De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet de illustere jonge vorst Willem, hertog van Kleef, Gulik en Berg, graaf van Mark en RavensbergIn de oudheid, zeer illustere vorst, niet alleen bij de Grieken maar ook bij de Romeinen, liet men bij rechtszaken voor de aanklagers en verdedigers een bepaalde hoeveelheid water door de waterklok lopen, om te voorkomen dat een overbodige woordenstroom de rechters zou vervelen en ook de zaak zelf zou benadelen, en ten slotte de weg zou versperren voor anderen die een pleidooi wilden houden. Maar bij filosofische voordrachten heeft men die gewoonte niet; daarbij mag zo lang gesproken worden als de toehoorder met enthousiasme in zich opneemt wat er gezegd wordt, vooral als er iets gezegd wordt wat bijdraagt tot de algemene ontwikkeling of een goed en gelukkig leven. Daarom gaf Plato Antisthenes, die te lang aan het woord was, op een heel elegante manier een waarschuwing: ‘Je weet blijkbaar niet’ zei hij ‘dat de maat van een redevoering niet de spreker, maar de toehoorder is.’Ga naar voetnoot1. Evenzo werd Carneades, toen hij al te luid aan het oreren was, door het hoofd van de sportschool verzocht zachter te praten; toen hij de man van de sportschool vroeg of hij een richtlijn kon geven, antwoordde die bijzonder ad rem: ‘Je vraagt dat aan mij, maar daarvoor kun je beter bij je toehoorders terecht!’Ga naar voetnoot2. Tegenwoordig zien we dat sommigen niet met waterklokken, maar met zandlopers een feestmaal afmeten. Ik moet inderdaad zeggen dat dit zinvol is als je probeert sober te leven, en zelfs hard nodig, althans in het geval van mensen die nooit van tafel kunnen gaan tenzij ze als bloedzuigers zo opgezet zijn, dat ze bijna barsten en uit elkaar springen. Maar het zou volgens mij niet passen bij iemand die voorname mensen met een verfijnde smaak feestelijk wil onthalen. Zo iemand hoort de hoeveelheid die hij klaarmaakt af te meten aan de eetlust van de gasten. Maar bij deze stof nam ikzelf de rol van gastheer op me. Nadat ik de maaltijd die zoveel gangen had als er bedrijven in een komedie mogen, met een niet helemaal onbeduidend nagerecht had uit- | |
[pagina 351]
| |
gebreid,Ga naar voetnoot3. meende ik mijn rol zo te hebben gespeeld, dat ik, zo niet een Lucullus, dan toch misschien een deftige gastheer met een goede smaak zou kunnen lijken. Ik was zelfs bang dat ik in de ogen van voorstanders van soberheid me eerder aan overdaad dan aan karigheid schuldig zou maken. Maar zodra het werk uitkwam, vond het zo gretig aftrek, dat men er de drukker meteen opnieuw om begon te vragen, of dit nu komt door de aard van de gekozen stof of, wat ik eerder denk, door de aard van uw persoon, zeer geachte vorst, want wij hebben er vertrouwen in dat u niet alleen het gebied waar u heerst, maar ook de wetenschap geluk zult brengen. Daarom hebben we aan de eerdere zes boeken, die we herzien en vermeerderd hebben, er twee toegevoegd, die u een souper, dessert of, zo u wilt, friandises kunt noemen, om bij het beeld van een gastmaal te blijven. Het ga u goed. |
|