verwerven, de geneeskunst uitgeoefend. Maar door toedoen van zijn rivalen is hij uit zijn positie verdreven, om geen andere reden dan dat hij de doctorstitel nog niet had verworven die hij nu uit Italië meebrengt. Tevoren was ik niet met hem bekend, maar zo te zien is hij een bescheiden, kundig en eerlijk man. Over zijn geleerdheid wordt uitvoerig getuigenis afgelegd door de brieven van twee artsen: Manardo, zonder meer de geleerdste arts van onze tijd, en Anselmus Ephorinus. Naar ik hoor, koestert u met buitengewone trouwhartigheid mannen die zich aanbevelen door hun geleerdheid en kunde (het verheugt me dat onze vriend Ambrosius Pelargus een van hen is) en als u Nyder aan hen zou toevoegen, zou u niets nieuws doen, maar handelen naar uw gewoonte. Hij vraagt alleen in zijn vroegere positie te worden hersteld als er in Koblenz een plaats vrij is voor een gesalarieerde arts. Het salaris is mager, namelijk zestig gulden, maar daarmee zal hij genoegen nemen. Als uwe excellentie mij iets zal bevelen, zult u in mij een dienaar aantreffen die tot elke gehoorzaamheid bereid is. Ik bid dat God u in alles behoedt en zegent.
Gegeven te Freiburg im Breisgau, 27 september 1534
Erasmus van Rotterdam, met zijn door jicht geplaagde hand