dat men 't die cloosteren uytpanden soude, ende dat beval hij synen vicarius. Also worden uyt elken clooster een van hoeren peerden op dat biscopshoff t'Utrecht geset by de pander. Ende doe lieten de voorseyde | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]dat te doen, kozen wij allen met elkaar: de abt van St. Paulus, de abt van Oostbroek, de commandeur van het St. Catharijneconvent [van de Orde van St. Jan/de johannieters], de landscommandeur [van de Duitse Orde van de Balije van Utrecht], de prior van de Kartuizers, de prior van de RegulierenGa naar voetnoot111 binnen Utrecht, de pater van Brandoly en de pater van [het] St. Nicolaas[klooster].Ga naar voetnoot112 Deze genoemde personen bepaalden voor alle kloosters hoeveel elk zou geven en ieder moest zich daarnaar schikken. Ieder betaalde zijn deel zoals de genoemde prelaten hadden vastgesteld.
[In de marge: van [ons] klooster ontving men wel 100 goudguldens]
Ons klooster werd aangeslagen voor honderd goudguldens van goed gewicht. Wij gaven voor elke goudgulden 31 Hollandse stuivers. [Het totaalbedrag voor ons] kwam neer op 194 rijnse guldens. Van dit bedrag nam de kas van onze econome 108 rijnse guldens en tien stuivers voor zijn rekening, die van het bouw- en onderhoudsfonds [van onze kerk] 55 rijnse guldens, uit de kameraarsrekeningGa naar voetnoot113 werd [een bedrag van] tien rijnse guldens bijgedragen, uit de kas van de cantorij twintig rijnse guldens. De huishoudelijke dienst had van [onze] spaarkas 17 rijnse guldens geleend. [86 rijnse guldensGa naar voetnoot114]: dat is het bedrag dat de kas van de econome dienst minder dan honderd[vierennegentig] gulden heeft bijgedragen. Ik heb dat namelijk aanvankelijk vergeten op te schrijven.
Het klooster te Wijk [bij Duurstede] was aangeslagen voor viereneenhalf honderdGa naar voetnoot115 goudguldens, maar men wou dit niet geven. Onze Genadige Heer [de bisschop-elect Hendrik van Beieren] wilde het geld van de negen kloosters die de brief bezegeld hadden [echt] hebben. Hij zei immers telkens, dat hij alleen maar te maken had met de negen genoemde kloosters, bij hen drong hij op betaling aan. Over deze zaak waren wij dikwijls in [het klooster van] St. Paulus om ons te beraden. Uiteindelijk schreef Zijne Genade dat beslag zou worden gelegd op bezit van de kloosters. Hij gaf zijn vicaris daartoe opdracht. Daarom werd door de panderGa naar voetnoot116 bij elk klooster een paard in beslag genomen en naar het Bisschopshof in Utrecht gebracht. Vervolgens lie- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]cloosteren mitten selven pander aen dat clooster te Wyck aen haer pachters ende goet weder panden, ende doe quamen sy binnen Utrecht, ende wy cloosteren kregen elk ons peert weder sonder cost.
[In de marge: de borgery en gilden al weer op de been]
Anno 1526 den 9 dagh in martio doe maakten de borgeren ende gilden binnen Utrecht wederom een vergadering en een oploop, dat die ecclesien en al diegenen die bij de kisten hadden geseten, van ridderschap ende borgers, moesten al weder overgeven, dat sy van haar verdiende loon hadden gebeurt. Doe drongen sy de cloosteren buten Utrecht, dat sy al dat tonnegelt daer sy op geset waren van 't jaer 1511 tot dese tyt toe, nu al mit een moeste betalen of sy wouden 't ons al nemen dat wi hadden. Maer wij vertogen 't vast also lange mit vrienden hulp, dat wi d[a]er niet af en gaven.
[In de marge: de borgers van Utrecht houden haar biscop buyten de stad]
Anno 1527 op Sunte PetersdaghGa naar voetnoot3 doe quam bischop Hendrik van Beyeren met een deel peerden voor die Tollesteegpoorte ende meynde in de stad te rijden. Dat hadden de borgers vernomen ende de overste van der stadt mit een deel van de prelaten van de ecclesien stonde in die Tollesteegpoorte ende die en woude niet hebben, dat biscop Hendrik mit alle die ruters in de stadt reed, dan sy woude syn genade wel in laten rijden met 12 a 13 peerden. Ende dat en woude syn genade niet doen. Soo reed hy tot Oostbroek ende daer bleef hy s'naghs mit alle syn peerden en knegten. Ende des anderen dags schickte de borgers bij den biscop tot Oostbroek, maer sy en costen 't niet eens worden. Ende alsoo reedt den biscop des avonts weder na Wijk.
[In de marge: en laten de Gelderse ruyters in de stadt] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]ten de genoemde kloosters op hun beurt door dezelfde deurwaarder beslag leggen op de goederen van het klooster van Wijk [bij Duurstede] en van de pachters daarvan. Zij [de vertegenwoordiger van het Wijkse klooster en de pachters] kwamen daarop [uit Wijk] naar Utrecht en wij kregen ieder ons paard terug zonder dat wij er daarbij geld bij inschoten.
[In de marge: de burgers en gilden lopen allemaal weer te hoop]
Op de negende maart van het jaar 1526 liepen de burgers en de gilden van Utrecht weer te hoop en kwamen in vergadering bijeen. De ridders en burgers [eisten], dat de geestelijkheid van de kerken [van de stad] en allen die uit de stadsruif aten, alles weer terug zouden geven: het ging immers om door hen [zelf, de burgers] verdiend geld. Vervolgens zetten ze de kloosters buiten Utrecht onder druk, dat zij al het tonnengeldGa naar voetnoot117 dat hen was opgelegd vanaf het jaar 1511 tot nu toe in één keer volledig moesten betalen, of anders zou men alles dat we hadden van ons afnemen. We bleven echter met hulp van [onze] vrienden zo lang [als het nodig was] onwrikbaar en gaven te kennen dat wij [dat geld] niet zouden geven.
[In de marge: de burgers van Utrecht houden hun bisschop buiten de stad]
Op de dag van St. Peter ad Vincula [1 augustus] 1527 kwam bisschop Hendrik van Beieren met een aantal [ruiters op] paarden voor de Tolsteegpoort omdat hij de stad binnen wilde rijden. De burgers hadden dat vernomen en de oversten van de stad stonden, met een aantal prelaten van de [stedelijke] kerken, in de Tolsteegpoort, want ze wilden niet hebben dat bisschop Hendrik met al die ruiters de stad in reed. Ze wilden echter wel [toestaan] dat Zijne Genade de stad in zou rijden met [slechts] twaalf of dertien ruiters, maar op zijn beurt weigerde Zijne Genade dat weer. Hij reed daarom naar Oostbroek waar hij de nacht doorbracht met zijn paarden en zijn krijgsvolk. De volgende dag stuurden de burgers van Utrecht [een afvaardiging] naar de bisschop te Oostbroek, maar men kon het niet eens worden en daarom reed de bisschop 's avonds weer naar Wijk [bij Duurstede].Ga naar voetnoot118
[In de marge: en laten de Gelderse ruiters de stad in] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Ende een clyn tyt daerna quamen die Gelderse ruters in de stad van Utrecht mit sommige van der borgers wille. Want Marcus van Wese, die proost van Culenborg, bat de vorst van Gelre selfs, dat hij de stad van Utrecht bijstaan woude. Ende daarna quamen noch meer van de Gelderse ruters. Die reden savons na Outwyk. Ende des nags smeten de ruters de Wittevrouwenpoort op en quamen doe mit veel ruters in de stadt op Onser Vrouwenavont.Ga naar voetnoot4 Daerna schickte biscop Hendrik veel ruters en knegten op de Vaart, die daer bleven leggen, ende sloegen een blockhuys op.
[In de marge: de biscop send ruyters aan de Vaart]
Ende twe[e] dagen voor Exaltatio Cruces quam al dat volk tot Vredendael in 't clooster leggen en twee dagen daernaGa naar voetnoot5 rysden se wegh ende togen in de Birckt in clooster enen nacht, en dede daar groote schade. Ende ons clooster had ook grote schade, doe sy te Vredendael lagen voer den knegten. Sy dorsten ons coorn uyt voer die peerden tot hoeren wil. Ende [wij] mosten hem bier en broot, boter, vlees. en al geven dat wij hadden. Daarna toeg dat volk voor een gedeelte weder op de Vaart en bleven al de wynter daer leggen en deden groote schade in 't Sticht. Ende die stat van Utrecht hadde ook veel ruter en knegten, ende dede grote schade mede in 't lant van brant, van roven.
[In de marge: de biscop had een aanslag op de stad, doch misluckt]
Ende op den octave van Sint Martyn in de wynter, hadden die ruter ende knegten op de Vaert, ende al mit al des biscops volk een groot gat in de stadtsmuer after Twy[n]straet gemaackt. Ende soude de stadt ingekregen hebben, want drie ofte vier van des biscops volk waren al door dat gat, dan si werden van binnen in de stad gewaer, also dat sy weder uytgedreven worden, ende doe togen sy in 't clooster der ca[r]thusers buten Utrecht, ende des anderen dags togen si weder over die Vaert. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Korte tijd daarop trok het Gelderse paardenvolk de stad Utrecht binnen door toedoen van sommige van de burgers. Marcus van Weese, de proost van CulemborgGa naar voetnoot119 zelf vroeg de Gelderse vorst om de stad Utrecht te helpen. Daarna kwamen nog meer Gelderse ruiters die 's avonds naar Oudwijk reden en 's nachts de Wittevrouwenpoort met geweld openden. Ze kwamen met veel cavalerie op de dag voor Assumptio Mariae [14 augustus] de stad in. Daarna stuurde bisschop Hendrik een grote groep ruiters naar de Vaart [Vreeswijk/Jutphaas]. Die werd daar gelegerd en richtte een blokhuisGa naar voetnoot120 op.
[In de marge: de bisschop stuurt ruiters naar de Vaart]
Twee dagen voor Exaltatio Crucis [12 september] kwam deze gehele troep naar het klooster Vredendaal en werd daar gelegerd. Op Exaltatio Crucis [14 september] ging men weg en viel op zekere nacht het klooster [Mariënhof] in de Birkt [te Amersfoort] binnen en richtte daar grote schade aan. Ons klooster ondervond ook grote schade vanwege de soldaten, toen die op Vredendaal gelegerd waren. Ze dorsten eigenmachtig ons koren [als voer] voor de paarden en we moesten hen bier, brood, boter en vlees geven, enzovoorts, alles dat we hadden. Een gedeelte van dit krijgsvolk trok weer naar de Vaart om daar die winter gelegerd te blijven liggen en grote schade in het Sticht aan te richten. De stad Utrecht had ook veel ruiters en soldaten [binnen de muren] die door brandstichting en plundering eveneens grote schade aanrichtten in het [omringende] land.
[In de marge: de bisschop pleegt een aanslag op de stad, maar die mislukt]
Op de octaaf van St. Maarten [18 november], in de winter, hadden de ruiters en het voetvolk dat bij de Vaart gelegerd was samen met alle troepen van de bisschop achter de Twijnstraat een groot gat in de stadsmuur gemaakt. Drie of vier van de troepen van de bisschop waren al door het gat en ze zouden de stad binnengedrongen zijn, ware het niet dat men het in de stad in de gaten kreeg en hen weer de stad uitdreef. Toen trok men maar naar het kartuizerklooster buiten Utrecht. De volgende dag trokken zij weer naar de Vaart terug. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]In den Advent namen sy dat Huys van Schonauwe in ende dat deede de stad van Utrecht. En cor[t]s daarna nam het biscopsvolk dat Huys te Beverweerde in. Ende daer hadden wij acht van onsen mestverkens geslagen, ende wij hadden weyt ende haver ende capoenen, maar wy kregen ons speck weder, ende een redelyken penning voor ons ander goet.
[In de marge: de cloosteren door den biscop geschat]
Doe liet den biscop alle de cloosteren buyten Utrecht staende verschryven, op eenen dagh daer te comen, also wij altegader deeden. Ende doe worden alle die cloosteren geset op die helfte die sy de borgers van de stadt van Utrecht hadden moeten geven, elx naer advenant dat sy gegeven hadden. Ende soo moesten wij ook doe die biscop geven 50 goude guldens. Men syde ons, dat wij 't hem syn genade soude leenen, so hij bescort ende belast was ende ook soude men 't ons corten aan precaregeld, maar wy en kregen geen gelt weder.
Wij moesten biscop Henrik van Beyeren geven een goutgulden. Die gaven [wij] tot des maandags voor Palmdagh 1528.
Op Paeschavond anno 1528 sond onsen genadigen heer ons een brief en alle die cloosteren buten Utrecht dat wij al brengen souden ewech dat wij hadden, want hij soude ons syn gely wel houden, dan zijn genade en kost ons niet vyligen voor die ruter en knegten van zijn keyserlyke mayesteyt. Ende ontrent Sinte Victors daervoer so hadde syn genade ons ook geschreven, dat wij geenrehand goet daer men syn rebellen mede mocht spysen ofte stercken in de stadt van Utrecht niet en soude brengen. Soo waren wij in grooten last ende wisten niet waar wij ons goet en beesten soude brengen. Edoch wy brochten al ons beste goed en beesten tot Amersfoort ende wij huerden daer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In de adventstijd nam de stad Utrecht het Huis SchonauwenGa naar voetnoot121 in. Kort daarop veroverden de troepen van de bisschop van Utrecht het Huis Beverweerd.Ga naar voetnoot122 Daar hadden wij acht van onze mestvarkens geslacht en daar bevond zich ook ons graan,Ga naar voetnoot123 onze haver en kapoenen.Ga naar voetnoot124 We kregen echter ons spek terug en een redelijke financiële vergoeding voor onze andere goederen.
[In de marge: de kloosters krijgen door de bisschop een belasting opgelegd]
Toen liet de bisschop alle kloosters buiten [de muren van] Utrecht aanschrijven om op zekere dag daar te komen. We deden dat derhalve allemaal. Toen werden alle kloosters aangeslagen voor de helft van het bedrag dat ze aan de burgers van Utrecht hadden moeten geven, elk naar rato van het gegeven bedrag. En zo moesten wij aan de bisschop ook vijftig goudguldens geven. Men vertelde ons, dat wij het aan Zijne Genade bij wijze van lening moesten geven, omdat het hem aan geld schortte en hij onder zware lasten gebukt ging. [Men beloofde dat] men het zou verrekenen met ons bedegeld, maar we hebben het geld niet meer terug gezien.
Wij moesten bisschop Hendrik van Beieren een goudgulden geven. Die gaven wij maandag voor Palmzondag [8 april 1528].
Op de dag voor Pasen van het jaar 1528 [zaterdag 14 april] zond onze Genadige Heer ons en alle kloosters buiten [de muren van] Utrecht een brief, dat wij al wat wij bezaten weg moesten brengen en dat hij ons zijn geleide daarbij aanbood, maar hij kon ons niet beveiligen tegen de ruiters en soldaten van de Keizerlijke Majesteit. Omstreeks Sint Victor daaraan voorafgaand [10 oktober 1527] had Zijne Genade ons ook geschreven, dat men generlei goederen waarmee men de opstandelingen tegen hem zou kunnen voeden of versterken, de stad Utrecht in mocht brengen.Ga naar voetnoot125 Door [deze brief van april 1528] hadden wij grote problemen, want we wisten niet waar we onze goederen en onze beesten heen zouden moeten brengen. Toch [vonden we een oplossing en] brachten onze meest waardevolle | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Een gouden philippusgulden (1504-1506).
Een dubbele stuiver omstreeks 1470.
een stal voor ons beesten ende een huys. Daar woonden 13 van ons joffrouwen in ende ook vier maagden. Ende woenden daerin 13 weeken en gaven voer die huer van het huys xv gulden.
[In de marge: alle adelyke juffers]
Anno 1528 woonde 13 van onse jofferen 13 weeken tot Amersfoort, te weten joffer Heylwig vander Haar, joffer Leon van Hermelen, joffer Swaen van Varick, Cralingen, Hardenbroek, Lensvoert, Weelden, Culenborg, Van Meerten, Adriana vander Haer, Natewis die Jonge, Valkenaar, Zulen. Reysden t'Amersfoort manendagh na Beloken Paeschen ende bleven daer tot Sinte Maria Magdalenenavond toe, dat biscop Henrik die stad Utrecht in gekregen had op Onser Vrouwenavont Visitatio daer te voren. En hadden onse juffrouwen by hem drie maagden en die molken en die kernden, onse boumeester Cornelis Jansen, Albreght onse kneght ende Brant Mercktman, mit ons peerden en koeyen. Ende Brant rysde mit peerden en koeyen in Hollant, doe die grave van Bueren 't Huys ter Eem ingenomen had, mede mit al ons | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]goederen en onze beesten naar Amersfoort. Daar huurden we een stal voor onze beesten en een huis om in te wonen voor dertien van onze joffers,Ga naar voetnoot126 samen met vier dienstmeiden. Zij woonden daar dertien weken en betaalden aan huur voor het huis vijftien gulden.Ga naar voetnoot127
[In de marge: alleGa naar voetnoot128 adellijke joffers [vertrekken tijdelijk naar Amersfoort]]
In het jaar 1528 woonden dertien van onze joffers dertien weken in Amersfoort, te weten: de jofferen Heilwig van der Haar,Ga naar voetnoot129 Leon[illa] van Harmelen,Ga naar voetnoot130 Swaan van Varick, joffer van Cralingen, joffer van Hardenbroek,Ga naar voetnoot131 joffer van Lensevoort, joffer van Weelden, joffer van Cuylenborch, joffer van Meerten, joffer Adriana van der Haar, joffer van [Zuylen van] Natewisch junior,Ga naar voetnoot132 joffer van Valckenaar en joffer van Zuylen.Ga naar voetnoot133 Zij reisden maandag na Beloken Pasen [23 april 1528] en bleven daar tot de dag voor Sint Maria Magdalena [21 juli], nadat bisschop Hendrik de stad Utrecht had ingenomen op de dag voor Visitatio van Onze Lieve Vrouwe [1 juli] daar aan voorafgaand.
Onze joffers hadden bij zich drie dienstmeiden die molken en karnden, onze voorman op de boerderij Cornelis Jansen, onze knecht Albrecht, en Brant de marktmanGa naar voetnoot134 met onze paarden en koeien. Brant trok met [onze] paarden en koeien en al onze schapen naar Holland, toen de graaf van Buren het Huis ter EemGa naar voetnoot135 had ingenomen. De huisvesting en huishuur van onze joffers ge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Kruisafneming. Beelden uit het Heilige Graf van Vrouwenklooster.
schapen. Dat coste ons te samen dat ons jofferen 13 weeken tot Amersfoort waren en ons beesten daer stonden, dat sij in Holland waren ende van huyshuur samen 185 gulden.
Des dags voor Meyavont bernde de Gelderse ruters die binnen Utrecht lagen dat clooster tot Vredendal al te samen of.
[In de marge: 't Vrouwenclooster geplunderd door de Hollanders tot daege des biscops]
Des dags na Sinte Servaasdagh quam heer Jan van Belresum hier mit alle de knegten die opten Paeschavont op de Vaart quamen van die Hollanders wegen. Ende sy barnde onse wyntmolen ende smeten onse kerk aan byde eynden op, ende sy stieten dat raempt op dat Heylig Graff uyt ende braken dat Heylich Graff boven ontwee, ende braken een isere tralie uyt in die saale van de Vrouwenhuys, ende cropen daerdoor. Ende sy namen ons twe[e] en twintig bedden en al dat sy [sic, lees: wy] hadden ende spolyeerden ons clooster also datter niet soo veel int clooster en bleef daer men een spreuken in coken cost. Sy vingen ons knegts ende sy namen als ons beesten ende sy sloegen hier int clooster 148 glasen uyt, behalven die sy buten op dat hof uytsloegen. Ende doe deede Jan van Belresum die veltheer myn haalen voer ons kerk en vraegden myn of die knegten dat Hyl[ig] Sacrament ook gerueneert hadden, of dat sy ons kelken hadden genomen. Doe syde ik neen. Dan dede mijn groot beclagh hoe wij tot dese groote verderfelijke schade quamen, want wij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]durende dertien weken in Amersfoort en de stalling van onze beesten in Holland kostte in totaal 185 gulden.Ga naar voetnoot136
De dag voor mei-avondGa naar voetnoot137 [29 april] lieten de Gelderse ruiters die in Utrecht gelegerd waren het klooster Vredendaal geheel afbranden.
[In de marge: door de Hollanders wordt de bisschop uitgedaagd en het Vrouwenklooster geplunderd]
Op de dag na Sint Servaas [14 mei] kwam heer Jan van BelresumGa naar voetnoot138 hier met alle soldaten die op de dag voor Pasen [14 april] naar de Vaart [Vreeswijk/Jutphaas] waren getrokken in opdracht van de Hollanders. Zij verbrandden onze windmolenGa naar voetnoot139 en ze braken onze kerk aan beide kanten open en ze sloegen het raam aan de bovenzijde van het Heilige Graf er uit en sloegen dat [graf] aan stukken. Ook werd een ijzeren tralie in [een venster van] de zaal van het huis van de abdis uitgebroken. Daardoor kropen zij naar binnen. Zij namen [ook] onze 22 beddenGa naar voetnoot140 en alles wat we hadden en plunderden ons klooster zo, dat er zelfs geen pot was achtergebleven ‘om een spreeuwtje in te [kunnen] koken’.Ga naar voetnoot141 Ze grepen onze knechten en namen al onze beesten. Men sloeg hier in het klooster 148 ramen kapot, nog afgezien van de ramen die ze [buiten het kloostergebouw] in het kloosterhof kapot sloegen.Ga naar voetnoot142 Toen liet de veldheer Jan van Belresum mij halen en vroeg mij voor onze kerk of de soldaten het Heilige Sacrament ook aangeraakt hadden of onze kelken [voor de miswijn] hadden genomen. Toen zei ik: ‘nee’. Ik deed daarna fors mijn beklag over de aan ons toegebrachte grote en verderfelijke schade. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]in des heren lant saten ende nimant te cort hadden gedaen. So beval die veltheer voors[eyd] mij, dat ik hem eenen dienre na soude senden. Wes hij veynden cost dat ons hoorden, soude hij ons weder doen geven.
[In de marge: krygen haar paarden en koeyen weder]
So seynden wij in den leeger op die Vaert onse priorinne geheyten Mechtelt van Grunesteyn, ende Bueren, ende onsen cappellaan heer Peter, ende onse melkmoeder, ende ons koeharder. Ende die kregen ons peerden en koeyen weder. Sy waren twee dagen in den leger, ons jofferen mit ons andre dienaars, maer des nags waren sy binnen Vyanen, tot Bueren by hare ouders. Ende wij kregen ons knegten ook vry weder, maar het kosten ons in alles tien gulden. Maar wij en kregen van onse huysraat niet mit allen weder. Ende sy hadden ons weckerblock ook mede, maar wij en cregen [die] niet weder.
[In de marge: tot Outwyk branden se ook]
Item op den selven dagh doe sy ons moolen verbrande, doe branden sy al mede op De Bilt, dat niet ondeckt en was. Ende sy branden tot Outwyk op dat hof dat bouwhuys, dat priesterhuys ende die ros- en watermoolen ende noch een huys bij de kerk. En sy namen die juffrou[en] al hoer beesten ende vingen hoer dienaers ende namen binnen al dat de jofferen hadde. En dat clooster was ook binnen mit lonten aensteken. Ende in die abdye was bernende die be[d]stede op die grote camer.
[In de marge: anno 1528]
Dan Onse God holp die joffrouwen die noch in 't clooster waren dat sy de brant wederomme lesten. Die jofferen van Outwyk gongen ook in den leeger, maar sy en kosten geen beesten noch niet wederkrijgen. De vrouwe van Outwyk geheten Drakenburg die woonden doe te Leyden op dat Bagynhoff | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Wij waren immers inwoners van het land van [onze] Heer [de bisschop van Utrecht] en we hadden niemand te kort gedaan. Toen beval de genoemde veldheer mij om hem een dienaar achterna te zenden, aan wie hij mee terug kon geven wat hij maar van onze bezittingen terug kon vinden.
[In de marge: [de nonnen] krijgen hun paarden en koeien terug]
Daarom stuurden we onze priorin Machteld van Groenestein en [de joffer van] BurenGa naar voetnoot143 en onze kapelaan heer Peter en onze melkmoederGa naar voetnoot144 en onze koeherder en die kregen onze paarden en koeien weer terug. Zij - onze joffers en het andere personeel - vertoefden twee dagen in het leger[kamp], maar 's nachts verbleven ze binnen [de muren van] Vianen, bij de ouders van [joffer van] Buren. Onze knechten kwamen vrij en wij kregen ze ook terug, maar [dat] kostte ons in totaal [wel] tien gulden. We kregen echter van ons huisraad niet alles terug. Ze hadden onze wekkerklokGa naar voetnoot145 ook meegenomen maar die kregen we niet terug.
[In de marge: in [het klooster] Oudwijk stichtte men ook brand]
Op dezelfde dag dat ze onze molen verbrandden [14 mei], verbrandden ze in De Bilt ook alles waar een dak op zat. Men verbrandde in de hof van [het klooster] Oudwijk de bouwschuurGa naar voetnoot146 en het priesterhuis, de rosmolen en de watermolen en nog een huis bij de kerk. Men ontnam de joffers [van Oudwijk] al hun beesten en nam hun dienstpersoneel [gevangen] en maakte zich in het klooster meester van al het bezit van de joffers. Men stak ook met lonten het klooster van binnenuit in brand.
[In de marge: anno 1528]
In de abdij brandde de bedstede in het hoofdgebouw, maar met hulp van Onze God slaagden de joffers die nog in het klooster waren erin, de brand weer te blussen. Ook de joffers van Oudwijk gingen naar de legerplaats, maar konden hun beesten niet meer terug krijgen. De abdis van Oudwijk, geheten Drakenburg,Ga naar voetnoot147 woonde toen in Leiden, in het Begijnhof, met een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]met een deel van hoere joffrouwen, ende de vrouw van Den Dael woonde ook binnen Leyden mit een deel van hoere joffrouwen, maar ik bleef altyt hier, in't clooster ende had bij mij seve juffrouwen, drie maagden ende ons melkmoeder ende den backer ende de oude neelmoeder ende twee koeyen ende twee peerden behielden wij altyt bij ons.
[In de marge: groote duerte binnen Utrecht]
In de stad van Utrecht was groot gebrek van alrely cost want uyt Holland en quam hem niet dan bij tijden wat vis dat sy steelsgewijs op hoer lijf hier broghten. Men gaf voor een pont boter drie ende vier stuyvers, vier en 5 eyeren voor eenen stuyver.
[In de marge: 't Huys Horst door de Gelderse bemagtig[t] en afgebroken]
Het was al 't Sticht door verboden dat niemant op syn lijf en goet binnen Utrecht eenigerhande goet moest brengen. Soo reden die peerden binnen Utrecht dick tot Reenen. Dat had die Hartoge van Gelre ook in. En dat Huys ter Horst daer was Ernst van Amerongen maarschalk op ende die gaf dat huys op die hartoge van Gelre. Ende die liet dat huys afbreken ende timmerde ende metselde daar muuren tot Reenen mede.
Item also dick als die van Utrecht togen na Reenen om proviant, soo mosten wij hem een wagen ende peerden mede doen, of ons peerden moesten de busse trecken. Ende sy hadden eens drie peerden van ons aan een groote busse, ende daer togen sy mede voor Hasselt, ende speysde dat, want het bele- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]deel van haar joffers en ook de abdis van [klooster] Ten DaelGa naar voetnoot148 woonde binnen [de muren van] Leiden met een aantal van haar joffers. Ik bleef echter bij voortduring hier in het klooster. Ik had bij mij zeven jofferen, drie dienstmeiden en onze melkmoeder, onze bakker, de oude neelmoeder,Ga naar voetnoot149 twee koeien en twee paarden.
[In de marge: grote duurte [van voedsel] binnen Utrecht]
In de stad Utrecht was groot gebrek aan allerlei voedsel, want uit Holland kwam slechts bij tijd en wijle een beetje vis, dat heimelijk op het lichaam gedragen de stad werd binnengebracht. Men betaalde voor een pond boter drie of vier stuivers, voor één stuiver [kreeg men] vier of vijf eieren.
[In de marge: 't Huis ter Horst door de Geldersen veroverd en afgebroken]
Voor heel het Sticht Utrecht was het iedereen verboden om welke goederen dan ook op het lichaam of in de kleren verborgen de stad binnen te brengen. Daarom reed men met paarden vanuit Utrecht vaak naar Rhenen, [een stad] die de hertog van Gelre ook had bezet. Op het Huis ter HorstGa naar voetnoot150 zetelde Ernst van Amerongen als maarschalk.Ga naar voetnoot151 Deze gaf dit huis over aan de hertog van Gelre die dit kasteel [op zijn beurt] liet afbreken. Met de materialen daarvan liet hij de muren van Rhenen [op]bouwen en metselen.
Alle keren dat de [mensen van de stad] Utrecht naar Rhenen trokken om proviand te halen, moesten we hen een wagen en paarden meegeven of moesten onze paarden het geschut trekken. Op een keer hadden ze drie paarden van ons voor een groot geschutsstuk gespannen om daarmee naar HasseltGa naar voetnoot152 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]gert was. Ende daer werden ons peerden mit kraght in die stad gedrongen ende bleven daer ses weeken lang in. Doe quamen sy weder thuys, dan een peert bleef onderwegen doot ende 't ander was verdorven dat het steyf waer en bleef soo. Wij hadden altoos alle dagen de knegten van Utrecht tot alre uuren ende mosten hem al geven van cost dat wij hadden. Ende des avons quamen die Borgonyese knegten, ende die gevangenen altyt hier.Ga naar voetnoot6 Dat duerde van St. Petersdagh ad Vincula tot Onser Vrouwenavond Visitatio, dat die biscop die stad Utrecht in kreeg.
[In de marge: anno 1529: de graaf van Bueren in Vrouwenclooster met zijn cock]
Den 27ste dagh in maeij anno 1528 doe quam die grave van Buren, heer Floris van Iselsteyn hier des morgens ten 9 uuren, mit veel knegten ende vierhondert wagens, 900 peerden. Ende al die peerden lagen in 't clooster en buyten op dat hoff, maer wij en hadden doe geen schade binnen in 't clooster, maer men maeyde ons drie mergen rogge of van den besten die wij hadden, ende al die bussen ende knegten lagen op die Ronde Bilt. Daer waren bussen daer 25 peerden aan gingen. De grave lag hier in onse zale ende had mij met al mijn jofferen te gast. Ende hy sliep beneden op die camer, ende op ons keuken kookte die kox hun spyse.
[In de marge: de graaf wint het Huys ter Eem]
Des anderen daegs vroeg, ontrent vier uuren, toog die grave voors[seyd] mit al dat volk voor dat Huys ter Eem ende creeg dat in opten selven dagh. Ende doe verloren wij drie costelyke voelen die wij te Bunscoten in de wyde bestayt hadden.
[In de marge: de biscop wint Utrecht]
En de graaf van Bueren toeg voert op de Veluwe ende kreeg Hattum en Harderwijk in. De biscop quam binnen Amersfoort des dags na Sinte Servaesdagh, doen wij hier spolyieert woerden. Ende op Onsen Vrouwenavond Vi- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]te trekken. Die stad werd belegerd en zij brachten daar leeftocht binnen. Onze paarden werden [bij die gelegenheid] met geweld de stad in gevoerd om daar zes weken lang te blijven. Toen kwamen ze weer naar huis, maar een paard bleef onderweg dood achter en een ander was onbruikbaar omdat het stijf was geworden en niet meer daarvan genas. Ook kwamen de soldaten uit Utrecht alle dagen en uren bij ons langs. We moesten hen aan voedsel alles geven dat we hadden. 's Avonds kwamen de BourgondischeGa naar voetnoot153 soldaten met hun gevangenen altijd hier. Die brachten bij ons de nacht door. Dat duurde van Ad Vincula PetriGa naar voetnoot154 tot de dag voor Visitatio Mariae [1 juli], toen de bisschop de stad innam.
[In de marge: anno 1529. de graaf van Buren in Vrouwenklooster met zijn kok]
Op 27 mei 1528 kwam de graaf van Buren, heer Floris van IJsselstein 's morgens om 9 uur hier met veel soldaten en 400 wagens en 900 paarden. Al deze paarden werden in het klooster en daarbuiten in het kloosterhof ondergebracht, maar we hadden toen [anders dan bij Belresum] geen schade binnen in het klooster. Wel maaide men ongeveer drie morgens van onze beste rogge. Het geschut en de soldaten waren op de Ronde BiltGa naar voetnoot155 gelegerd. Er waren daar geschutsstukken die werden getrokken door 25 paarden. De graaf verbleef in de zaal [van ons hoofdgebouw] en trad voor mij en mijn joffers op als gastheer. Hij sliep beneden in het gebouw. In onze keuken kookte [zijn eigen] kok zijn eten.
[In de marge: de graaf verovert het Huis ter Eem]
De volgende morgen vroeg, omstreeks vier uur, trok de genoemde graaf met al zijn soldaten naar het Huis ter Eem om dat op dezelfde dag te veroveren. Wij verloren bij die gelegenheid vier kostbare veulens die wij hadden uitbesteed en in de wei te Bunschoten [hadden staan].
[In de marge: de bisschop neemt Utrecht]
De graaf van Buren trok verder naar de Veluwe en veroverde Hattem en Harderwijk. De bisschop trok Amersfoort binnen op de dag na St. Servaas [14 mei], toen men bij ons aan het plunderen was geslagen. Op de dag voor | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]sitatio doe kreeg de biscop de stad van Utrecht in, m[a]er hij was daer niet selve bij, m[a]er quam des derden daghs daer aen in de stadt, ende woude niet in rijde de Wittevrouwenpoorte, doe genaampt de Gelderse Poorte, maer syn genade reed de Weertpoort in. Doe men die stad innam, bleven daer dood Willam van Gent, Dobbelstijn, Keppel, ende veel knegten, Gerrit van Zwol ende die Verkendryver, ende meer andre, die ik niet al en weet.
[In de marge: straf over de muyters]
En veel goede luden werden gevangen ende Gijsbert van der Aa, GodartGa naar voetnoot7 de Coning, Jan van Wyck ende Cornelis van Merthen ende meer andere liet den biscop richten en onthalsen. Ende meester Antonie van Venrode ende meester Geurt Kuynretorf liet zijn genade te Wyck in een sack steken en drenken in de Leke ende heer Jurian van Solms ende heer Jan van Hugtenbroek die saten tot Wyck gevangen op hoer lijf tot Allerhyligenavont 1528 ende op Allerhyligendagh quamen sy hier.
[In de marge: vrede tussen de Hollanders en Geldersen]
Doe de biscop Utrecht in had, een wyle daarna toeg al dat groot volk, te weten den graaf van Buuren, de graaf van Rennenbergh, jonker Joryan Schenk, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Visitatio Mariae [1 juli] viel de stad Utrecht in handen van de bisschop. Hij was daar echter niet zelf bij, maar kwam op de derde dag daarna de stad binnen. Hij wilde dat niet doen door de Wittevrouwenpoort (die toen de Gelderse poort heette) maar Zijne Genade reed de Weerdpoort door.
Toen men de stad veroverde kwamen daarbij om: Willem van Gent, Dobbelstein, Keppel en veel soldaten, Gerrit van ZwolGa naar voetnoot156 en de VarkensdrijverGa naar voetnoot157 en nog meer mensen, ik weet niet hoeveel.
[In de marge: de muiters bestraft]
Veel goede mensen werden gevangen genomen. Door de bisschop werden gevonnist en onthoofd: Gijsbert van der Aa,Ga naar voetnoot158 Govaert de Coninck,Ga naar voetnoot159 Jan van Wijck, Cornelis van Merthen en nog andere personen. Mr. Anthonius van Venrode en mr. Govert CuynretorfGa naar voetnoot160 liet Zijne Genade te Wijk [bij Duurstede] in een zak naaien en verdrinken in de Lek. Heer Jurriaan van SolmsGa naar voetnoot161 en heer Jan van HuchtenbroekGa naar voetnoot162 zaten in Wijk bij Duurstede gevangen op verbeurte van hun leven, tot de dag voor Allerheiligen 1528 [31 oktober]. Op Allerheiligendag kwamen ze hier.
[In de marge: vrede tussen de Hollanders en Geldersen]
Korte tijd na de inneming van Utrecht door de bisschop trokken alle hoge heren met hun [krijgs]volk naar Tiel: te weten de graaf van Buren,Ga naar voetnoot163 de graaf van RennenbergGa naar voetnoot164 en Jurriaan Schenck,Ga naar voetnoot165 de stadhouder van Friesland. Zij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Hertog Karel van Gelre.
stadholder van Vriesland, elx mit hoer volk voor Thiel, daer sy lang voor lagen, maar togen ten lesten daar weder af, ende doen woert er gesoent. Twee of drie dagen voor Exaltatio Crucis worden alle die cloosteren buyten Utrecht verschreven tot Wageningen bij den ritmeester te komen, als wij deden. Ende daer word die cloosteren voorgehouden dat sy verdingen soude ende die penningen beloven op te brengen binnen corten tyt. Maer wij namen ons beraat ende wouden 't elk zijn oversten te kennen geven. Ende daer en tussen word het gesoent ende gevryt. Den Heer sy daervoor gebenedyt.
[In de marge: een gedeelte van 't Catrijneclooster afgebroken daar men het casteel Vredenburg getimmert] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Vredenburg.
belegerden [die plaats] lange tijd, maar trokken ten lange leste af en daarna werd er vrede gesloten.
Twee of drie dagen voor Exaltatio Crucis [11 of 12 september] werden alle kloosters buiten de muren van Utrecht aangeschreven om in Wageningen bij de ritmeesterGa naar voetnoot166 te verschijnen. Wij gaven daaraan gevolg. Daar werd de kloosters voorgehouden, dat zij te hulp moesten schieten en beloven in korte tijd de [door de Geldersen gevraagde] financiën op te brengen. Wij hielden het echter in beraad en wilden eerst elk onze overste informeren. Intussen werd er een duurzame vrede gesloten. De Heer zij daarvoor geprezen.
[In de marge: een gedeelte van 't Catrijneklooster [werd] afgebroken, [met de materialen daarvan werd] het kasteel Vredenburg gebouwd] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Een wyl tyts daerna quam de stadholder der keyserlyke mayesteyt en die bewaerde doe die stadt van 's keysers wegen. Ende hy woonden in het proostenhuys [van] heer Marcus van Wese tot na Paschen toe. Ende een tyt na Pasen doe wert St. Catharinenclooster een deel afgebroken en daer word doe een huys op getimmert, ende hiet Vredenburg. Ende daer word al die steen van den clooster Vredendal ende 't Huys ter Horst, ende van dat Huys te Vreland al aen vermetselt ende te Paschen daarna wert Sinte Cathrijnepoort dat meeste al afgebroken. En in dese voorseyde zomer werd dat Huys Vredenburg altemael begrepen met graften, wallen, toernen en brugge al opgemetselt en getimmert. Daer waren so men doe syde over de duysent werkluyden an dat huys. Die heeren van Sunte Catharinenclooster worde weder geset in Onser V[r]ouwen-broedersclooster in de Nye straet ende de Vrouwenbroeders wort weder gegeven St. Nicolaeskerk binnen Utrecht mit dat kerspel van Sinte Niklaes. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Korte tijd na [Exaltatio Crucis] kwam de stadhouder van de Keizerlijke Majesteit LalaingGa naar voetnoot167 en die hield de stad in zijn macht voor de keizer. Hij woonde in het huis van proost Marcus van Weese tot na Pasen [1529] [tot na 28 maart 1529].Ga naar voetnoot168 Een tijd na Pasen werd het St. Catharinaklooster voor een deel afgebroken. [Van de bouwmaterialen daarvan] werd toen een burcht gebouwd die Vredenburg heette. Alle stenen van het klooster Vredendaal, van het Huis ter Horst en van het Huis te VreelandGa naar voetnoot169 werden daarin [verwerkt en] gemetseld. Ten tijde van de volgende Pasen [17 april 1530]Ga naar voetnoot170 werd het grootste deel van de St. Catharijnepoort afgebroken.Ga naar voetnoot171 In deze genoemde zomer [van 1529] werd het kasteel Vredenburg met al zijn grachten, wallen, torens en bruggen geheel en al afgebouwd. Naar men zei waren meer dan duizend werklieden bij dat kasteel aan het werk. De Heren van het St. CatharijnekloosterGa naar voetnoot172 werden ondergebracht in het [gebouw van het] Onze Lieve Vrouweklooster voor de broeders aan de Nieuwstraat,Ga naar voetnoot173 terwijl de broeders van dat klooster de St. Nicolaaskerk binnen Utrecht met de bijbehorende parochie kregen [toegewezen]. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1518: item gegeven [in de zaak van het geschil met de Heren van St. Jan over het turfsteken bij de Vuursche] 2 gulden 10 stuyvers van schrijven, doe wij ons beschyt in der heeren hand moesten brenghen, die de keyserlyke mayestyt daertoe geordonneert had, als Jan van der Monde, stadholder tot Utrecht, die president t'Utrecht meester Vincent en meester Cornelis Anthonissoen, rentmeester van syn keyserlyke mayestyt int jaer 1529.
[In de marge: de staten staan de keyser voor syn blyde incompst toe 80.000]
Anno 1530Ga naar voetnoot8 was den heer van Montigne, grave van Hoogstraten, binnen Utrecht ende begeerden een bede ende schenkagie voor de keyserlyke majestyt. So seyden hem de Staten toe een schenckagie 't syner blyder incompste der stad van Utrecht taggentig duysent gulden. Doe worden alle die landen int Nedersticht, bouland, wyland, ontlant, gedolven en ongedolven veenen, boschagien elx op gelt geset, geestelijke en weereldlyke ende die ridderschap ook, nimant uytgeschyden. Ende al diegeen die erfrenten hadde, werde al getaxeert, wyt, rogge, gerst, haver, carolusguldens, goude gulden, hoorns gulden, hoedanig elx van synen pachteren 's jaars buerde wort al getaxeert op oude goede schilden, elx na advenant, dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]We hebben [in de zaak van het veen met de Heren van St. Jan] ook nog twee gulden en tien [stuivers] betaald voor het schrijven van de brief met ons verhaal, ter kennisneming door de heren die Zijne Keizerlijke Majesteit in deze zaak had aangesteld in het jaar 1529: Jan van der Monde, [de keizerlijke] stadhouder te Utrecht,Ga naar voetnoot174 mr. Vincent [Cornelisz.], president [van het gerecht] en mr. Cornelis Anthoniszoon, rentmeester van de Keizerlijke Majesteit.Ga naar voetnoot175
[In de marge: de Staten geven de Keizer ter gelegenheid van diens Blijde Inkomst 80.000 [gulden]]
Op Purificatio Mariae van het jaar 1530 [2 februari] was de heer De Montigny, graaf van HoogstratenGa naar voetnoot176 te Utrecht en hij verlangde de opbrengst van een op te leggen belasting en een schenking voor de Keizerlijke Majesteit. De Staten [van Utrecht] zegden hem een schenking toe ter gelegenheid van zijn ‘Blijde Inkomste’Ga naar voetnoot177 in de stad Utrecht van tachtigduizend gulden.Ga naar voetnoot178 Toen werd de geldelijke waarde bepaald van alle land in het Nedersticht: bouwland, weiland, wildernis, veen waar de turf was gedolven en ongerept veen, bosschages, land van kerkelijke instellingen en land van leken alsmede land van de ridderschap, niemand uitgezonderd. Ieders erfrente werd op zijn waarde getaxeerd, [alsook ieders] broodgraan, rogge, gerst, haver, [ieders bezit aan] carolusguldens, goudguldens, hoorn[tje]sgulden.Ga naar voetnoot179 Alles wat men maar van zijn pachters jaarlijks beurde, werd getaxeerd op [zijn waarde in] goede oude schilden,Ga naar voetnoot180 elk naar rato van dat wat hij jaarlijks in bezit had en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]hij jaerlyx had en beurde. Ende van elken schilt moest men geven 20 stuyvers. Dat betaalden den pachter half ende den lantheer half. Ons convent bruykt self 71 mergen landt mit dat bosch, wyland ende zaaylant. Ende die ons naest gelant waren, gaven boven en beneden voor elken mergen 14 stuyvers. Facit 23 oude schilden en 28 stuyvers. Daar hebben wij voor betaalt 33 ryns gulden.
Anno 1532 worde die camer van de oude joffrou Fyse van Natewisch afgebroken. Dit heb ik uytgegeven voor Van der Aa zaliger. Aaten savons bij mijn heer Jan van der Aa ende syn suster Culenborg mit ons bightvader ende schonken tien kannen wyns. Elk joffer die hier niet en aten had een pint wyns. Gebeurt van Pallaes van 't oude getyboek van Van der A zaliger 2 rynse guldens 13 stuyvers 9 witges.
Anno 1533 op Sinte Simon en Sint Judasavond bestede vrou Henrica van Erp, abdisse, joffrou Mechtelt van Grue[ne]steyn, priorinne, joffer Heylwich van der Haer, juffrou Leon van Zulen ende van Hermelen, joffrou Alidt van Veen, de ou[d]ste van 't convent, juffrou Henrik van Solms, joffer Johanna van Hardenbroek, kelwaerster, ende voort alle die conventualen den niew dormiter. Ende was volmaakt ende mede die cellen beschoten op | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]ontving. Voor elk schild [getaxeerde waarde van 25 stuivers] moest men twintig stuivers betalen.Ga naar voetnoot181 De pachter en de landheer betaalden daar ieder de helft van. Ons klooster benut 71 morgenGa naar voetnoot182 land, bestaande uit bos, weiland, en zaailand. Zij die grond hadden dat aan onze landerijen grensde, gaven [afgerond] naar boven en beneden voor elke morgen 14 stuivers. [Op deze basis zouden wij] 23 oude schilden en 28 stuivers [hebben moeten betalen].Ga naar voetnoot183 Wij betaalden echter [wel] 33 rijnse guldens.Ga naar voetnoot184
In het jaar 1532 werd het onderkomen van de oude joffer Feyse van Natewisch afgebroken. Het volgende heb ik uitgegeven voor [joffer] Van der Aa zaliger. 's Avonds aten bij mij Jan van der AaGa naar voetnoot185 en zijn zuster Van CulemborgGa naar voetnoot186 met onze biechtvader. Er werden tien kannenGa naar voetnoot187 wijn geschonken. Elke joffer die niet mee at, kreeg een pintGa naar voetnoot188 wijn. Van Pallaes ontving ik voor het oude getijdenboek van joffer Van der Aa zaliger twee rijnse guldens, dertien stuivers en negen witten.Ga naar voetnoot189
In het jaar 1533, op de dag voor St. Simon en St. Judas [27 oktober] werd de bouw van het nieuwe dormitoriumGa naar voetnoot190 [in aanwezigheid van de volgende personen] aanbesteed: vrouwe Henrica van Erp, abdis; joffer Machteld van Groenestein, priorin; joffer Heilwig van der Haar; joffer Leon[illa] van Zuylen en van Harmelen; joffer Alida van Veen, de oudste [joffer] van het klooster; joffer Hendrik[a] van Solms, joffer Johanna van Hardenbroek, de econome [van ons klooster]Ga naar voetnoot191 en verder alle kloosterlingen.Ga naar voetnoot192 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]den eersten donredagh in de vasten des jaars 1536. Ende worde by diverse daer toe gegeven en verkocht:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling][Het werk] kwam gereed - waarbij ook alle cellen afgeschoten waren - op de eerste donderdag in de vastentijd van het jaar 1536 [5 maart].
[In de kosten] werd door diverse personen bijgedragen, terwijl ook acht morgens land in de Hoge BiezenGa naar voetnoot193 [daarvoor]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1536 liet joffrou Mechtelt van Grunesteyn priorinne, mit wagenscot 't cappittelhuys beschieten. Coste 42 gulden.
[In de marge: Maria van Ostenryk kompt voor gouvernant in de Nederlanden]
Int jaar Ons Heren 1539, doe quam vrouw Maria van Ostenryk ende van Borgondien hertog Philips zijn dochter, weduwe des konings van Hongaryen verslagen van den Turcq ende sy wert heymelijk uyt Hongaryen gebraght. Ende keyser Kaarel hoeren broeder beval hoer 't regiment van Brabant, Holland, Zeeland, Sticht van Utrecht ende Vrieslant. Dese edele coninginne quam binnen de stad van Utrecht des daags na Sinte Maria Magdalenendagh anno 1539 en word mit grooter eren ingebragt.
Die vijf godshusen waren al in hoer religien ende hadden kostelijke choorcappen aan, die grave van Hoogstrate, de heer van Pallant ende ander edelen alom costelyk. Ende so bragten sy die voorseyde coninginne in den dom, daer sy inne ging ende dede haer gebet voor dat weerdige Heylige Sacrament. Ende doe ging sy voort op dat biscopshoff ende bleef te Utrecht tot des manendaghs na Sint Pieter ad Vincula. Doe reed sy tot Amersfoort daar sy bleef tot 's morgens vroeg, dat sy reedt na Naerden. Die coninginne had veel heeren en jonkeren, edelluden en grote vrouwen by haer.
[In de marge: de hartog van Arschot sterft tot Amersfoort]
Ende die hartog van Aerschot word 's avons tot Amersfoort siek, doe die coninginne daer daar [sic!] inne quam, en hij sterft daar op den selfden dagh, dat die coninginne na Naerden reed. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1536Ga naar voetnoot207 liet joffer Machteld van Groenestein het kapittelhuis met wagenschotGa naar voetnoot208 bekleden. De kosten [bedroegen] 42 gulden.
[In de marge: Maria van Oostenrijk komt als landvoogdes naar de Nederlanden]
In het jaar onzes Heren 1539 kwam Vrouwe Maria van Oostenrijk en Bourgondië,Ga naar voetnoot209 de dochter van hertog Filips en de weduwe van de door de Turken verslagen koning van Hongarije naar Utrecht. Ze werd [in 1526] heimelijk Hongarije uitgebracht.Ga naar voetnoot210 Haar broer keizer Karel droeg haar het bestuur op van Brabant, Holland, Zeeland, het Sticht Utrecht en Friesland. Deze edele koningin deed haar intocht in de stad Utrecht op de dag na Sint Maria Magdalena [23 juli] 1539 en werd met groot eerbetoon ontvangen. De kanunnikenGa naar voetnoot211 gingen allemaal gekleed in hun formele gewaden en droegen kostbare koorkappen. De graaf van Hoogstraten,Ga naar voetnoot212 de heer van PallandGa naar voetnoot213 en de andere edelen waren gehuld in kostbare kledij. Zo brachten zij de genoemde koningin tot voor de Dom. Daar ging ze naar binnen en deed haar gebed voor het Verheven Heilige Sacrament [de heilige hostie]. Daarna ging zij verder naar het Bisschopshof. Ze bleef in Utrecht tot maandag na Ad Vincula Petri [7 augustus] Toen reed ze naar Amersfoort waar ze tot de [volgende] ochtend vroeg bleef, toen ze naar Naarden reed. De koningin was in gezelschap van veel heren, jonkers, edellieden en aanzienlijke dames.
[In de marge: de hertog van Aerschot sterft te Amersfoort]
In Amersfoort werd de hertog van Aerschot ziek toen de koningin de stad in kwam. En hij stierf daar op dezelfde dag dat de koningin naar Naarden reed.Ga naar voetnoot214 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Anno 1539 gaff Jan van Erp, mijn broeder, een casufel van root fluweel, daer hij toe had 9 el en een virendeel, de el voor f. 3 -13: f. 28 - 1 - 8. Costen dit casufel mit al, alve, amict, manipulen, stoolen ende boorden in alles f. 38 - 6 -.
't Selfde jaer doe werd Anna van Ryn, Dirx dochter Van Ryn, Mergariet van Merthen, Erst van Merthens syn dochter en Cathrina van Ostrum, Willem van Ostrum saliger zijn dochter, hier professyt des dags na Sinte Gertrudendagh.
Vrouw Henrica van Erp, vrou indertyt, lagh zeer krank dat men se niet beneden moght krijgen. Soo word die voorseyde vrou op 't choor gebraght ende si sat voer dat autaar ende die priorinne Mechtelt van Gruenesteyn die sat by haar ende die syde en las die professie jofferen al dat men dan in 't capittel hoert te seggen en te doen. Ende men deede mede die hoofdmisse op dat choor. Ende daer wort die vrou voorseyd weder gebraght doe men dat offertorium sang van de misse. En die vrou sat bij die leysmeyster Christoffel, die bieghtvader hier was, voor dat altaer so lange dat die drie joffrouwen voergenoempt hoore beloften hadden gedaan ende professyt waren. Ende doe wert die vrouwe weder op haar camer gebragt ende die drie professyedagen uyt synde, doe quam die priorinne mit die professy jofferen, ende al de jofferen van 't convent boven bij die vrouwe op haar camer en die vrouwe lag op haar bet. Ende daer knielden elx bisonder van die drie geprofesside joffrouwen voor de vrouwe haar bet ende daer loofden sy elk bysonder die vrouw gehoorsaamhyt. Ende doe ging elx weder in haar camer.
[In de marge: keyser Karel in Utrecht]
Int jaar Ons Heeren 1540 quam de keyser van Romen, Carolus genaampt, coning van Spangen, in die stad van Utrecht op Onser Live Vrouwenavont Assumptio, des avons ontrent aght uuren, mit groote triumphe. Ende hij had | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]In het jaar 1539 gaf mijn broer Jan van Erp [mij de stof voor] een kazuifel van rood fluweel, waarvoor hij negen en een kwart el schonk. De prijs daarvan was 3 gulden en 13 stuivers de el. Dat maakt 28 gulden, 10 schellingen en 8 penningen. Deze kazuifel kostte samen met de [bijbehorende] albe, amict, manipels, stola's en boorden in totaal 38 [gulden] en 6 [schellingen].
Op de dag na St. Gertrudis [19 maart] van hetzelfde jaar [1539] werden Anna van Rijn, dochter van Dirk van Rijn, Margriet van Meerten, dochter van Er[n]st van Meerten [sic!] en Catharina van Oostrum, dochter van Willem van Oostrum hier [in ons klooster] als proselietGa naar voetnoot215 aangenomen.
In die tijd was de toenmalige abdis, vrouwe Henrica van Erp, zo zwaar ziek, dat ze niet naar beneden gebracht kon worden. Daarom werd de genoemde vrouwe naar het koor gebracht en dan voor het altaar gezet. Naast haar zat priorin Machteld van Groenestein die de kloosterregelsGa naar voetnoot216 die gelden voor het doen en laten van de joffers in [de vergadering] voorlas. Ook werd er een hoogmis in het koor gevierd. De abdis werd daar ook heen gebracht toen men het offertoriumGa naar voetnoot217 zong. De abdis zat voor het altaar naast de leesmeesterGa naar voetnoot218 Christoffel, die hier biechtvader was, gedurende de tijd dat de drie genoemde joffers hun geloften uitspraken om als non toegelaten te kunnen worden. Daarna werd de abdis weer naar haar woning gebracht. Toen de drie dagen van de inwijdingsperiode voorbij waren, toen kwam de priorin met de nieuwe joffers en alle joffers van het klooster bij de abdis die boven in haar woning op bed lag. Daar knielde elk van de drie pas aangenomenen afzonderlijk voor het bed van de abdis om haar daar gehoorzaamheid te beloven. Daarop ging iedereen weer naar haar [eigen] kamer.
[In de marge: keizer Karel in Utrecht]
In het jaar Onzes Heren 1540 trok de keizer van Rome, Karel geheten (die ook koning van Spanje etc. was), op de dag voor Assumptio Mariae [14 augustus] in een grote triomfoptocht de stad Utrecht binnen.Ga naar voetnoot219 Hij had een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]bij hem een cardinaal, een legaet, een biscop en veel hartogen en graven ende edelmannen, die alom costelyk waren in gulden laken ende fluelen, [met] clynodien van gout ende gesteente, maar de keyserlyke mayestyt en had anders niet aan syn lijf als swart laken, so hy rouwe droeg over syn coninginne.
De ridderschap van de stad van Utrecht reden allegader den keyser tegemoet een groot stucx buten de stad. Ende hy quam die Tollesteegpoorte in. Ende al dat ridderschap had an swart van flueel ende elx een groten gouden keten om horen hals. Ende van Culenborgh die schout, geheyten den heer van Rynswout quam mit die borgermeysters van der stad, die keyser ook tegemoete buyten die poorte van der stad voorgenoempt. Ende de schoute viel den keyser drie maal te voete ende presenteerden hem synen roede. Die keyser gaf se hem weder ende doe vielen die borgermeysters hem te voete ende presenteerde hem de sleutelen van der stadt, die worden hem ook weder gegeven. Alle die edelen van der stad haelden die keyserlyke Majestyt mede in ende waren al in 't swart gecleet ende elx had een bernende toertse in zijn handt. Alle de borgeren waren ook in 't zwart gekleet ende hoer clederen en hosen doersneden op dat cruys, in hoere volle harnas, ende gingen de keyserlyke majestyt meer dan een halve myle tegemoet. Onsen eerweerdigen biscop G[e]orgius van Egmont, heer Jan van Egmont synen soon ende Jan van Boemel suffragaan tot Utrecht, den abt van St. Paulus, den abt van Oostbroek waren in haar goude choorcappen, ende vilen de keyserlyke mayestyt te voete ende ontfingen hem voor de Tollesteegpoorte ende doe quam die domdeken mit al die canoniken van den godshusen in costelyken choorcappen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]kardinaal bij zich en een [pauselijke] legaat, een bisschop en een groot getal hertogen en graven en [andere] edellieden die allen kostbaar waren uitgedost in goudlaken en fluweel en die sieraden van goud en edelstenen droegen.Ga naar voetnoot220 De keizer zelf droeg echter slechts zwart laken omdat hij in de rouw was vanwege [het overlijden van] zijn koningin.Ga naar voetnoot221 De leden van de ridderschap van de stad Utrecht reden met elkaar de keizer tegemoet tot ver buiten de stad. De keizer kwam door de Tolsteegpoort de stad binnen. De leden van de ridderschap droegen zwartfluwelen kleren en hadden een gouden ketting om hun hals. De schout [Johan] van Culemborg, heer van Renswoude genaamd, kwam met de burgemeesters van de stad eveneens de keizer tegemoet buiten de genoemde stadspoort. Driemaal wierp de schout zich aan des keizers voeten. Hij bood hem zijn [ambts]roede [van justitie]Ga naar voetnoot222 aan die de keizer hem weer teruggaf. Toen vielen [ook] de burgemeesters voor hem op de knieën en boden hem de sleutels van de stad aan.Ga naar voetnoot223 Ook die werden door hem terug gegeven. De in het zwart geklede edelen der stad haalden de Keizerlijke Majesteit in, ieder van hen met een brandende toorts in de hand. Ook alle burgers waren in het zwart gehuld, met van splitten voorziene broeken en kleren waarop het [Bourgondische] kruisGa naar voetnoot224 [was aangebracht] en in volle wapenrusting.Ga naar voetnoot225 Zij gingen de Keizerlijke Majesteit meer dan een halve mijl tegemoet. Onze eerwaardige bisschop George van EgmondGa naar voetnoot226 en zijn zoon heer Jan van Egmond en Jan van Bommel,Ga naar voetnoot227 suffragaanGa naar voetnoot228 te Utrecht, de abt van de St. Paulusabdij en de abt van Oostbroek droegen hun gouden koormantels en ontvingen de Keizerlijke Majesteit buiten de TolsteegpoortGa naar voetnoot229 en vielen hem te voet. Toen kwam de deken van de Domkerk met alle kanunniken van de [vijf] godshuizen in kostbare koormantels gehuld.Ga naar voetnoot230 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Ende doe hij een stuck in de stad gereden was, doe deede heer Johan van Voerst, domdeken, een schone oratie voor de keyserlyke mayestyt die lang geduerde. Voor de keyserlyke mayestyt reed een groot heer in gulden laken, mit een costelyk zweert in de hant. Ende de keyserlyke mayestyt reed al die gragt langs door de Lijnmarkt ende voert voer den dom. Daer ging hij van den peerde in den dom. Ende hij lag 't huys op St. Janskerkhof in des domdekens huys. Ende die coninginne, des keysers suster, lag ook op St. Janskerkhof in 't huys van den proost van Culenborgh, geheten heer Marcus van Wees. Ende alle die heeren en alle den volk dat de keyserlyke mayestyt mede gebraght had, lag in der stad van Utrecht in der goeden luden ende borgers husen.
De stad van Utrecht had groote cost gedaen tegens de incomste van de keyserlyke Mayesteyt. Alle de straaten waren behangen mit groen loff ende voor alle husen daer hy verby reed, stonden al toortsen ende branden. Ende op die Noey stont een vrou seer hoog vander aarde ende was gemaackt dat sy hoer handen toe kost doen ende hiet de keyserlyke mayesteyt wellecom. Op de Noey was een gulde poort gemaackt daar de keyserlyke mayestyt door reed.
[In de marge: de keyser spysigt bij den heer van Bredro te Vianen]
Ende des donredags na Assumptio Maria reedt die keyserlyke Mayestyt wederomme uyt de stadt na Vianen ende hij at des middags bij den heer van Brederode ende na de middag reed hij na Gorcum ende soo voort na 's Har- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Toen hij een stuk de stad ingereden was, hield heer Johan van Voorst,Ga naar voetnoot231 de deken van de Dom, een mooie maar lange redevoering voor Zijne Keizerlijke Majesteit. Voor Zijne Majesteit uit reed een groot heer gehuld in goudlakense kleren met een kostbaar zwaard in zijn hand. Zijne Keizerlijke Majesteit reed de [Oude]gracht langs, de Lijnmarkt over tot voor de Dom. Daar steeg hij van zijn paard en ging de Dom binnen.Ga naar voetnoot232 Hij logeerde in het huis van de Domdeken op het St. Janskerkhof.Ga naar voetnoot233 Ook de zuster van de keizer, de koningin (van Hongarije, de landvoogdes Maria) verbleef op het St. Janskerkhof in het huis van de proost van Culemborg, heer Marcus van Wees. Alle heren en al het volk die de Keizerlijke Majesteit had meegebracht waren ingekwartierd bij de inwoners en burgers van de stad Utrecht.Ga naar voetnoot234 De stad Utrecht had veel geld gestoken in de intocht van de Keizerlijke Majesteit. Alle straten waren met groen loof versierd en voor alle huizen waar hij voorbij reed, stonden fakkels te branden. Op de Neude stond heel hoog boven de grond een beeld van een vrouw dat de handen bij elkaar kon brengen om de Keizer welkom te heten.Ga naar voetnoot235 Op de Neude was ook een gouden poort gemaakt waar de Keizerlijke Majesteit onderdoor reed.Ga naar voetnoot236
[In de marge: de keizer eet bij de Heer van Brederode te Vianen]
Donderdag na Assumptio Mariae [22 augustus] reed Zijne Keizerlijke Majesteit weer de stad uit naar Vianen. 's Middags at hij bij de Heer van Brederode.Ga naar voetnoot237 's Middags reed hij naar Gorcum en vandaar verder naar 's-Herto- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]togenbosse ende daer bleef syn genade eenen dagh, ende doe weder na[e]r Brussel.
Int selfde jaar gaven wij biscop Georgius, den heer van Egmont statholder van Hollant syn soen, biscop t' Utrecht, tot precaregelt eenen gouden penning van negen carolusgulden. Ende die gaf heer Melis van Nievelt, domheer t'Utrecht ende proost van Leyden, onsen genadigen heer van Egmont. Ende gaf zijn genade te kennen onsen staet, also dat syn genade mitten selven penning mit syn prekaregelt tevreden was mit ons.
Int selfde jaar 1540 liet joffer Leon van Zulen van Hermelen de vischreventer beschieten, liet die raempten mit dat iserwerk int convent maken ende liet joffer Leon bidden heer Georgius van Egmont, biscop. Die gaf vier glasen in dat raempt naast die schoorsteen. Graaf Floris van Buuren gaf de glasen van 't ander raempt ende den jongen graaf van Bueren 4 glasen in dat darde raempt ende graaf Willem van Rennenborgh, heer tot Zulen, gaf 4 glasen int vierde raempt. Maarten van Rossum. Silvester van Parijs vóór 1542, Rijksmuseum Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]genbosch. Daar bleef Zijne Genade een dag om vandaar weer naar Brussel terug te keren.
In hetzelfde jaar gaven wij aan bisschop George, heer van Egmond, de zoon van de stadhouder van Holland,Ga naar voetnoot238 als bedegeld een gouden penning ter waarde van negen carolusguldens. Heer Melis van [Zuylen van] Nyevelt, Domheer te Utrecht en proost [van de Pieterskerk te] LeidenGa naar voetnoot239 overhandigde deze aan onze Genadige Heer van Egmond. Hij deed Zijne Genade verslag over onze toestand en wel zo dat Zijne Genade met de genoemde penning als ons bedegeld tevreden was.
In hetzelfde jaar 1540 liet joffer Leon[illa] van Zuylen van Harmelen de visrefterGa naar voetnoot240 [eetzaal] betimmeren. Zij liet de [kruis]ramen met het [bijbehorende] ijzerwerk in het klooster aanbrengen. Joffer Leon[illa] liet aan de bisschop, heer George van Egmond vragen [om een bijdrage]. Deze schonk vier glazen voor het raam naast de schoorsteen. Graaf Floris van Buren schonk de glazen voor het andere raam.Ga naar voetnoot241 De jonge graaf van BurenGa naar voetnoot242 schonk vier glazen voor het derde raam.Ga naar voetnoot243 Graaf Willem van Rennenberg,Ga naar voetnoot244 de heer van Zuylen, schonk de vier glazen voor het vierde raam. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie][In de marge: tocht van Marten van Rossem in Brabant]
Int jaer Ons Heeren 1542 doe vergaderde Marten van Rossem ende Adriaen van Bilant, heer van Wel, ende meer jonkeren veel peerden en knegten. Ende op Ons Vrouwendagh Visitatio des jaers voorseyd so rysden Marten van Rossum voorseyd mit al die jonkeren ende knegten door de Kempen in Brabant voor Antwerpen, doende groote schade, want nimant had syn goet weghgebroght, want men syde dat in seshondert jaar, ruyter noch knegten voor Antwerpen hadde geweest om die stad ofte dat lant schade te doen. Maar daar worden kloosters noch kerken gespaert om die stad ende in dat keysers lant, maar verbrant ende vernielt. Ook mede veel kostelijke husen ende dorpen in 't lant.
[In de marge: de kry[g]sknegten [o]vertreden het gebod dat se Goddelijke eer bewyse]
Die Borgonyese vergaderde ook ruter en knegten daar sy mede togen naer Vrankryk ende voort int lant van Gulik ontrent voor Alrehyligen ende namen daar veel steden in alse Hensberg, Sittert. Ende meer andere sloten,Ga naar voetnoot9 huysen, cloesteren ende kerken worden vernielt ende ornamenten verdorven ende worpen (God vergeve het haar) dat Hylige Sacrament ende Hyligen Oly onder de voeten. Ende al dat land word 't eenemael verdorven. Die heer van Corny, nu geheten de grave van Hoogstraten, bleef in Hensberg ende den hartog van Aerschot bleef ook in 't lant van Gulik.
[In de marge: de Gelderse slaan de borgonyers]
Cor[t]s daarna quamen de Gelderse leggen voor Hensberg ende doe sy een wyle tyts daer voor hadden gelegen, quamen de Borgondische en speysde Hensberg op Paeschavond 1543. Ende de Gelderse knegten omsingelde de Borgonyese en sloegen den andere dat er veel volks ten wedersyde dood bleef. Ende de Gelderse behielden het velt, agterlatende de Borgonyers al haar bussen. Ende bleven veel goede luden aen byde syden dood en gevangen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling][In de marge: tocht van Marten van Rossum in Brabant]
In het jaar Onzes Heren 1542 brachten Maarten van Rossum en Adriaan van Byland, Heer van Well, samen met andere edelen een groot getal paarden en soldaten bijeen. Op Visitatio Mariae [2 juli] van het genoemde jaar trokken de genoemde Maarten van Rossum en alle edelen en soldaten door de Brabantse Kempen op naar Antwerpen. Zij richtten zo doende grote schade aan, want niemand had zijn bezittingen in veiligheid gebracht omdat naar men zei nog in geen zeshonderd jaar bereden troepen of voetvolk voor Antwerpen waren verschenen om de stad of het omliggende land schade te berokkenen. [Nu] werden echter in het gebied des keizers buiten de stad, kloosters noch kerken gespaard. Men stak ze in brand en vernielde ze, evenals veel kostbare kastelen en dorpen.
[In de marge: de soldaten overtreden het gebod om respect voor de eredienst [en sacramenten] te tonen]
De Bourgondiërs brachten [op hun beurt] ook ruiters en voetvolk bijeen om naar Frankrijk op te trekken en vandaar tegen Allerheiligen [1 november] naar het Land van Gulik. Zij namen veel steden in zoals Heinsberg en Sittard en daar bleef het niet bij. Kostbare sloten en kastelen, kloosters en kerken werden vernield en de ornamenten [van en in die gebouwen] kapot gemaakt. Men vertrapte - God vergeef het hun - het Heilige Sacrament en het Heilige Oliesel onder de voeten en het gehele gebied werd totaal geruïneerd. De Heer van Escornaix, die nu graaf van HoogstratenGa naar voetnoot245 heet, bleef in Heinsberg. De hertog van AerschotGa naar voetnoot246 bleef ook in het Land van Gulik.
[In de marge: de Geldersen verslaan de bourgondiërs]
Kort daarna begonnen de Geldersen het beleg van Heinsberg. Nadat deze belegering een zekere tijd had geduurd, kwamen de Bourgondiërs en brachten op de dag voor Pasen 1543 [3 april] leeftocht naar Heinsberg. De Gelderse troepen omsingelden de Bourgondiërs en een veldslag vond plaats waarbij aan beide zijden veel doden vielen. De Geldersen behielden de overhand en de Bourgondiërs lieten al hun vuurwapens achter. Veel goede lieden werden aan beide kanten gedood of gevangen genomen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Ende die Gelderse lagen wederom voor Hensberg. Ende quamen die Borgondise mit maght ende speysde Hensberg weder, maar de Gelderse namen de vlught ende lieten haare bussen, al dat sy daer hadden leggen. Dat behielden de Borgondische, maar daar en werden niet veel gevangen noch dood geslagen aan byde syden, God danck. Ende dit geschiede op de 11 Duysent Martelaersavont anno 1543.
[In de marge: Marten van Rossem voor Amersfoort]
Op den avond van Translatio Martini anno 1543 quam Marten van Rossen [sic!] voor Amersfoort groote schade doende in de dorpen van Leusden, Soest ende andere dorpen ende haalde al dat men eeten mocht van Amersfoort, tot De Bilt toe, maar sy en barnden niet noch en vingen geen mans, maar haalden koeyen, kalveren, schapen, verken, wat men eten mocht. Cleer en huysraat namen sy al, verdinge ende gheweersaet holpen niet.
Saterdags voor Ons Vrouwen Visitatio anno 1543 reisden die vendel die in Amersfoort lag tot Nyenkerk ende wouden dat uytslaen ende vangen die mans, maar de Nykerkers weerden hem also, datter niet veel knegten w[e]erom en quamen, maer al gevangen of dood. Ende dat vernamen de Gelderse dat Amersfoort alle hoer knegten quyt waren ende quamen op Sunte MartynsdaghGa naar voetnoot10 voor Amersfoort, alse voors[chreven] staet, ende spolyeerden dat convent van de Birckt, jaagden al die heeren uyt, nemende dat daer was. Ende doe die knegten al uyt Amersfoort waren, quamen alle dagen de borgers kinders van Amersfoort mit manden en croywagens ende namen al dat daer in 't convent ende op 't hoff gebleven was ende die leyen die op de kerk ende op dat clooster waren braken sy af, ende al dat loot, ankeren, iserwerk, houtwerk ende al dat daer was. Dat clooster te Soest, die Brigitten, spolyeerden die knegten ook. Ende daar waren noch twee of drie joffrouwen in 't convent gebleven: daer gingen die knegten qualick mede om etc. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]De Geldersen hervatten [daarna] hun beleg van Heinsberg, waarop de Bourgondiërs met [over]macht [terug]kwamen en Heinsberg weer van leeftocht voorzagen. De Geldersen namen [toen] echter de vlucht en lieten hun vuurwapens,Ga naar voetnoot247 alles dat ze daar bij zich hadden, achter voor de Bourgondiërs. Veel doden vielen er echter [die keer] God dank aan beide kanten niet en veel gevangenen werden er niet gemaakt. Dit gebeurde op de dag van de 11.000 maagden [van St. Ursula, 21 oktober] 1543.
[In de marge: Marten van Rossum voor Amersfoort]
Op de dag voor Translatio Martini [3 juli] 1543 kwam Maarten van Rossum aan bij Amersfoort en richtte grote schade aan in Leusden, Soest en andere dorpen. Alles wat de Geldersen maar aan voedsel konden krijgen, haalden ze weg uit Amersfoort [en omstreken] tot De Bilt aan toe. Ze stichtten echter geen brand en namen geen mannen gevangen, maar haalden wel koeien op en kalveren en schapen en varkens, alles dat maar eetbaar was. Kleren en huisraad namen ze ook allemaal mee. Het betalen van oorlogsschatting of het bieden van verzet baatte niet. Zaterdag voor Visitatio Mariae 1543 [27 juni] trok een vendel soldaten dat in Amersfoort gelegerd was naar Nijkerk met de bedoeling dat te plunderen en de mannen gevangen te nemen. Die van Nijkerk weerden zich echter zo [kranig] dat maar weinig [Gelderse] krijgslieden terug keerden, omdat de meeste gedood waren of gevangen. De Geldersen vernamen dat zij al hun soldaten in Amersfoort kwijt waren [geraakt]. Op St. Martini Translatio [4 juli] kwamen ze voor Amersfoort zoals hiervoor bericht werd. Ze plunderden het klooster De BirktGa naar voetnoot248 en ze verjoegen alle herenGa naar voetnoot249 eruit met medeneming van alles wat er in het klooster was. Toen de soldaten uit Amersfoort waren vertrokken, kwamen de kinderen van de Amersfoortse burgers alle dagen met manden en kruiwagens om alles dat nog over was in het klooster en in het [klooster]hof mee te nemen. Zij sloopten de leien van het dak van de kerk en van het klooster alsmede al het lood, de [muur]ankers, het ijzer- en houtwerk: kortom alles wat daar [te vinden] was. Het brigittenkloosterGa naar voetnoot250 in Soest plunderden de soldaten ook en de twee of drie joffers die in het klooster waren achtergebleven behandelden zij heel slecht, etc.Ga naar voetnoot251 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie][In de marge: hy wint Amersfoort]
Op de octave van Visitationis Maria anno 1543 kreeg Marten van Rossem Amersfoort in. Aen de eene poort ende eynde van de stad stormde hij ende aen de and[e]re poort worden hij mit zijn knegten ingelaten. Ende de borgers moesten hoer lyf en goet koopen tegens Marten van Rossum ende men syde dat sy lxxx duysent caroligulden moesten geven ende dat gelt moesten die borgers van stonden aan opbrengen. Ende datGa naar voetnoot11 dat rede gelt niet en hadde, die brochten Marten van Rossum haar zilverwerk, ringen, ketenen ende gordelen. Dat worde gewaardeert aan gelt ende daer worde syn ruteren ende knegten mede geloont ende hoer soldij mede betaalt.
[In de marge: Marten van Rossem verlaat Amersfoort doch laat er van zijn volk in. Hij trekt na de Myery van Den Bos daar [hy] lelijk huys hout]
Ende Marten van Rossem toogh mit al die jonkeren ende edelen, ruyteren en knegten wederom van Amersfoort ende hij liet Vyt van Minster ende Mynard van Heem binnen Amersfoert blijven. Ende was ontrent Maria Magdalene int jaar 1543. Ende sy togen voort in Brabant in de Meyery van Den Bosse, deeden groote schade ende brande dat schoone dorp van Vught af, maer Arent van Heym behielt syn huys. Sy namen eenen heer van de ca[r]thuysers den kelk uyt de hand, daar hy stont aan den altaar ende Onse Godt had gebuert. Men magh wel denken, hoe sy 't voort in dat convent ende mit die heeren hebben gemaackt. Sy namen Eyndhoven in, vingen al de mans ende spolyeerden dat stedeken datter niet in en bleef ende namen veel mans te gysel, verdervende voorts alle klyne slootkens ende huesen die sy al spolyeerden ende togen doe wederomme na Remunt.
[In de marge: Bred[e]rode neempt Nykerk dat hy plondert]
In den jaare 1543Ga naar voetnoot12 doe toegh den heer van Bred[e]rode mit seve vaandelen knegten in Nyenkerken ende namen al dat sy daer vonden, maar daer waren geen mans gebleven ende sy namen veel vrouwen mede tho gysel. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling][In de marge: hij neemt Amersfoort in]
Op de octaaf van Visitatio Mariae 1543[9 juli] veroverde Maarten van Rossum Amersfoort. Hij bestormde de stadspoort aan de ene kant met zijn troepen. Bij de andere poort liet men hem en zijn soldaten de stad in. De burgers konden hun leven en bezit voor geld behouden. Men zei dat ze 80.000 carolusguldens moesten geven, meteen te voldoen. Wie geen geld klaar had liggen bracht zijn zilverwerk, ringen, kettingen en gordels naar Maarten van Rossum en liet ze op hun geldswaarde taxeren. Met dit geld werden diens ruiters en voetvolk betaald.Ga naar voetnoot252
[In de marge: Maarten van Rossum verlaat Amersfoort doch laat er een bezetting achter. Hij trekt naar de Meierij van Den Bosch waar [hij] kwalijk huis houdt]
[Daarna] trok Maarten van Rossum met zijn jonkers en edelen en ruiters en soldaten weer uit Amersfoort weg. Hij liet Vyt van Minster en Mynard van Heem in Amersfoort achter. Dat was omstreeks St. Maria Magdalenadag [22 juli] 1543. Ze trokken verder naar Brabant, naar de Meierij van Den Bosch en richtten daar grote schade aan en staken het mooie dorp Vught in de brand, hoewel het huis van Arent van Heym behouden bleef. Men pakte een kartuizer heer bij het altaar de door hem opgeheven kelk met [het bloed van] Onze God uit de hand. Men kan wel raden wat zij in het klooster en met de monniken hebben gedaan. Ze namen Eindhoven in en namen alle mannen gevangen en plunderden dat stadje zo dat er weinig overbleef. Ze maakten veel mannelijke gijzelaars en ruïneerden alle kleine vestinkjes en behuizingen: alles werd geplunderd. Daarop trokken zij naar Roermond.
[In de marge: Brederode neemt Nijkerk dat hij plundert]
Vrijdag na Assumptio Mariae 1543 [20 augustus] trok de Heer van BrederodeGa naar voetnoot253 met zijn vendels soldaten naar Nijkerk en ze namen al wat ze daar vonden. Er werden geen mannen aangetroffen. Men nam veel vrouwen als gijzelaar mee. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Willem van Kleef door Heinrich Aldegreber.
[In de marge: De keyser gewinede Dueren en Remunt geeft sig over]
Voor OnsenGa naar voetnoot13 Vrouwendagh Nativitas quam de keyserlyke mayestyt int land van Gulik mit groot swaar volck te paart ende te voet ende won de stadt Duuren mit stormender hand. Daar bleef veel volk dood ende de stad wert gemoortbrant. De keyserlyke mayestyt rysden na Remunt maer die overste van de stadt gingen hem te gemoet mit de sleutelen der stadt, die stadt van Remunt gevende in syn handen, in die stadGa naar voetnoot14 komende op Sint Gillisdagh anno 1543 mit de Prins van Orange ende keyserstaet. Ende al die ruters ende knegten bleven butenGa naar voetnoot15 leggen.
[In de marge: vrede wert gemaakt tussen den keyser en den hartog van Gelre] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling][In de marge: De keizer krijgt Düren en Roermond geeft zich over]
Tegen Nativitas Mariae [8 september] arriveerde de Keizerlijke Majesteit in het land van Gulik met een grote troepenmacht van ruiters en voetvolk en nam stormenderhand de stad Düren. Er vielen veel doden en in de stad werd gemoord en brand gesticht. Zijne Keizerlijke Majesteit reisde [daarop] naar Roermond maar de autoriteiten van de stad gingen hem tegemoet met de sleutels van de stad om hem [op die manier] de stad Roermond in handen te geven. Op St. Gillisdag [1 september] 1543 kwam hij Roermond binnen, samen met de Prins van Oranje,Ga naar voetnoot254 met zijn keizerlijke hofhouding. De ruiters en soldaten bleven buiten Roermond liggen.
[In de marge: er wordt vrede gesloten tussen de keizer en de hertog van Gelre] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Vandaer toegen de keyserlyke mayesteyt voor Venlo met zijn volk ende gescutte ende daer quam de hartog van CleveGa naar voetnoot16 viel die keyserlyke mayesteyt te voete ende bat syns lyfs genade, gevende het landt van Gelre in des keysers handen. Ende doe worden sy te samen eens so dat gesoent ende gevreed was mitter keyser ende den hartoge van Cleef, behoudende den keyser 't vorstendom Gelre en den hartoghe van Cleve syn eygen land van Cleve.
[In de marge: den Keyser tot hartog van Gelder gehult]
Op Onser Vrouwendagh Nativitas quam den keyser met al syn staet in Venlo ende rysden van daer mit ruyteren en knechten naar Vrankryk. Ende den prince van Orange rysde tot Nimegen, daer hij gehult werde van 's keysers wegen ende rysde voort tot Arnhem, Zutphen, Thiel, Bommel, Wageningen, al die steden in 't land van Gelre voert innemende.
Burmanya quam syn knegten in 't Sticht leggenGa naar voetnoot17 in Westbroek en alle de dorpen langs en voort tot Abcoude.
[In de marge: vrouwenclooster lyd weder last van de soldaten]
Ende op Sinte Vyctorsavont anno 1543 quam jonker van Raesvelt tot Oostbroek mit een veendel [sic!] knegten. Daer wasser wel vijftig. Ende hier een groot deel aen De Bilt ende Zyst lagh al vol. Ende dags na VictorsdaghGa naar voetnoot18 brocht Burmanya 10 vendelen knegten om Utrecht. Ende hier op ons hof wasser so veel, dat ons priestershuys, backhuys, ny camer, bouhuys, voerkoekens, knegs reventer ende bovengastcamer al vol lagh. Ende lagen hier vijf dagen en aten ons vier ossen off een vat boters, 33 vaten bier, vier vette schapen. Ende sy namen ons een jonk vet beest uyt de wyde, ende een vet verken uyt dat schot. Dat brogten sy voor de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Van daar trok Zijne Keizerlijke Majesteit naar Venlo met zijn troepen en geschut. Daar kwam de hertog van KleefGa naar voetnoot255 bij de keizer op de donderdag na St. Gillisdag [6 september] en hij viel voor de Keizerlijke Majesteit op zijn knieën en vroeg om genade en lijfsbehoud onder overgave van het land van Gelre in handen van de keizer. Toen werden ze het samen eens en sloten vrede. Bij dit vredesverdrag tussen keizer en hertog behield de hertog zijn eigen land Kleef en kreeg de keizer het vorstendom Gelre.
[In de marge: de keizer ingehuldigd als hertog van Gelre]
Op de Geboortedag van Onze Lieve Vrouw [8 septemberGa naar voetnoot256] arriveerde de keizer met zijn hofhouding in Venlo en reisde vandaar met zijn ruiters en voetvolk naar Frankrijk. De prins van Oranje reisde naar Nijmegen waar hij als keizerlijk stadhouder [in Gelre] ingehuldigd zou worden. Van daar ging hij naar Arnhem, Zutphen, Tiel, Zaltbommel, Wageningen en nam verder alle steden van Gelderland [voor de keizer] in bezit.
[In hetzelfde jaar 1543] legerde Van BurmaniaGa naar voetnoot257 zijn soldaten in het Sticht, naar verluidt acht vendels.Ga naar voetnoot258 Ze waren in Westbroek gelegerd en andere dorpen tot Abcoude aan toe.
[In de marge: vrouwenklooster ondervindt weer last van de soldaten]
Op de dag voor St. Victor van het jaar 1543 [in het Sticht 13 mei] kwam jonker Van RaesfeltGa naar voetnoot259 te Oostbroek met een vendel soldaten. Het waren er wel 50. Een groot deel [werd gelegerd] in De Bilt want Zeist lag al vol. De dag na St. Victor trokken ze naar Vleuten. In hetzelfde jaar, acht of tien dagen na St. Victor, legde Raesfelt [een cordon van] tien vendels om Utrecht. Op ons kloosterterrein waren zoveel [krijgslieden] dat ons priesterhuis, onze bakkerij, ons nieuwe gebouw,Ga naar voetnoot260 onze [landbouw]schuur, onze bijkeukens, de gemeenschappelijke eetzaal voor de knechten en de logeerkamers boven allemaal vol waren. Ze verbleven hier vijf dagen en nuttigden onze vier ossen, alsmede een vat boter en 33 vaten bier en vier vette schapen. Ze haalden ook een jong, vet beest uit onze wei en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Wittevrouwenpoort. Sy verbrande onse torf en brant ende sloegen de leste nacht byde ons cloosterdeuren op ende quamen mit blanke messen loepen in 't clooster en riepen al: sla dood, sla dood. Ende joffrou Bueren had vijf blanke messen boven haar hooft. Alle onse joffrouw lagen op den dormi[t]er en sliepen ende waren so vervaart dat men sorgden dat sy beroert soude worden. Ende 's morgens woude alle die jofferen uytgaen in 't staeten. Doe liepen sy te Oostbroek daer sy twee dagen bleven leggen, ende deden daer mede veel qua[e]ts. Burmanya lag binnen Utrecht ende liet dat landt jammerlijk verderven. Ende doe quam in de stadt gelt en laken, worde betaalt en verliepen doe allegaar.
[In de marge: de graaf van Rennenborg sterft op 't Huys te Zuylen]
Anno 1545 sterf Willam grave van Rennenberg op 't huys tot Zulen, den 11 julij. Hij wort gebalsempt. Zijn hert begraven tot Zulen in de capel, zijn ingewant te Westbroek ende 't lichaam tot Oostbroek begraven op den 23 july voornoempt. Ik ging mit ons jofferen staen voor onse poort aan de Steenwegh ende waghte mit ons capellaan die 't casufel aan had, mit een wyquast in zijn hand. Ende twe[e] van ons jongste jofferen droegen 't cruys en wirookvat. Ende wij gingen buyten de Vrenckpoort ende bleven staan bij de wagenwech daar men na Oostbroek vaert, so lang dat al de wagens verby waren. Doe gingen wij wederom.
[In de marge: de coninginne Maria gouvernante te Utrecht]
In den jaare 1545, Conceptio Maria, quam Vrouw Maria, coninginne van Hongarye, 't Utrecht mit haren staat. Ende daer quamen ook veel heeren als coningen, biscoppen, abten, hertogen, graven, heeren van de orden, die Raam en graf van Rennenberg.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]een vet varken uit het kot en brachten dat naar de [troepen bij de] Wittevrouwenpoort. Ze stookten onze turf en ons brandhout op en ze beukten de laatste nacht de twee toegangsdeuren van ons klooster open en kwamen met het blanke mes het klooster binnen en riepen met elkaar ‘Sla dood, sla dood’. Vijf messen werden boven het hoofd van joffer Van Buren gehouden. Al onze joffers waren [in hun cellen] in het dormitorium en [hielden zich], bang [als ze waren], slapend. Ik was bezorgd dat ze van angst ziek zouden worden. In de morgen wilden alle joffers in staatsie vertrekken.Ga naar voetnoot261 Toen trokken [de soldaten] naar Oostbroek om daar twee dagen te blijven en eveneens veel ellende aan te richten. Burmania [zelf] vertoefde in Utrecht en liet het gebied [rondom de stad] jammerlijk te gronde gaan. Toen arriveerden er in de stad echter geld en wollen stof waarmee [de benden] betaald werden om vervolgens weg te trekken.
[In de marge: de graaf van Rennenberg sterft op 't Huis te Zuylen]
Op de 11de juli van het jaar 1545 stierf graaf Willem van Rennenberg op zijn kasteel te Zuylen. Hij werd gebalsemd. Zijn hart werd begraven in de slotkapel van Zuylen, zijn ingewanden te Westbroek en zijn lichaam te Oostbroek op de 23ste van de genoemde maand juli. Ik stelde me met mijn joffers op voor onze kloosterpoort aan de Steenweg. Daar wachtte ik [op de stoet] met onze kapelaan die zijn kazuifel aan had en een wijwaterkwast in zijn hand. Twee van onze jongste joffers droegen het Kruis en de wierook. We liepen het klooster via de Vrenckpoort uit en posteerden ons bij de wagenweg waarlangs men naar Oostbroek rijdt totdat alle wagens voorbijgekomen waren. Toen gingen wij terug.Ga naar voetnoot262
[In de marge: landvoogdes koningin Maria te Utrecht]
Op Conceptio Mariae [8 december] van het jaar 1545 kwam vrouwe Maria, de koningin van Hongarije, naar Utrecht met haar gevolg. Daar kwamen toen ook veel aanzienlijken naar toe: bisschoppen, abten, hertogen, graven, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]vrouwe van den Bergen, de vrouwe van Arenberghe mit hoer dochteren ende mit hoer soonen. Ende hier quamen ook 't Utrecht veel ambassaden. Ende de coninginne rysden tegens Corsavont in dat convent te Re[n]ckum en daer bleef sy dat hoogtyt leggen ende hielt hoer hoogtyt daer. Ende doe quam sy weder hier. Ende sy reed hier dick voer ons convent mit haare edelen en jofferen uyt vliegen mit die vogelen.
[In de marge: de keysers intreck binnen Utrecht]
Die keyserlyke mayestyt quam des [daghs] voor niuwjaersavont anno 1545 hier over De Bilt rijden verby 't convent ontrent 's avonts te vier uuren mit veel heeren en edelen. Ende syn bagagie begoste te comen des smorgens ten acht uuren ende dat duurden tot den avond toe. Men syde, datter meer dan tweehondert muylen mit bagagie inquamen mit veel peerden en wagens. Ende onsen biscop quam hier in 't clooster ende wachte die keyserlyke mayestyt maar hij was hier geen half uur. Ende de overste van de stadt wachten de keyser tussen de Wittevrouwenpoort ende de Gildpoorte mit veele toer[t]sen. Ende daer hielt men lang spraek ende daar waren utermaten veel borgers ende vreemde l[u]yden uyt alle steden.
[In de marge: en loge[e]rt met zijn suster in het Duytsen Huys]
Ende doe brochten die borgers den keyser ten Duytse Huys in 't clooster ende daer was die coninginne hoer logys ook.
Des saterdags na niwejaar 1546 begost den keyser syn staet te setten, die hier 't begost ten twee uuren na de middagh ende duurden tot ses a seven uuren. Die biscop van Utrecht Georgius van Egmont, den abt van St. Paulus, den abt van Oostbroek, genaempt Heer Jacob van Baern, die quamen voor den Duytsen Huyse daer den keyser lagh ende hadden zeer kostelijke choorcappen aen. Ende al die biscoppen en abten van buten gecomen volgde na en veel hartogen, graven, ridderen ende edelen mede al na. Die biscop van Utrecht die abt van Sinte Paulus ende Oostbroek gingen alleen in 't keyser hoff. Die keyser stont op den portaal voor de zale ende die biscop ende die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]heren van [klooster]orden, de vrouwe Van den Bergh,Ga naar voetnoot263 de vrouwe van HoogstratenGa naar voetnoot264 met haar dochters en haar zonen. Ook kwamen hier in Utrecht veel gezantschappen. Op de dag voor Kerstmis reisde de koningin naar het klooster te RenkumGa naar voetnoot265 om daar de hoge kerkelijke feestdag te vieren en vervolgens weer hier terug te keren. Vaak reed ze voorbij ons klooster met haar edelen en joffers om op valkenjacht te gaan.
[In de marge: de keizer trekt Utrecht binnen]
Zijne Keizerlijke Majesteit kwam op de dag voor Nieuwjaar 1546 's middags om vier uur hier door De Bilt ons klooster voorbij rijden met een groot getal aanzienlijken en edelen. Die morgen om acht uur was zijn bagage begonnen voorbij te komen; dat duurde tot in de avond. Naar men zei telde men meer dan 200 muilezels met bagage [die de stad] in [kwamen] evenals veel wagens en paarden. Onze bisschop kwam hier in het klooster om de komst van Zijne Keizerlijke Majesteit af te wachten, maar hij bleef nog geen half uur. De autoriteiten van de stad wachtten de keizer tussen de Wittevrouwenpoort en de Gildpoort met veel toortsen op. Daar werd hij lang toegesproken, terwijl een zeer grote menigte burgers en lieden uit allerlei steden [toehoorde].
[In de marge: en logeert met zijn zuster in het Duitse Huis]
Toen brachten de burgers de keizer naar het klooster ‘Het Duitse Huis’.Ga naar voetnoot266 Daar had de koningin [van Hongarije] ook haar onderkomen.
Op de zaterdag na nieuwjaarsdag 1546 [2 januari], om twee uur in de middag, begon de keizer zijn hofhouding op te zetten tot 's avonds zes of zeven uur toe. Gehuld in zeer kostbare koormantels arriveerden de bisschop van Utrecht, George van Egmond, de abt van de St. Paulusabdij en de abt van Oostbroek (heer Jacob van BaarnGa naar voetnoot267 geheten) voor het Duitse Huis waar de keizer bivakkeerde. Zij werden gevolgd door alle bisschoppen en abten die van elders waren gekomen, alsook door een groot getal hertogen, graven, ridders en edelen, maar alleen de bisschop van Utrecht, de abt van de St. Paulusabdij en die van Oostbroek gingen binnen in de keizerlijke hof. De keizer stond op een platform voor in de kloosterzaal en liet zich door de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]abten kusten elk des keysers hand ende gaven hem elx wijwater ende die keyser kusten elx hoer handen weer.
Ende doe ging die keyser uyt dat hoff te peerde. Ende die keyser mit andere heeren waren in 't rood gekleet, al te peerd. Ende die heeren van den godshuysen waren mit costelyke choorcappen mit processen voor den keyser. Ende wert mit grooter eeren in den dom gebraght, die mit costelyke klederen van onder tot boven behangen was, den keyser toebehorende. Ende dat luyden uytermaten seer, doe den keyser in den dom reed. Ende den keyser ging mit al die groote statie in 't coor. Dat duurde tot 's avons ten seven uuren. Des anderen daags quam die keyser weder mit alsulken staet in den dom, al mit swart gecleed ende heeren van de orden ook.
Anno 1546 besteede joffer Anna van Bilant op ons choor een niuw gestoelt te maken, mit een stoel daer die priester onder de misse des hoogtydens op sitten aen die rechter syde, ende aan die linker side een schone kasse daer men allen kerkenwerk in leggen magh, mit een schone lectryn daer die metten ende misboeken op leggen mogen te midden wegen op dat choor. Ende aen byde syde van 't altaar worden langs al kis[t]kens gemaackt daar de jofferen haar gebedeboekskens inne leggen, ende noch een lexenaer ende lamp voer 't altaer. Dit werk heeft gekost f. 294 karoliguldens, betaalt by Ott van Bylant voor joffer Anna syn dochter, des sonnendaghs na Beloken Paeschen anno 1547. Die segslieden van dit werk waren Jan Wyck Dircxzo[o]n van wegen de kistmaker, m[eeste]r Dirk Hendrixsoen. Ende Willem Bor van Amerongen ende Antonis van Zulen van Nivelt, maarschalk van 't Nedersticht waren segsluden van joffer Anna van Bilant.Ga naar voetnoot19 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]bisschop en de [beide] abten de hand kussen. Zij gaven hem ook allemaal wijwater, waarop de keizer op zijn beurt hun handen kuste. Toen reed de keizer op zijn paard het klooster uit. De keizer en andere heren [van zijn gevolg] die ook te paard waren, waren in het rood gekleed. De kanunniken hadden kostbare koormantels aan en vormden een processie om de keizer met groot eerbetoon naar de Dom (die van boven tot onder was behangen met kostbare, door de keizer geschonken kleden) te begeleiden. De intocht in de Dom [gebeurde] onder voortdurend beieren der klokken. De keizer ging met alle aanzienlijken uit zijn hofhouding naar het koor. Dit alles duurde tot 11 uur in de avond. De volgende dag kwam de keizer weer met dezelfde hofhouding naar de Dom, allen in het zwart gekleed, de leden van de geestelijke ordes ook.Ga naar voetnoot268
In het jaar 1546 schonk joffer Anna van BylandGa naar voetnoot269 [geld] om een nieuwe zetel te maken voor de priester, ter rechter zijde [van het altaar in het koor], om op te zitten tijdens de mis op kerkelijke feestdagen. [Zij schonk] aan de linkerzijde een mooie kast waar men alle zaken voor de eredienst in kon leggen, met een mooie lectrineGa naar voetnoot270 waar men de getijden- en misboekenGa naar voetnoot271 op kon leggen midden op het koor. Ter weerszijden van het altaar werden kistjes gemaakt, waar de joffers hun gebedenboeken in konden leggen evenals een extra lessenaar en een lamp voor het altaar. Dit werk kostte 294 carolusguldens en werd betaald door Otto van BylandGa naar voetnoot272 voor [zijn dochter] joffer Anna op zondag na Beloken Pasen [14 april]. De scheidslieden bij [het geschil dat over dit werk ontstond] waren vanwege de maker van de kisten meester Dirk Hendrikszoon: Jan Wyck Dirkszoon. Vanwege joffer Anna van Byland: Willem Bor[re] van AmerongenGa naar voetnoot273 en Anthonis van Zuylen van Nyevelt,Ga naar voetnoot274 maarschalk van het Nedersticht. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Het laatste blad van de kroniek.
[In de marge: de abdisse Henrica van Erp, schrijfster deser memorie, sterft]
Anno mvc xlviii sterf vrou Henrica van Erp op Sint Stevensdagh na Corsmisse. Ende was gekoren abdisse van desen convente des daags na St. Gillis anno 1503 ende quam in de abdye dynsdags na St. Lammersdags des jaars 1503 voornoempt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Tot hiertoe [het verslag van] Henrica van Erp.
[In de marge: de abdis Henrica van Erp, schrijfster van deze memorie, sterft]
Op St. Stevensdag na Kerst [tweede kerstdag, 26 december] van het jaar 1548 stierf abdis Henrica van Erp. Op de dag na Egidiusdag [2 september] was zij tot abdis verkozen. Zij nam deze functie op zich op de dag na St. Lambert [18 september] van het genoemde jaar 1503.Ga naar voetnoot275 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Vrou Johanna van HoenbroeckGa naar voetnoot20 gecoren abdisse in 't jaar 1549 op vrydags ende doe was sy out 38 jaare ende wort geconfirmeert des dynsdags na St. Lamersdagh ter presentie van meester Ludolf van der Veene, domdeken 't Utrecht, heer Herman van Lokhorst, deken tot Oudemunster ende meester Willam Buser, notaris. Ende had die vrouwe laten bidden, want sy hier geen magen en had, meester Peter van Amerongen en meester Jacob van Amerongen, canoniken St. Marien, m[eeste]r Jan van Amerongen, canonik St. Jan.
[In de marge: oncost aan de niuwe abdisse doen sy aanquam]
Ende schonck die vrou aan den domdeken een rosenobel ende den vicarius xii ellen dun doex tot een choorkleet, want hij geen gelt en woude hebben, die el tot 9 stuyvers ende die dekens dienaers ende notarius dinaers te samen anderhalf philipsgulden, die capellaan xv stuyvers, ende m[eeste]r Willem Buser voor die electie ende confirmatie te samen te besegelen twee goude ecclesieschilden, ende van 't schrijven eenen gouden enkele gulden van gewichte. Maer die electie soude dat convent hebben laten schrijven, dat en wisten sy doen niet. Item de notaris die de geboden hier in de kerk dede had x stuyvers. Ende mijn genadigen heer biscop hadde van de confirmatie xxx goude guldens van gewighte. De maaltyt costen aen wyn en spyse, end[e] 't geback, doe de vrou geconfirmeert worde, drie rynse guldens en 14 stuyvers.
[In de marge: voorrecht der abdisse] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Op vrijdag [2, 9 dan wel 16 september] in het jaar 1549 werd Vrouwe Johanna van HardenbroekGa naar voetnoot276 tot abdis verkozen. Zij werd als abdis bevestigd op dinsdag na St. Lambertusdag [20 september], in aanwezigheid van mr. Ludolf van den Vene, deken van de Dom te Utrecht, heer Herman van Lokhorst, deken van Oudmunster en mr. Willem Buser, notaris. Ook had vrouwe [Johanna], omdat ze hier geen familie had, uitgenodigd mr. Jacob van Amerongen en mr. Peter van Amerongen, kanunniken van St. Marie en mr. Jan van Amerongen, kanunnik van St. Jan.Ga naar voetnoot277
[In de marge: onkosten gemaakt bij gelegenheid van de intrede van de nieuwe abdis]
Aan de deken van de Dom schonk de abdis een rozennobelGa naar voetnoot278 en aan de vicarisGa naar voetnoot279 twaalf el dun doek om een koorkleedGa naar voetnoot280 van te maken. Deze laatste wilde namelijk geen geld hebben. Per el kostte [het kleed wel] negen stuivers.Ga naar voetnoot281 De dienaren van de dekens en van de notaris ontvingen met elkaar anderhalve filipsgulden, de kapelaan 15 stuivers. [Notaris] mr. Willem Buser ontving voor het bezegelen van de verkiezing en van de bevestiging samen twee gouden kerkschilden.Ga naar voetnoot282 Voor het schriftelijk vastleggen ontving hij één enkele goudguldenGa naar voetnoot283 van [goed] gewicht. Men wist op dat moment echter [nog] niet, dat de verkiezing schriftelijk door het klooster vastgelegd had moeten worden. De notaris die de voorschriften hier in de kerk voorlas ontving tien stuivers. Mijn Genadige Heer de bisschop kreeg voor de bevestiging [van de verkiezing] dertig goudguldens van [goed] gewicht. De bij gelegenheid van de bevestiging van de abdis aangeboden wijn en het eten [van de toen genuttigde, gezamenlijke] maaltijd en het gebak kostten drie rijnse guldensGa naar voetnoot284 en vijftien stuivers.
[In de marge: voorrecht van de abdis] | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Item een vrou sal maken een priorinne mitten ou[d]sten joffere van den convente, die bequaemste daertoe settende. Ende dan sal men die priorinne bevelen dat sy haar in gene saecken tegens de vrouwe sel stellen, noch doen naar inhout der regulen van 't capittel, dat hiet De Preposito Monasterii. Ende sy sal al dubbelt hebben uyt den kelre sonder bier en broot ende sy sal half dubbelt wyngelt hebben als men hier een kynt cleet ende sy sal ook een half verken hebben mitten convent.
Anno 1570 sterf vrou Johanna van Hardenbroek op 17 januarie. 't Zelfde jaar wort vrouw Maria van Zulen vrou gecoren en sy storf den 19 may des jaars 1579.
Den 17 dagh van februarie quam den abt van Sint Paulus mitten tresorier Bruhesen in den dom ende hoorden die keure van den jofferen. Daar worden gedroncken xi kannen wyns, de kan v stuyver. Ende is mitte selve keure vande jofferen Peter Schau ten hoff gesent, daer hij af had f. 10 - 16. Betaalt den 7 aug. 1570. En dat bleef staan tot den 22 juny 1571.Ga naar voetnoot21 Doe sont mij de secretaris van den hartog van Alba eenen brieff, dat de hertog mij vrou gemaackt hadde ende soude ten hove senden om den brieve van nominatie. Ik sende daer een goet | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Een [nieuwe] abdis moet samen met de oudste joffers van het kloosters ook een priorin kiezen, iemand die het meest geschikt voor die functie is. [Bij haar aanwijzing] zal men haar opdragen om zich in geen enkel opzicht op te stellen tegenover de abdis, maar zich te conformeren aan de inhoud van het hoofdstuk uit de Regel [van Benedictus] getiteld ‘de Preposito Monasterii’.Ga naar voetnoot285 Zij zal uit de kelder van alles het dubbele van [een normaal deel] ontvangen, met uitzondering van bier en brood alsook anderhalf maal het [normale] wijngeld dat wordt gegeven wanneer een kind intreedt in het klooster en ook zal zij, [samen] met de joffers van het klooster een half varken krijgen.
Op de 17de dag van januari 1570 stierf Vrouwe Johanna van Hardenbroek. In hetzelfde jaar werd Vrouwe Maria van Zuylen tot abdis verkozen. Zij zou sterven op 19 mei 1579.
Op de 17de dag van februari [1570] kwam de abt van de St. Paulusabdij met thesaurierGa naar voetnoot286 Bruhesen naar de Dom om de uitslag van de verkiezing van de nieuwe abdis van Vrouwenklooster te vernemen. Bij die gelegenheid werden elf kannen wijn gedronken [per kan van vijf stuivers]. Peter Schau is met de voornoemde verkiezingsuitslag naar het HofGa naar voetnoot287 gestuurd. Daarvoor ontving hij 10 gulden en 16 stuivers, die hem betaald zijn op 7 augustus 1570. [Intussen] moest men [op formele bevestiging vanuit Brussel] wachten tot 22 juni 1571.
Toen zond de secretaris van de hertog van Alva een brief met bericht dat de hertog mijGa naar voetnoot288 tot abdis benoemd had en dat ik iemand moest sturen om de benoemingsbrief op te halen.Ga naar voetnoot289 Ik zond toen een goede vriend daarheen, die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]1619 St Petronella's kapelletje De Bilt.
vrient, daer wel bekent. Die verteerde ende verrysde tot tweemael f. 14 - 7 - 8. Aan den secretaris van den hartoge genaamt Courteville voor salaris en leges f. 53 - 14, de cantoorkneght voor leges ende bodenbroot f. 12 - 11. Die brieven van nominatie waren onder den secretaris van de coninglyke majesteyt Vander Eyck. Heb voor syn leges moeten geven f. 16 - 16, syn cantoorkneght ses gulden, ende in die audiëntie van 't zegel f. 6 - 2 -. Ende doen sondt den eertsbisschop hier om informatie, of die jofferen daarmede tevreden waren ende liet mij inleyden. Doe schenkte inGa naar voetnoot22 den biscopdienaer 32 stuyvers, ende mijnen genadigen heer gegeven voor syn confirmatie 20 gulden mittet segel, ende Lamsweert voor 't schrijven 36 stuyvers. Doe mijn heer de vicaris hier quam ende confirmeerde mij ende nam mij den eedt of. Doe schenkte ik synen secretaris die de brief las voor de jofferen van de confirmatie 21 stuyvers. Mijn vrouw heeft byde die maaltyde selfs betaalt van wyn en speys doe sy opgelyt wort ende doe sy geconfirmeert wordt. Doe mijn vrouw dood was, sant de president te hoof Dirk Verbeek, ontbidende dat mijn vrou gerust was ende brocht de commissie wederomme aan mijn heer van St. Paulus ende Bruhesen. Daar heb ik hem af gegeven twee gulden ende Bruhesen voor twee daggelden 18 gulden. De secretaris heeft gehat 12 gulden.
Anno 1583 9 july heeft vrou Cathrina van Oostrum den Nonnengroep laten verniwen ende repareren gerechtelijk mit dat gerichte van Zyst bij gerechtsluden ende bueren van De Bilt en Zyst en Baern. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]zijn weg wist te vinden [in Brussel]. Die reisde er heen en verteerde twee maal veertien gulden, zeven stuivers en acht penningen. Aan de secretaris van de hertog, die Courteville heette, werd aan salaris en leges 53 gulden en 14 stuivers betaald, de kantoorbeambte kreeg aan leges en fooi twaalf gulden en elf stuivers. De benoemingsbrieven berustten bij de secretaris van Zijne Majesteit de Koning, Vander Eyck. Aan hem heb ik aan leges [nog eens] zestien gulden en zestien stuivers moeten geven, aan zijn kantoorbeambten zes gulden en bij de audiëntie voor het bezegelen zes stuivers en twee penningen.
Toen liet de aartsbisschopGa naar voetnoot290 vragen of de joffers tevreden waren en of ik geïnstalleerd kon worden. Toen schonk ik de dienaar van de bisschop [die dit kwam vragen] 32 stuivers. Ik gaf mijn Genadige Heer [de aartsbisschop] voor zijn gezegelde bevestiging twintig gulden en LamsweertGa naar voetnoot291 voor het schrijven [daarvan] 36 stuivers. Toen kwam mijnheer de vicaris hier en bevestigde mij en nam mij de eed af. Ik schonk zijn secretaris, die de brief met de bevestiging voorlas aan de joffers, 21 stuivers. Mevrouw de abdis heeft de beide maaltijden, de wijn en het eten bij gelegenheid van haar installatie, zelf betaald.Ga naar voetnoot292
Toen mijn abdisGa naar voetnoot293 gestorven was, zond ik Dirk Verbeek naar de president van het (Utrechtse) Hof met het bericht dat mijn abdis overleden was en hij stelde de abt van de St. Paulus en de heer Bruhesen weer de benoemingsbrief [van de overleden abdis] ter hand. Ik gaf de eerste daar twee gulden voor en Bruhesen als vergoeding voor twee dagen werk achttien gulden. De secretaris kreeg twaalf gulden.
Op 9 juli 1583 heeft vrouwe Catharina van OostrumGa naar voetnoot294 de Nonnengroep laten vernieuwen en herstellen, volgens het [geldende] recht samen met de bestuurders en gerechtigden van het gerecht van De Bilt, van Zeist en van Baarn. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]Vrouwenklooster 1760. Jan de Beijer/Hendrik Spilman.
Hoe men een proven bidt voor de kynder.
Als die prove dan gegeven is. so geeft die vrouwe den vader ofte naaste vrint een muscaet, ende men schenckt dan cruyt ende wijn. De Vader ofte moeder van 't kynt die de prove ontfangen heeft, schenckt de vrou hoer dienstjoffer eenen Badense gulden, of dat hem belieft. Als men dan dat kynt kleden sal, so brengen die ouders een schale wegende 12 loot zilvers, daerin lyt 50 enkelde gulden van 30 stuyvers ende des kynts rentebrief. Die sal tenminsten houden van 10 rijnse gulden des jaars tot des ky[n]ts lijf. Dat kynt sal hebben 2 kappen, twee overrocken, eenen netten pels, enen dagelyksen pels, ende twee boetten te metten mede te gaen. Dat kynt sal oock hebben een kist, een koffer ende ses ellen dun do[e]x, ende ses ellen nachtdoecks, 11 hembden 4 ellen tot hullen, ende een stuck tafelakens tot 32 el lanck. Dat kynt sal hebben een betstede mit een bet, beddekleet, mit een dubbelde en enkelde deeken, mit 4 paar slaaplakens, twe[e] oercussens ende vier oerkussensbladen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Hoe men de verlening van een prebendeGa naar voetnoot295 vastlegt en de intrede van een kind laat verlopen
Als de prebende dan gegeven is, geeft de abdis aan de vader of een naaste vriend een [beker] muskaat of kruidenwijn.
De vader of de moeder van het kind dat een prebende gekregen heeft, schenkt aan de dienstjoffer van de abdis een Badense guldenGa naar voetnoot296 of [zoveel meer als het] hem of haar goeddunkt.
Als men het kind dan het kloosterhabijt aantrekken gaat, dan brengen de ouders een zilveren schaal die elf loodGa naar voetnoot297 weegt, met daarin vijftig losse guldens van elk dertig stuivers en de rentebrief van het kind die minimaal tien rijnse guldens per jaar moet garanderen om in het levensonderhoud van het kind te voorzien.
Het kind moet twee kappen hebben, twee overkleden, een pelzen lijfje voor net, een pelzen lijfje voor dagelijks gebruik en twee toortsen om naar de metten te gaan.Ga naar voetnoot298
Het kind moet ook een koffer en een kist hebben en zes el dun doek en zes el nachtdoek, elf hemden, vier el stof voor een omslag en een stuk tafellaken van 32 el lang.
Het kind moet een bedstee met een bed hebben, een beddekleed, een enkele en een dubbele deken, vier paar slaaplakens, twee hoofdkussens en vier hoofdkussenslopen.
Het kind moet zes zitkussens hebben, een psalterGa naar voetnoot299 en een processieboek. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]‘De Bilt buyten Utrecht’ (1620).
Sal mede dat kynt hebben 6 sitkussens, een psalter, en een processyboek. Dat kynt sal ook mede brengen twee tortysen elx van 4 pont wasGa naar voetnoot23 ende een wassen keerse van een pont. Als die vrou wil, soo geeft sy elken joffer van 't kynts gelt 15 stuyvers, de priorinne dubbelt.Ga naar voetnoot24 Die vrouw heeft selfs, dat hoort haer toe, eenen ouden schilt voer hoer doek ende enen ouden schilt voer hoeren ring. Ons biegtvader die 't kynt kleet eenen davidsgulden. Ons twee capellanen, den rentmeester, organist, die vrouwen dienstjoffer, de vrou haar capellaenster, elcks een hoornsgulden, bruytsgelt dat hoer ouders hier gaven. De bruyt offert onder de hoochmisse een hoornsgulden, ende eenen braspenning ofte eenen Hollandsche stuyver. Dat geeft men hoer van dit selfs.
[In de marge: alle officien syn smerig]
Men neempt ook van 't gelt voorseyd13 enkelde philipsgulden, ende die steken an die tortysen. Die boumeester en onsen backer, die dragen die tortysen. Ende men geeft se elk een paer handschoenen mit een braspenning daar in. Die kerk had 4 hoorns gulden voor den krans, die die bruyt op 't hoofd heeft.
Die camenieren hebben 5 hoorns guldens voor die bruyt klederen. Die priester, die de hooghmisse dient, heeft heeft [sic!] 13 stuyvers. Die boumeester, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]Het kind moet ook twee toortsen meebrengen van elk vier pond [was] en een wassen kaars van een pond.
Als de abdis dat wenst, schenkt zij elke joffer van het door het kind ingebrachte geld vijftien stuivers en de priorin het dubbele.
De abdis ontvangt zelf - dat komt haar rechtens toe - een oud [gouden] schildGa naar voetnoot300 voor haar hoofddoek en een oud schild voor haar ring.
Onze biechtvader, die het kind installeert met haar habijt ontvangt een davidsgulden.Ga naar voetnoot301 Onze twee kapelaans, de rentmeester, de organist,Ga naar voetnoot302 de dienstjoffer van de abdis, de kapelaansterGa naar voetnoot303 ontvangen elk een hoornsguldenGa naar voetnoot304 [afkomstig] uit het door de ouders hier gegeven bruidsgeld.
Onder de hoogmis offert de bruidGa naar voetnoot305 een hoornsgulden en een braspenning of Hollandse stuiver,Ga naar voetnoot306 [afkomstig] uit haar eigen beurs.
[In de marge: alle officiën zijn smerigGa naar voetnoot307]
Van het genoemde geld neemt men dertien aparte filipsguldens [om] de aan te steken toortsen [mee te betalen] die gedragen worden door de boer van het klooster en onze bakker. Elk [van deze twee] geeft men een paar handschoenen met een braspenning daarin. De kerk[fabriek] ontvangt vier hoornsguldens voor de krans die de bruid op haar hoofd draagt.
De kameniersGa naar voetnoot308 ontvangen [voor het maken van] de bruidsjurk vijf hoornsguldens. De priester die dienst doet bij de hoogmis krijgt dertien stuivers. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||
[Editie]backer, keukenmoeder, vuyrhuysmoeder elx 13 stuyver. Al die andere kneghs en maagden elx voor[t] een braspenning. Ende dit neempt men al van dat gelt dat het kynt mede brengt, ende al dat daar dan overblijft, dat heeft men in die koecken voert. Als men een kynt heymelyk kleet, geeft men een schaal van 12 loot zilvers, daer lyt des kynts rentebrief in, ende 81 rijnse guldens current, ende 32 tafellakens. Ende geeft des kynts vader elk joffer, die priesters, die vrouw priorinne, elx dubbel gelt, horen capoen, ende hoeren wijn. Ende de vader geeft dat convent een eerlijke maaltyt, maar 't convent besorght scouwer ende rugt vlees, boter, bier, ende broot, maar als sy meer dan vijf of ses paar volks hebben, so comen sy 't convent te bate van die grove spyse.
Dusverre het cronykye van Henrica van Erp, abdisse van Vrouwenklooster buyten Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||
[Hertaling]De [klooster]boer, de bakker, de opzichteres van de keuken en de opzichteres over het stookhok krijgen elk dertien stuivers. Alle andere knechten en dienstmeisjes krijgen ieder één braspenning, alles te bekostigen met het geld dat het kind meebrengt. Alles wat er dan nog over blijft, is voor de onkosten die voor de bediening gemaakt moeten worden.
Als men een kind in het verborgene in laat treden, dan moet een zilveren schaal van twaalf lood worden gegeven, met daarin de rentebrieven van het kind, en 81 rijnse gulden van courant gehalte, en 32 tafellakens. Bovendien geeft de vader van het kind aan elke joffer, aan de priesters en aan mevrouw de priorin ieder het dubbele geld, een kapoen en wijn. De vader geeft de kloostergemeenschap bovendien een royale maaltijd, maar het klooster moet vlees van de schouder en de rug voor zijn rekening nemen, boter, bier en brood. Als er echter meer dan vijf of zes paar mensen zijn, dan helpen [de ouders] het convent met landelijke kost [voor de gasten].
Tot hier [loopt] het kroniekje van Henrica van Erp, abdis van Vrouwenklooster buiten Utrecht. |
|