De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2833 Van Ambrosius Pelargus
| |
[pagina 155]
| |
drietal dat daar sterk op lijkt, mocht dat bestaan. Toch lijkt dit tweetal me weinig geschikt als symbool van wederzijdse vriendschap, aangezien het nauwelijks genegenheid uitdrukt. Als je het wilt zien als een symbool van wederzijdse genegenheid omdat het om een tweetal gaat, had je beter een paar hoenders of kwartels kunnen toesturen. Maar als je het zo wilt zien omdat het van goud is, geef ik toe dat goud het symbool is van genegenheid. Maar verder vertonen de verborgen gouden afbeeldingen onvoldoende tekenen van liefde en staan ze ook niet samen op één plaats; als ze waren samengebracht als in een omhelzing, was er enige hoop geweest dat ze zich uiteindelijk zouden verenigen en zo met tweeën iets zouden voortbrengen. Wat dus niet kan worden verwacht van het tweeluik, namelijk dat de gelukkig herstelde eendracht tot een nog gelukkiger hereniging leidt en tussen ons bestendig en duurzaam mag zijn, dit wens, hoop en verwacht ik van de heilige Drievuldigheid, door wier goedgunstigheid zal gebeuren dat onze deugdelijk herstelde verstandhouding niet gemakkelijk uiteenvalt, gezien wat er is ontstaan. Dit Drietal is dan ook niet onvruchtbaar, zoals blijkt uit de volgende woorden uit Jesaja: ‘Zou Ik die anderen heb doen baren, zelf niet baren? En zou Ik die anderen een nageslacht geef, zelf onvruchtbaar zijn?’Ga naar voetnoot2. Maar ik houd op met jou te dollen. Het ga je goed, dit zeg ik van harte. |
|